Winnaar ‘Onderzoek’
‘Maar ja, de oorlog hè. Het is vechten of doodgaan’
Onrealistisch, vinden agenten uit Kunduz het idee dat ze niet zullen vechten. ‘Het leger kan het niet aan. Wij móeten vechten.’
Agenten in de Afghaanse provincie Kunduz zien het als hun taak om te vechten tegen terroristen. De mannen willen dat ook graag: om burgers en hun familie te beschermen tegen geweld. Toch wil de Nederlandse regering een ‘contract’ tekenen met Afghanistan, waarin wordt beloofd dat de agenten die zijn opgeleid door Nederlanders niet worden ingezet bij militaire operaties om actief te vechten tegen Taliban.
De Afghaanse agenten snappen ‘weinig tot niets’ van het plan van Nederland. Aan politie die alleen achter winkeldieven aangaat en door de straten patrouilleert, is weinig behoefte in Afghanistan, zeggen ze. De Volkskrant plukte willekeurig zes politietrainees op de politieschool in Kunduz uit de les en sprak uitgebreid met ze over hun dagelijks leven als agent in het door oorlog verscheurde Afghanistan en hun betrokkenheid bij gevechtsoperaties. Hun relaas laat zich samenvatten in één zin: Ze vechten om te overleven.
Overlevingskansen
Abdul R. (circa 35 jaar) uit de naburige provincie Takhar, schudt zijn hoofd als hij hoort over het plan van de Nederlanders om politie niet te laten vechten: ‘Het staat totaal los van de realiteit in Afghanistan. In mijn district bijvoorbeeld, wordt politie vaak aangevallen door terroristen. Als de politie niet tegen ze vecht, maar wacht tot het leger komt helpen, is het te laat. Dan hebben ze ons al gedood. In afgelegen Afghaanse districten is namelijk geen leger. Die zitten alleen in het centrum van Takhar. Op het platteland moet je als politie vechten om te overleven.’
Hij benadrukt dat politie ‘dus niet alleen bij checkpoints moet blijven staan en op straat moet patrouilleren, maar actief moet jagen op terroristen en ze helpen uit te schakelen’. De belangrijkste motivatie van Abdul R. om zijn baan als winkelier een jaar geleden op te geven en bij de politie te gaan is zelfs om beter te leren vechten: ‘Ik ben bij de politie gegaan omdat ik denk dat ik zo betere overlevingskansen heb. Ik heb gehoord dat de Taliban nu ook naar Noord-Afghanistan komen, naar ons district. Ik moet leren vechten om ze te kunnen verslaan. Ik moet mijn familie beschermen. Anders gaan we straks allemaal dood.’
‘Taliban zijn wild en bruut. Ik heb eens gezien hoe Taliban een agent doodden op een gruwelijke manier. Eerst hakten ze zijn handen af, toen werd zijn schedel ingeslagen. Ik wil mijn vrouw en kinderen beschermen tegen deze bruten, daarom zit ik bij de politie.’ Het is gevaarlijk om bij de politie te gaan, weet Abdul R. ‘Taliban willen je doden. Maar we moeten dat gevaar accepteren. We moeten onszelf leren beschermen en zorgen dat de Taliban niet de macht overnemen.’
De zesweekse training die hij nu op de politieschool van Duitse trainers krijgt, is niet lang genoeg, vindt Abdul R. Maar hij is blij met alle lessen die hij kan meepikken. Het belangrijkste wat hij leert als agent is: ‘Reageren op aanvallen van terroristen op checkpoints, zoals we vandaag op school naspeelden. Vervolgens terroristen achtervolgen en uitschakelen in huis. Leren hoe je jezelf moet beschermen tegen mijnen die in de grond zitten, is ook belangrijk’. Wat hij mist op de politieschool? ‘We leren nu vooral hoe we moeten reageren op een aanval. Ik wil ook leren hoe we uit onszelf gebouwen en dorpen moeten doorzoeken om terroristen te vinden en uit te schakelen. Dat heb ik straks nodig in mijn district als de Taliban komen.’
Vechten voor macht
Het verhaal van Abdul R. als agent in Afghanistan, blijkt geen uitzondering. Bij de schietbaan van de politieschool in Kunduz treffen we Hasib (circa 25 jaar), een jongen met een trieste blik die acht maanden geleden bij de politie ging. Zijn hele leven is het al oorlog, vertelt Hasib. Vechten zit in zijn bloed en ook in dat van zijn familie. Zijn vader vocht tegen de Russen en Taliban vanuit de Panjshirvallei. Kleine Hasib hielp zijn vader met radioverbindingen maken. Vechten is zijn hobby, zegt hij. Hasib vindt het volstrekt onrealistisch dat hij straks als agent niet zal vechten. ‘We worden regelmatig aangevallen. Ik wil ook graag leren hoe ik zelf aanvallen moet uitvoeren op terroristen. Dat is heel goed om te leren, want dat moet ik straks ook doen.’
Hasib is gestationeerd in Kabul, maar werd tijdens zijn korte diensttijd al meerdere keren als agent uitgezonden naar ‘vechtprovincies’ Kandahar en Kunduz. Ook Hasibs motivatie om bij de politie te gaan, is om te leren hoe hij moet vechten. ‘In Afghanistan is het vaak oorlog. Het is belangrijk om te kunnen vechten en macht te hebben. Een familielid van mij is nu commandant in het leger. Als ik sterk genoeg ben, geeft hij mij tien soldaten en kan ik mijn eigen groep leiden’, zegt hij. ‘Mijn toekomst is in het leger.’
Het belangrijkste dat Hasib leert op de politieschool: ‘Leren hoe je iemand arresteert, bijvoorbeeld een Talib. En hoe je je vriend moet redden als hij gewond is. Ik weet nu hoe ik een arm kan afbinden om het bloeden te stoppen. Ik kan ook mezelf redden. Ik kan zelfs mijn eigen arm afbinden als ik ben geraakt door een mijn of een kogel.’ Het zijn niet direct vaardigheden die je associeert met het werk van een civiele politieagent, maar het is wel de realiteit van mannen als Hasib en Abdul R.
Talibanbolwerk
De 23-jarige Amir ontmoeten we als hij leert marcheren op de politieschool. Marcheren is ook niet direct een politietaak, maar Amir is er blij mee, want voor hem is agent zijn hetzelfde als soldaat, vertelt hij als hij even later een sigaretje rookt op een stoepje van zijn school. Amir komt uit Talibanbolwerk Archi, een district in het noorden van Kunduz. ‘Ik heb mij een jaar geleden aangesloten bij de burgerwacht (militia) in Kunduz om te vechten tegen Taliban. Vijf maanden heb ik gewacht om officieel bij de politie te komen. Nu is het eindelijk gelukt.’
Amir heeft een uitzonderlijk moeilijke keuze moeten maken toen hij agent werd. ‘Ik ben Pathaan dus in zekere zin vecht ik als politie tegen mijn broeders (Taliban uit zijn district zijn Pathanen). Maar het zij zo. Ik haat de Taliban, want ze kwamen naar mijn district Archi en sloegen en mishandelden mij. Ze maakten mijn land kapot toen ik nog boer was.’ Het is vooral voor hem gevaarlijk om bij de politie te zitten, weet Amir. ‘Ik kan nooit meer naar huis als burger, want Taliban zullen mij doden. Nu ik de keus heb gemaakt om bij de politie te gaan, zal ik tot het einde van mijn leven dit politieuniform en wapen moeten dragen. Zonder wapen doden ze mij.’
Het is belangrijk dat een agent leert vechten, vindt ook Amir. ‘Als je bij een checkpoint staat kun je aangevallen worden. Het is ook belangrijk voor een agent om erop uit te trekken en mee te doen aan militaire operaties in de provincie. Anders laat je burgers in de steek. Agenten zijn er ook voor om terroristen uit te schakelen, uiteraard.’
Amir is zeer uitgesproken over het plan van de Nederlanders om uitsluitend civiele politie op te leiden. ‘Laat ik het zo zeggen: het belangrijkste wat ik op de politieschoolleer, is hoe ik een wapen moet laden en hoe ik moet schieten. En hoe ik een gebouw of gebied schoonveeg van terroristen en dat ik leer vechten in een team. Alleen zo kun je als agent overleven in dit land.’
Geld
De jonge agenten Taha (21), Abdul H. (19), en Kefayatullah (18) zijn bij de politie gegaan om geld te verdienen voor hun familie. Stuk voor stuk waren hun vaders te arm om school te betalen. Ze kunnen niet lezen en schrijven, net als de meeste van hun collega’s, en konden mede daarom geen ander werk vinden. Het salaris van een agent is ongeveer 130 euro per maand, een bedrag dat ze meestal rechtstreeks aan hun vader afstaan om de familie te onderhouden.
Ook al hebben ze geen patriottistische motieven om bij de politie te gaan, vechten willen ze wel. Taha, wiens gezicht als baby verbrandde bij een ongeluk, zegt: ‘Ik vind het wel een goed idee dat het leger vooral vecht met terroristen en dat de politie er is om criminelen te bestrijden. Maar de realiteit is dat het leger het niet alleen aankan. Ze zijn met te weinig. Dus wij agenten moeten ook vechten. Het belangrijkste wat hij leert op de politieschool, vindt hij ook: ‘hoe je een wapen laadt en hoe je moet schieten.’
Abdul H. (19) zit al bijna drie jaar bij de politie, maar krijgt nu voor het eerst een opleiding als agent. Hij is in het verleden regelmatig ingezet bij gevechten en verwacht dat na zijn opleiding ‘uiteraard’ ook weer te doen. ‘In de provincie Badakhshan heb ik gevochten tegen Taliban en tegen dieven. Het is goed als politie alleen tegen criminelen vecht, maar in de praktijk is dat niet mogelijk. Ik vecht mee als mijn commandant dat vraagt.’
Aan zijn gezicht met puistjes te zien, is het twijfelachtig of Kefayatullah al 18 jaar is. Hij zit sinds twee maanden bij de politie om als oudste zoon geld te verdienen voor de familie. ‘Mijn vader zegt dat ik 18 ben, dus mocht ik bij de politie.’ ‘Agent is gevaarlijk werk ja’, zegt Kefayatullah. ‘Maar ik ben niet bang. Ik geloof dat Allah beslist wanneer je dood gaat. Het maakt dus eigenlijk niet uit wat voor werk ik doe. Als mijn tijd is gekomen, ga ik dood. Anders niet.’
‘Als mijn commandant mij vraagt om te vechten, dan vecht ik mee uiteraard’, zegt Kefayatullah met zachte stem. ‘Ik heb geen andere keus. Wij moeten het Afghaanse leger soms helpen met vechten tegen terroristen. Het maakt mij niet uit wat de Nederlanders daarvan vinden. ‘Mijn commandant is mijn baas. Ik doe wat hij zegt. Ik moet deze baan houden, anders hebben mijn ouders, broers en zussen niets te eten.’
Dromen
Als het geen oorlog was in Afghanistan, dan zouden geen van deze jongemannen vechten, noch zouden ze agent zijn, vertellen ze. Hun ogen fonkelen als we vragen naar hun dromen. Abdul R. zou een restaurantje runnen, zegt hij, Hasib was autoverkoper, Taha ambtenaar, Kefayatullah bouwvakker. En Abdul H.? Die droomt van beroemd worden of een baan als taxichauffeur in een rijk land. ‘Maar ja, de oorlog hè? Het is vechten of doodgaan.’