Winnaar ‘Pionier’

Gehard door de mensuur

Zelden is er een toeschouwer van buiten bij. Trouw  was aanwezig bij de mensuur, een eeuwenoude Duitse traditie waarbij studenten elkaar met scherpe degens in het gezicht proberen te raken. Een conservatieve mannenwereld vol rituelen. ‘Na de mensuur ben je nergens meer bang voor.’

Door

Alwin Kuiken namens Trouw

Fertig? Hoch Bitte! – Los!”, galmt het in de kelder van corps Baruthia Erlangen.Buiten is het warm, maar

in de witgepleisterde kelder van één van de oudste (1803) studentencorpsen van Duitsland is het koel. Als het woordje Los nog in de lucht hangt, raken twee houwdegens elkaar. Een vonk spat van de lemmeten. Corpslid Sebastiaan Herold (24, werktuigbouwkunde), neemt het op tegen Reinier van Ramshorst (27, Amerikaans/Engelse studies), het enige lid uit Nederland.

Beiden zijn beschermd door een gepolsterd vest, een band van kevlar rond hun nek en een schermmasker op hun hoofd. Van Ramshorst en Herold trainen voor de mensuur, een eeuwenoude, Duitse traditie waarbij studenten, afgezien van een stalen bril, zonder gezichtsbescherming schermen met scherpe degens. De ruim 200 mannelijke leden van Baruthia Erlangen (even boven Nürnberg) moeten twee mensuren gevochten hebben, willen ze volwaardig lid worden. Een lid dag zich pas na vijf mensuren alumnus noemen. Leden als Van Ramshorst, die ooit onder de haargrens etroffen zijn, zijn te herkennen aan een litteken, de Schmiß.

Hoewel de mensuur een archaïsch imago heeft, zijn er in Europa nog altijd ruim vierhonderd vechtende studentenverenigingen, waarvan 376 in uitsland, enkele tientallen in Oostenrijk, dertien in Zwitserland, één in Letland, één in Hongarije en één in het Vlaamse Leuven. Het vechten gebeurt met de Korbschläger, een houwdegen zonder punt. Het dodelijke duelleren met sabels is lang voor de Tweede Wereldoorlog verboden. Voor de wet geldt het mensuurvechten sinds de jaren vijftig als duel noch sport, maar meer als iets ‘speciaals’. Hoewel er een voorzichtige tendens tot openheid bestaat, vormen de verenigingen een conservatieve, naar binnen georiënteerde stroming in Duitsland die een grote hoeveelheid artsen, politici en advocaten aflevert. Hun ledental nam de afgelopen decennia gestaag af, maar is de afgelopen jaren enigszins gestabiliseerd.

Volgens de één omdat de ‘linkse’ erfenis van 1968 is verdwenen, volgens de ander omdat de naoorlogse ‘ban’ op alles wat conservatief is langzaam afneemt. Meer dan in Nederland blijven alumni, de Alte Herren, betrokken bij de vereniging. Voor bevriende, jongere leden regelen ze stages, soms banen, en als het nodig is springen ze financieel bij voor een minder fortuinlijk corpslid. Er zijn verschillende mensuurvechtende studentenverenigingen, waaronder 164 corpora en 120, soms rechts-radicale, Burschenschaften. Onder meer Otto von Bismarck vocht de mensuur,net als Karl Marx, Friedrich Nietzsche, Alois Alzheimer, Bild-hoofredacteur Kai Diekmann en Peter Ramsauer, verkeersminister in de huidige regering-Merkel.

Willen Burschenschaften het nog wel eens toestaan dat een lid geen mensuren vecht, bij een corps is dat ondenkbaar. Ieder lid moet vechten. Vrijwel nergens in Duitsland wordt harder gevochten dan in Erlangen, bij Neurenberg. De studenten trainen elke dag een uur. Waar sommige verenigingen een treffer onder de brillenhoogte (Tief) hebben verboden, is dat in Erlangen nog toegestaan. Nooit was er in de 210-jarige geschiedenis van Baruthia een journalist aanwezig bij een mensuur. Het kostte Trouw ruim drie jaar om toestemming te krijgen. Voor zover de krant kon nagaan, is het is de eerste keer dat een Nederlands dagblad aanwezig is bij een corpsmensuur sinds het na ziver bod op de verenigingen medio jaren vijftig werd opgeheven.

Min of meer vrijwillig

Nog drie dagen, en dan moet Van Ramshorst het opnemen tegen Germar Seebauer, een begaafd vechter van Onoldia Erlangen, het oudste (1798) corps van Duitsland. Zoals de meeste mensuren is ook deze gearrangeerd, wat wil zeggen dat de deelnemers min of meer vrijwillig deelnemen. Min of meer, want als er een mensuur gepland staat, wordt een van de studenten meestal gesommeerd te vechten. In het geval van Van Ramshorst was er van enige dwang geen sprake. De Nederlander wilde graag nog één keer.

Zijn opponent sommeerde zichzelf: bij zijn vereniging was hij dit jaar de persoon die de gevechten regelt. Hoewel het minder vaak voorkomt, is het niet ongebruikelijk dat een uitnodiging het antwoord is op een provocatie. Anders dan begin vorige eeuw, toen littekens nog echt als eretekens gedragen werden, en studenten deze soms bij zichzelf aanbrachten, gaat het er tegenwoordig wat speelser aan toe. Vaak is zo’n provocatie jennerij, en wil de beledigde zich niet laten kennen. In plaats van de aloude pets met een handschoen in het gezicht volstaat anno 2013 een gescheurd visitekaartje.

Met zeven mensuren op zijn naam heeft Van Ramshorst de meeste ervaring van de twee. Tijdens de laatste keer, drie jaar geleden, kreeg hij zo’n gescheurd visitekaartje. “Er was wat gedoe, waarop mijn opponent wegliep”, vertelt hij tijdens een korte rondleiding door de sociëteit met wenteltrappen, glas-in-lood ramen en balustrades met ornamenten. “Haantjesgedrag, natuurlijk. Een vriend van hem gaf me daarop diens kaartje. Omdat hij niet ervaren was, zei ik: ‘Train nou nog zes maanden’. Hoewel hij mijn advies opvolgde, was hij een half jaar later nog steeds slecht”, lacht Van Ramshorst.

Hij kijkt er met gemengde gevoelens op terug. Hij raakte zijn tegenstander, maar omdat die op het laatste moment zijn hoofd bewoog, kwam er een stuk huid van zijn achterhoofd los. “Dat is uitzonderlijk. Tijdens de mensuur mag je je hoofd niet bewegen. Het gaat er om dat je je zenuwen de baas wordt. Als je alles goed doet, is zo’n ernstige verwonding onmogelijk. Maar omdat mijn tegenstander onervaren was, kon dit gebeuren.”

Zelf werd hij in 2009 geraakt door iemand die onder de naam Stahl door het leven gaat. “Mijn wang hing open. Een kieuw was het. Vanwege de adrenaline voelde ik geen pijn. Maar fijn was het niet. Ik was een paar dagen zwak, omdat ik veel bloed had verloren. Gelukkig is het goed genezen. Zoiets gebeurt één op de vijfhonderd keer en verheugt niemand, ook niet de persoon die de verwonding toebrengt. Ik heb kort geleden nog met de heer Stahl gesproken, we hebben een goede verhouding.”

Zijn mooiste ervaring met de mensuur was eveneens in 2009. “Doordat mijn tegenstander een valse start maakte, had ik meteen een striem op mijn gezicht. Hij wíst dat hij fout zat. Enkele bloeddruppels hadden zich rond de striem verzameld. Ik keek hem aan en schudde nee. Daarna was het echt stréép op stréép. Tijdens de laatste slag voelde ik hoe het zwaard af rolde tegen zijn hoofd, en weer terugsprong in mijn hand. Bij dit soort bewegingen is zo’n houwdegen net een zweep. Uiteindelijk sneed ik hem in zijn oor. Dat bleef gelukkig zitten. Maar de mensuur was toen afgelopen.”

Van Ramshorst is beducht om slechts over de mensuur uit te wijden. “De leden vechten minstens vijf keer in hun leven een mensuur. Dat duurt meestal maar vijf tot tien minuten. Maar we zijn lid tot onze dood. In totaal brengen we dus vele duizenden uren door met ons corps. Er hoort een zekere conservatieve voorstelling van correct gedrag bij, klassieke esthetiek, een groter bewustzijn van geschiedenis. We reizen samen, wonen samen, schuiven aan bij mooie diners, staan elkaar professioneel en privé bij als dat nodig is en helpen corpsbroeders die ziek en oud of blut zijn. Studentes die bij ons op de feestjes komen, doen dit meestal omdat ze bij ons meer stijl ervaren, als dame behandeld worden, echt kunnen dansen en ook een keer een mooie jurk kunnen aantrekken.”

Tijdens een bal ter ere van het 210-jarige bestaan van corps Baruthia Erlangen is duidelijk dat de vereniging diepe wortels heeft in de Duitse samenleving. Joachim Hermann, een Beierse minister, komt spreken over het verschil tussen de ‘goede’ corpora en de ‘slechte’ Burschenschaften. Onder het toeziend oog van de rector van de universiteit dansen Alte Herren van ver in de tachtig tot laat in de nacht. Advocaten, artsen en ingenieurs uit binnen- en buitenland zijn bijeen in wat volgens hen een van de mooiste privézalen van Beieren is. De zwierigste bewegingen zijn van de Corpsschwestern – vrouwen van wie de vader, echtgenoot of broer lid is en daarom vaste gast zijn tijdens deze gelegenheden.

De vraag dringt zich op of dit de bakermat van de Duitse elite is. Is dit een van de geheimen achter het huidige Duitse economische succes? “Dat denk ik niet”, zegt Albrecht Fehlig, lid van de corpsen Brunsviga Göttingen en Bavaria Würzburg en pr-man van twee alumnikoepels die samen 160 mensuurvechtende corpora verenigen. “Daarvoor zijn wij met krap vijftigduizend leden met te weinig. Alle mensuurvechtende studenten maken maar een paar procent uit van hele studentenpopulatie. Er zijn leden die ronduit slecht verdienen en er zijn leden die vermogend zijn. Maar toen het Duitsland in de jaren dertig, en in de jaren tachtig, financieel niet voor de wind ging, had je óók de mensuur.”

Tijdens de training in de kelder krijgt Van Ramshorst het zwaar te verduren. De eerste treffers komen op zijn conto. Maar de Nederlander, die verder niet aan sport doet, raakt al snel in het nadeel als hij het opneemt tegen Benjamin Wagner, de beweeglijke voorzitter van de vereniging. Moe en bezweet, krijgt hij de ene na de andere treffer voor zijn kiezen. “Gelukkig hoef je het maar vijf minuten goed te kunnen. Meestal heb je dan je treffer wel gemaakt”, lacht hij.

“Hoe het voelt om een mens te raken?” Niet veel anders dan deze autoband, zegt hij, verwijzend naar een Phantom, een trainingspop met een autoband als hoofd. “De hoofdhuid is nog geen centimeter dik. Je voelt een pok, net als bij een kokosnoot.” Als Van Ramshorst ziet dat zijn uitspraken worden opgeschreven, schrikt hij even terug. “Dat soort details moet je niet opschrijven. Mensen kijken vast raar op, denken dat wij nazi’s zijn.”

Hitler

Hoewel sommige Burschenschaften rechtsradicale ideeën hebben, gaat de vergelijking tussen de mensuur in brede zin en de nazi’s mank. Hitler zag juist dreiging in de loyaliteit tussen de studenten. Omdat ze weigerden om hun wapens neer te leggen en om hun Joodse leden te royeren, vervingen de nazi’s in 1935 mensuurvechtende verenigingen door de nationaalsocialistische studentenbond.

Het laatste erelid van Baruthia was Maximiliaan Grimmeiß, een Wehrmachtgeneraal die bevelen van Hitler had genegeerd om in een verloren oorlog verder te vechten. Hij overleefde en regelde later dat Baruthia haar huis weer terugkreeg. Dat was in de oorlog ingenomen, eerst door de nazi’s, toen door de Amerikanen. De duizenden corpsstudenten die aan de fronten stierven, worden jaarlijks herdacht. Begin juli werd voor hen in Erlangen tijdens een uitvoerige ceremonie een krans gelegd. “Dit bestond al toen de nazi’s nog geboren moesten worden”, zegt Gottfried Halvorsen,een Amerikaanse oud-schermer die sinds 1978 zijn brood verdient door in Duitse studentensteden de mensuur te doceren. De traditie voert volgens hem terug op riddercodes. “Voor hen was het belangrijk dat je woorden consequenties hadden. Als je de regels van je gemeenschap brak, bijvoorbeeld door iemand te beledigen, of te verwonden, dan had dat gevolgen.

Als je weet dat een ander niet terugdeinst, kan dat escalatie voorkomen.” Voor studenten die in de tijd dat Duitsland nog uit talloze, kleine koninkrijkjes bestond, vaak ver moesten reizen, bleek de houwdegen een goed wapen. Geweren waren zwaar, en onbetrouwbaar. Vanwege de gevaarlijke reizen verenigden studenten uit dezelfde streek zich in Gesell- of Landsmannschaften, de voorlopers van veel van de huidige mensuurvechtende studentenverenigingen. Het werd studenten, als enige samen met de adel en legerofficieren, toegestaan om een sabel of degen te dragen in het openbaar.

Het waren de Burschenschaften die vanaf 1815, nadat Napoleon was verslagen, het verlangen naar vrijheid en tolerantie in Duitsland aanwakkerden, zegt Halvorsen. “Men wilde in die tijd af van dat Franse. Alles wat Duits was, was in zwang. Vanuit die optiek werden de Burschenschaften destijds als revolutionair, als liberaal gezien. Zij zijn gelijk gebleven, maar de wereld is veranderd. Daarom worden ze nu als conservatief gezien. En conservatief wordt in Duitsland helaas soms verward met nazisme.”

Hoewel het in Erlangen rustig is, vliegen er daarom in Duitse steden met radicale linkse groeperingen af en toe stenen door ramen van de corpshuizen en worden leden gemolesteerd. In Göttingen, een studentenstad in het hart van Duitsland, werd een student dit jaar nog bijna doodgeslagen door iemand met een knuppel, alleen omdat hij lid was van een Burschenschaft, vertelde het slachtoffer aan de krant Die Welt.

In dezelfde stad worden momenteel bouwvakkers belaagd die een in de oorlog gesneuvelde toren van het huis van corps Hannovera Göttingen herstellen. Activisten klommen onlangs op de steigers en beten hen toe dat ze niet voor ‘reactionairen’ moeten werken. De Berlijnse senator Michael Büge (CDU) legde vorig jaar zijn ambt neer toen hij in opspraak raakte door zijn lidmaatschap van de Berlijnse Burschenschaft Gothia, een vereniging waarvan sommige leden ideeën hebben die in strijd zijn met de grondwet. Voor hen houdt Duitsland niet op bij de Duits-Poolse grens. Ze zijn tegen de Europese Unie en de multiculturele samenleving.

Oppositiepartijen in de senaat wilden daarom dat hij afstand nam van zijn vereniging. Büge weigerde dat en beëindigde zijn carrière in de senaat. Omdat hij tijdens zijn twintigjarige loopbaan volgens vrienden nooit blijk had gegeven van extreem-rechtse denkbeelden, werd er als blijk van solidariteit door hen een facebookpagina opgericht. Solidarität mit Michael Büge telt intussen 2800 likes, waaronder die van Van Ramshorst. De laatste training voor de mensuur van donderdag is begonnen.

Van Ramshorst heeft de kelder van de sociëteit ingeruild voor het terras van Turnerschaft Alemanno-Palatia, ooit een vereniging die studenten verbond met een interesse in sport, tegenwoordig een gewone, vechtende studentenvereniging. In de schaduw van een reusachtige spar zal Van Ramshorst dadelijk de degens kruisen met de kleinere techniekstudent Yannick Meyer. Erg fit is de 1,94 meter lange Nederlander nog altijd niet. Vanwege alle drukte rond het bezoek van Trouw en de viering van het 210-jarig bestaan van zijn vereniging schoten de voorbereidingen voor een referaat op de universiteit er bij in. Tot diep in de nacht werkte hij voor een bijvak aan een presentatie over een Franse inquisiteur uit de 14de eeuw.

Om het lengteverschil te nivelleren, staat Meyer, gebruikelijk bij de mensuur, op een verhoging. Voor de bewegingsruimte maakt dat niet uit, want bij de mensuur is het bewegen van de voeten, evenals het hoofd, uit den boze. Omdat elke mensuur na dertig ronden beëindigd wordt, kan het ook in Erlangen, waar het verwondingspercentage hoog ligt, voorkomen dat een gevecht afloopt zonder een serieuze verwonding. Maar verreweg de meeste mensuren eindigen met een bescheiden, rechte snee, die wel bloedt maar direct gehecht wordt. Trainingsmaatje Sebastian Herold: “Je krijgt ballen van staal. Als je zo’n houwdegen op je gezicht hebt zien afkomen, ben je daarna nergens meer bang voor.”

Terwijl hij het wapengekletter aanziet, vertelt Herold over een akkefietje waarbij iemand hem te lijf wilde gaan, louter omdat hij van het corps was. “Hoewel die persoon mij wilde slaan, bleef ik kalm. Als ik geen mensuur had gevochten, was de situatie geëscaleerd.” Maar de mensuur is er niet alleen om zenuwen te harden, leggen de corpsleden uit. Het dient ook als ‘filter’ voor ‘meelopers’, ‘zwakkelingen’ en ‘opportunisten’ en, omdat het zo extreem is, moet de gemeenschappelijke ervaring een ‘band voor het leven’ bestendigen.

Vrouwen zijn niet welkom bij de mensuur,ook niet tijdens trainingen. Maar omdat bij een sportgeoriënteerde vereniging als Alemanno-Palatia de regels voor het publiek losser zijn, kan het zomaar gebeuren dat een vrouw toch een training bijwoont. Charlotte Pollman, bijvoorbeeld. Onder de takken van de denneboom ziet ze het zwoegen van Van Ramshorst en Meyer aan. Alleen als er kreten klinken als ‘du Arsch’ of ‘Geil’, kijkt ze op van haar iPad. Hoewel ze vanwege haar forensische studie wel wat bloed gewend is, voelt ze zich bepaald niet aangetrokken tot de mensuur. “Waarom zou ik iemand bezeren die mij niets heeft gedaan?”, vraagt ze zich af.

De avond voor de wedstrijd belt Van Ramshorst. Waarom doet hij dit nog, vraagt hij zich plots af. Is hij er niet te oud voor? Hij realiseert zich dat hij de laatste weken slecht getraind heeft. Tijdens de trainingen heeft hij te vaak ronden van vijf of zes slagen geoefend, zegt hij. Morgen, tijdens de wedstrijd, zullen ze uit slechts vier slagen bestaan.

Tweede familie

Tijdens de avondmaaltijd vertelt hij over het Zuid-Hollandse Ouddorp, waar zijn vader als tandarts neerstreek. “Als mijn openbare school openging, werd ik soms opgewacht door van die domme, gereformeerde jongetjes. Dan schopten ze mijn fiets in elkaar. Ik ben niet voor een klein dorpje geboren, denk ik. Mogelijk ben ik daarom ook naar Beieren gegaan om te studeren. Je zou kunnen zeggen dat ik in het corps een tweede familie heb gevonden.” Met de mensuur kwam hij in aanraking toen hij in 2007 als student geneeskunde in Leuven toetrad tot Flaminea, het enige mensuurvechtende corps in de Benelux. Afgezien van mensuren in Wageningen en Leiden, lang voor de Eerste Wereldoorlog, en een vergeefse poging om rond 2000 in Amsterdam Saxo Bathavia op te richten, gebeurt er in de Lage Landen op mensuurgebied weinig. Het aantal Nederlanders dat in Duitsland de mensuur vecht is op één hand te tellen.

Of de Goerese jongetjes met Van Ramshorsts keuze voor de houwdegen te maken hadden, hij weet het niet. “Wellicht heeft het de bodem gelegd onder mijn koelbloedigheid. Ik schrik minder. Ikzelf ben een uitzondering, in die zin dat ik het vechten misschien ook zou doen als er geen verenigingsleven bij hoorde. Maar veel leden vinden het vreselijk en staan doodsangsten uit, soms al een week van tevoren. Dan is het zelfdisciplinering en een offer om te tonen dat je er met hart en ziel bij bent. De meesten zien het als een noodzakelijk kwaad om zulke verenigingen sterk te houden.”

Voordat de mensuur begint, volgt er in de sociëteit van Baruthia Erlangen een typisch ritueel. Pal voor het portret van oprichter Gottlieb Friedrich Ferdinand Keim moet de vechter, of Paukant, proberen de kurk van een fles sekt in een oude koeienhoorn aan het plafond te schieten. De poging faalt, zoals vrijwel altijd, maar de stemming is uitgelaten. De studenten wensen Van Ramshorst Waffenschwein (geluk). Sommige van hen lopen rond met lang geleden opgedroogd bloed van hun eigen mensuur op hun verenigingslint.

Van Ramshorsts tegenstander heeft intussen op Facebook een ludieke, psychologische aanval ingezet. Op zijn pagina schrijft hij: “Een perfecte dag voor een einschneidendes Erlebnis”,vrij vertaald: een ervaring op het scherp van de snede. Eronder staat een link naar The first cut is the deepest, een ballad van de Britse singer/songwriter Cat Stevens. In colonne vertrekt het gezelschap naar het huis van Onoldia in het centrum van Erlangen, waar het treffen zal plaatsvinden.

Van Ramshorst zal terzijde worden gestaan door een Secondant, een Schlepper en een Testant. De secondant draagt gezichtsbescherming en kan ertussen springen als iemand een fout maakt, of als de gevechtsronde is afgelopen. Hij kan overtredingen bij de scheidsrechter aankaarten. Deze Unparteiische, een ervaren lid van een derde vereniging, zegt uit zichzelf niets; hij is rechter in geval van een klacht. De Schlepper houdt tijdens pauzemomenten de arm van de vechter vast om zijn spieren te ontlasten en geeft vechtinstructies. Om te voorkomen dat een wond geïnfecteerd raakt, desinfecteert de Testant na elke ronde het lemmet.

Na een korte ontvangst mag Van Ramshorst in de grote zaal zijn gevechtstenue aantrekken. De maliënkolder, de bandage van kevlar, een enorme houten medicijnkist en houwdegens liggen verspreid over de houten vloer. Tussen de wapens in glas-in-lood staan nog die van Königsberg, Straatsburg en Breslau, steden die nog gewoon bij Duitsland hoorden toen het raam in 1898 geschonken werd, maar inmiddels in Rusland, Frankrijk en Polen liggen.

Door één van de ramen is te zien dat de inwoners van Erlangen boodschappen doen. Iemand met een tas van elektronicaketen Saturn loopt snel nog even een zebrapad over. Van Ramshorst is nerveus. Terwijl hij zijn tenue aantrekt, wijkt Secondant Ferdinand Freiherr von Lindenfels (23, landbouwkunde), niet van zijn zijde. Hoewel ze tijdens hun beider mensuren respectievelijk één en twee keer getroffen werden, wil het toeval dat dezelfde persoon, de eerder genoemde Stahl, hen beiden een litteken toebracht. Von Lindenfels’ moeder, een van de driehonderd nog levende leden van de beroemde Duitse familie von Siemens, viel bijna flauw toen ze zijn litteken zag, vertelt de Freiherr, een adellijke barontitel in rangorde boven Ritter (ridder), maar onder Graf (graaf ). Maar toen zijn moeder eenmaal gehoord had dat de corpsbroeders ‘fijne kerels’ waren, was het allemaal in orde, zegt hij. Inmiddels gaan de corpsleden in december altijd skiën in Tirol, bij een huis van de tante van von Lindenfels.

Adrenaline

Van Ramshorst staat stil als over zijn hoofd de maliënkolder wordt aangetrokken. Von Lindenfels: “Als je staat waar hij nu staat, hóór je je hart kloppen. Je vóélt je maag samentrekken. Zoveel adrenaline gaat er door je lijf.”

Germar Seebauer, de opponent van Van Ramshorst, staat al op een verhoging om het lengteverschil te compenseren. De speciaal aangerukte arts staat klaar, net als de secondant, de testant en de schlepper van Seebauer.

Van Ramshorst draagt de linten van zijn beider verenigingen, corps Baruthia Erlangen en Flaminea Leuven. De beide studenten kijken stoïcijns. Omdat de weinig comfortabele, stalen bril op hun neus klemt, ademen ze door hun mond. De aanwezige mannen in de zaal zijn gestoken in een zwart pak met das en dragen een twee- of driekleurige lint met hun corpskleuren.

Tussen hen bevinden zich enkele verplicht aanwezige artsen – oud-leden van de vereniging. Het gevecht kan dadelijk alleen maar afgelopen zijn als iemand een fout maakt, als het maximale aantal ronden is behaald of als een arts dat zegt.

Echt mis gaat het bijna nooit, zegt mensuurtrainer Halvorsen. Hij vertelt dat hij tijdens de honderden mensuren die hij heeft gezien tweemaal meemaakte dat iemand naar het ziekenhuis moest. Het laatste dodelijke ongeval vond in de jaren vijftig plaats, toen iemand overleed nadat de wond geïnfecteerd raakte.

Tussen de mannen loopt iemand met een enorme haardos, maar zonder kruin – een noodlottig mensuurongeluk. Het blijkt een van de twee gevallen waarover Halvorsen zojuist vertelde. Tussen de Duitsers loopt ook Rachad Amadouh-Bah, een student uit het West-Afrikaanse Togo. Hij heeft een Schmiß die vanuit zijn linkermondhoek in de richting van zijn oor loopt. Van Ramshorsts opponent Seebauer had hem tijdens diens laatste mensuur geraakt.

Silentium, roept von Lindenfels, voordat hij ‘corpsbroeder’ Van Ramshorst en diens opponent Seebauer aankondigt. De deuren gaan dicht. De mensuurtrainer fluistert: “Ervaring en kracht tegen techniek en finesse.”

Fertig? Hoch Bitte! – Los!”, roept von Lindenfels. Niemand maakt geluid als de wapens elkaar voor het eerst treffen. De beide combattanten houden hun ongebruikte hand reglementair op de rug. De afstand tussen hen beide is precies de lengte van één houwdegen. Eén, twee, drie slagen, een schijnbeweging. Dan springen de secondanten ertussen. Het tempo gaat omhoog. Ronden verstrijken. De ruimte vult zich met de geur van desinfecterende spray, zweet en alcohol.

Geroezemoes. Oude heren lopen heen en weer. Bierpullen bewegen. Seebauer heeft mogelijk een fout gemaakt.  Hij zou zijn hoofd bewogen hebben, een doodzonde. Bij de mensuur geldt: zelfs als je je dekking hebt verloren,  en je het scherpe lemmet op je af ziet komen, mag je niet wegduiken, eigenlijk mag je niet knipperen. Zwakte is niet toegestaan. Wie zijn hoofd beweegt, moet zijn verenigingskleuren inleveren, en wordt geschorst totdat hij een ‘tevredenstellende’ mensuur gevochten heeft. De heren van Onoldia trekken zich terug in de grote zaal. Democratisch zullen ze beslissen of er sprake was van een fout. “Ik hoop dat ze doorgaan”, zegt de mensuurtrainer.

Van Ramshorst neemt de tijd om te controleren of zijn kevlar nog goed zit, en probeert de marteling van de stalen mensuurbril te verzachten. Met de Schlepper neemt hij de laatste strategie door.

De heren van Onoldia hebben besloten. De mensuur gaat verder. En dan gebeurt het. Aanvankelijk is niet te zien wie er geraakt is. Totdat een streepje op het voorhoofd van Seebauer rood kleurt. Omdat het lemmet onder zijn huid is geschoven, hangt een flapje huid los. Het bloed gutst eruit, loopt omlaag langs zijn wang en drupt op de grond. Seebauer zwijgt. Zijn blik blijft stoïcijns. De arts beslist dat het is afgelopen – een volgende treffer zou het flapje kunnen doen loskomen.

Niemand klapt, niemand juicht. Als Seebauer met de arts meeloopt om gehecht te worden, komen de eerste leden van Baruthia Erlangen op Van Ramshorst af om hem de hand te drukken. Na een minuut of twintig betreedt Seebauer, gehecht en wel, de centrale hal van de sociëteit. Zijn ego heeft een knauw gekregen. Toch nodigt hij Van Ramshorst uit voor een Bierjunge, het samen achterover slaan van een halve liter bier.

Het is gegaan zoals Van Ramshorst wilde. Hij heeft goed gevochten, en de ander niet te ernstig toegetakeld. “Omdat het een gearrangeerde mensuur was, had ik dat erg gevonden. Die jongen heeft mij niets aangedaan. Wel jammer dat er zo’n lapje huid losging. Ik had liever een rechte snee gemaakt. Die zijn het mooiste.” De laatste mensuur van zijn leven zit erop. Het is na acht keer mooi geweest, zegt Van Ramshorst. Het leven buiten de mensuur wacht op hem. Een leven met een litteken, maar met zenuwen van staal.

Juryrapport

‘Een goed geschreven en spannend journalistiek verhaal over een onderwerp waar weinigen iets van af weten.’

Alwin Kuiken

Alwin Kuiken van Trouw is er als één van de weinige journalisten in geslaagd door te dringen in de gesloten wereld van de Mensur, een eeuwenoude Duitse traditie waarbij studenten elkaar met scherpe degens in het gezicht proberen te raken. Na lang aandringen kreeg Kuiken toestemming een student te volgen bij zijn voorbereidingen en het daarop volgende gevecht. Het resultaat is een goed geschreven en spannend journalistiek verhaal over een onderwerp waar weinigen iets van af weten. Het leest als een trein en informeert. Kuiken bewijst hiermee dat hij een journalistiek talent is met een goede neus voor nieuws en verhalen die onderbelicht zijn.