Weg uit de hel, weg uit Tacloban

Zes dagen nadat de Filipijnen werden getroffen door de orkaan Haiyan, komt de internationale hulpactie eindelijk goed op gang. Zo is bij het getroffen gebied een Amerikaans vliegdekschip aangekomen om te helpen bij de distributie van voedsel, water en andere hulpgoederen. Maar veel slachtoffers willen niet langer wachten op hulp.

Door

Michel Maas, Eric Feijten en Mattijs van de Wiel namens de Volkskrant en NOS

 

Tacloban evacuatie, schip vertrekt

Door

Mattijs van de Wiel namens NOS

 

‘Geld, heeft u geld voor spijkers?’

Op zijn tocht van het zwaar getroffen Ormoc naar Tacloban voelt het voor Michel Maas alsof hij de hel nadert.

Door

Michel Maas namens de Volkskrant

Het havenstadje Ormoc is zo vreselijk verwoest dat je al gauw denkt dat het niet erger kan. Maar het kan erger. Veel erger. De wegnaar Tacloban volgt het spoor van supertyfoon‘Haiyan’,en algauw wordt duidelijk dat Haiyan in Ormoc pas op gang begon te komen. Golfplaten daken zijn als scheermessen door de lucht geschoten, elektriciteitsmasten zijn geknakt,of zij nou van hout waren of van gewapend beton, en zelfs auto’s zijn opgetild en tegen een boom gekwakt. En nog kan het erger. Uit de tegenovergestelde richting komen vrachtwagens, bussen, busjes en bromfietsen. De stroom is een voor bode van de ergste verwoesting die de Filippijnen ooit hebben gezien. Elk Voer tuig is volgeladen met mensen die de hel ontvluchten. Zij zitten zelfs op het dashboard van een passeren de bus, met de rug tegen de voorruit. Op de bus staat de nieuwe naam van de hel: die heet voortaan ‘Tacloban’.

Het is of de 120 kilometer van Ormoc naar Tacloban steeds verder omlaag voeren,helemaal naar beneden,tot het echt niet meer erger kan. In Kananga hebben rondvliegende golfplaten ‘maar’ 18personengedood. Dat valt mee, denk je bijna. Achttien doden op tweeduizend, of drieduizend, of wat de tellingen ook zeggen. Niemand besteedt daarom aandacht aan dit stadje. ‘Geld,een beetje geld oorspijkers?’, vraagt een vrouw. Zij lacht verlegen. Een man zou graag een dollar hebben Voor wat eten. De mensen zijn beleefd, en bedanken de bezoeker hartelijk voor zijn belangstelling. Zij hadden graag wat hulp gekregen, maar zij begrijpen dat de bezoeker door reist naar Tacloban. Daar is het immers erger.

Hoe dichter wij Tacloban naderen, Hoe meer boom stammen er gebroken zijn. Zelfs de onbreekbare stammen van de reuzenbamboe zijn geknakt. Het aartsbisschoppelijk paleis dat vanaf een heuveltop uitkijkt over het bisdom Tacloban is verfrommeld. In de handen van Haiyan is alles alleen nog maar papier. Ook de kathedraal van Palo kwam aan de beurt:de kathedraal staat nog fier overeind, maar de zon schijnt recht op het altaar. Het dak van de kerk is open getrokken als het deksel van een blikje sardines. Voor de ingang loopt een bloedspoor, het spoor van een lichaam dat hierna de storm is neergelegd en later weggesleept. Dat lichaam ligt nu naast de kerk, waar aan de rand van de begraafplaats een massa graf is gegraven.

Tweehonderd doden liggen daar en Vandaag komt er nog een bij:Perpetua Abano. Een kleine rouw stoet draagt de kist met haar lichaam naar de kapotte kerk. Rond de kerk hangt nog steeds een spoor van de weeë lucht van dode mensen. De geur is vaag en komt bij vlagen. Politieman Garry Fabiola ruikt het niet eens meer. Hij is al vanaf vrijdag in touw, zegt hij. De politie voert een ongelijke strijd, maar veel kan hij niet doen. ‘Er is veel te weinig politie’, zegt hij, ‘en boven dien zijn wij allemaal zelf slachtoffers. Ik heb nog vijf kilo rijst voor mijn gezin: vijf kilo voor vijf mensen.’ Garry heeft honger en hij snapt de plunderaars als geen ander: ‘Nee, ik zal niet op ze schieten. Waarom zou ik. Ik laat ze met rust. Ze hebben honger. Alleen als ik iemand zie die veel meer meeneemt dan hij nodig heeft, neem ik de spullen in beslag.’ Volgens Garry zijn veel plunderaars criminelen, die tijdens de storm zijn ontsnapt: ‘In Palo zijn er zeshonderd weggelopen,in Tacloban honderd. Die stelen nu huis aan huis. Vannacht hebben zij een dokter vermoord toen zij zijn huis leegroofden.’ Vandaag begint de politie met een poging de orde toch een beetje te herstellen. Er is een avondklok ingesteld Om een eind te maken aan nachtelijke plunderingen. Een officier meteen megafoon maakt in de wijk San Jose bekend dat iedereen van acht uur ’s avonds tot vijf uur ’s ochtends binnen moet blijven. Bewoners beginnen Te schreeuwen:‘Waarbinnen?We hebben geen huizen meer!’ De politieman negeert het. Hij staat met zijn voeten in modder die de zee hier vrijdag heeft neer gekwakt. Golven van vijf tot vijftien meter hoog hebben grote delen van de wijk plat gewalsten honderden bewoners gedood. Tussen bergendrijfhouten puin liggen lijken. Mensen passeren ze zonder te kijken. Zij knijpen hun neus dicht, houden mondkapjes voor, of hebben sjaaltjes voor hun monden neus gebonden.

Tussen twee bergen puin staat het Huisje van Tals. Talsen zijn moeder hebben net het wrakhout voor het huisje een beetje weggeruimd,en de vloer gedweild, en nu leven zij weer in hun een kamer woning.‘Wij moeten het nemen zoals het is. Wij hebben geen geld om te verhuizen’, zegt Tals zacht. Op de straat voor het huis ligt een dode. Het lichaam is in lakens en lappen gewikkeld, ernaast ligt een onhandig getimmerd kruis. Dat heeft Tals gedaan.‘Dan Zien de mensen dat daar een dode ligt.’ Tien meter verder op ligt een dode zonder lakens,openen bloot: het lichaam zwart verkleurden ongegeneerd op geblazen. Aan de overkant ligt nog iemand onderste boven tussen het puin. Alleen de benen steken er uit. Verderop liggen er meer, en meer, en meer. Als je de lijken volgt, kom je uiteindelijk bij de zee die al deze mensen heeft verdronken. De zee ligt erbij of hij er niets mee te maken heeft, maar de mensen weten wel beter. In Tacloban speelt niemand meer op het strand.

 

‘Het is de New People’s Army? Weg hier. Weg hier. Draai om!’

Door

Michel Maas namens de Volkskrant

De chauffeur van het busje stopt vaak. Niet omdat dat moet,maar om dat hij tegemoet komen de chauffeurs wil vragen hoe de toestand verderop is. De weg naar Tacloban is niet helemaal veilig. Er gaan geruchten over plunderingen en overvallen.

De chauffeur is er niet gerust op. ‘Stay safe’, roept iedereen als je opweggaat. ‘Be careful.’Zou je niet in een konvooi reizen? Vraag bescherm in gaan het leger! De zenuwen in het rampgebied staan opspringen. Geruchten vliegen in het rond en iedereen gelooft ze: of het nou een gerucht over een aanstaan de nieuwe storm is, of het gerucht over plunderaars. Het zwaar getroffen eiland Leyte heeft een veiligheidsprobleem.

Is het veilig?, vraagt de chauffeur, keer op keer, en tot het dorpje Tungais het dat. Maar daar veranderen de gezichten van de mensenplotseling. Auto’s rijden sneller, motoren remmenniet meer af en zelfs voetgangers beginnen te rennen. In de verte halen mensen de rijst binnen die op het asfalt lag te drogen. ‘NPA’, roept iemand, en ‘Weg hier. Weg hier. Draai om.’ Iedereen maakt rechts omkeert.

Drie politieauto’s komen aangereden lsof zij op de vlucht zijn. Agenten springen eruit en rennen het kleine politiebureau binnen. Daar grijpen zij alle wapens die zij kunnen vinden: geweren en pistolen. Zij rennen heen en weer, de wapens in de aanslag en turen de weg af. De agenten vragen net als de Chauffeur aan automobilisten en bromfietsers of zij iets hebben gezien. Iedereen is in paniek en iedereen is ervan overtuigd dat de ‘NPA’ in aantocht is: de New People’s Army. Deze NPA is een van de tientallen rebellenlegertjes die de Filipijnen nog altijd tellen. Het legertje is al zo oud dat de politiemannen niet eens een antwoord hebben op de vraag waar het voor strijdt.

De New People’s Army is er altijd geweest. Zij komen en gaan als een regenbui. Waarom zij juist nu naar buiten komen? ‘Zij hebben gewoon honger. ‘Wij zijn allemaal slachtoffers van Haiyan’, zegt een politieman.

De paniek duurt twintig minuten en wordt in het begin alleen maargroter. De rebellen zijn ineens overal. Zij komen van twee kanten, auto’s draaien en draaien opnieuw, agenten slepen een boomstammen een omgewaaid reclamebord de straat op om de rebellen tegen te houden, en zoeken vervolgens dekking achter een bushokje.

Een politieman slaat een kruisje met zijn rechterhand, terwijl hij zijn pistool in de linker schietklaar houdt. Hij kijkt bezorgd. Zelfs Gods hulp kan hem nu even niet geruststellen. Maar net als de regen gaan ook de rebellen voorbij. Als duidelijk wordt dat zij niet komen,halen de agenten opgelucht de barricades weer weg. Opnieuw slaat een agent een kruisje, dit keer uit dankbaarheid dat wij allemaal nog leven. Het verkeer hervat zijn loop.

De mensen komen uit hun huizen en spreiden hun rijst weer op de weg. Na nog een paar minuten is het of er nooit iets is gebeurd. Misschien is dat ook zo. Er is geen schot gelost, niemand heeft een rebel met zijn eigen ogen gezien. Het zijn maar de geruchten van een rampgebied en die zijn nooit te vertrouwen. Opgelucht rijden de mensen verder, de ene helft naar Tacloban, de andere naar Ormoc. Het Nieuwe Volksleger (New People’s Army) is een rebellengroep die zich ten doel stelt de Filipijnse regering omver te werpen en een communistische arbeidersstaat te vestigen. De strijdgroep werd dertig jaar geleden als gewapende tak van de communistische partij opgericht door onder anderen Jose Maria Sison, die al geruime tijd in Nederland woont. Manilla beschouwt hem nog steeds als een van de leiders. De omvang van het guerrillaleger wordt geschat op 16 duizend man. De wapens waarover ze beschikken zijn grotendeels buitgemaakt bij aanvallen op politie en leger.

Vredesonderhandelingen met de Filipijnse regering leverden de afgelopen jaren weliswaar akkoorden op, maar die werden telkens geschonden. Van de opstandelingen gaat nog steeds een aanzienlijke dreiging uit.

Het Volksleger probeert buitenlandse bedrijven en investeerders te verjagen met intimidatie en afpersing. Ook kritische Filipijnse burgers zijn doelwit.

 

‘Er was alleen de lucht van lijken’

Door

Michel Maas namens de Volkskrant

Familieleden omhelzen elkaar op de luchthaven van het Filipijnse eiland Cebu. Ze maken zich op om een veerboot te nemen naar de overkant van het water: naar het zwaar getroffen eiland Leyte. Dat ligt nog zes uur varen hiervandaan, maar de orkaanramp die de Filipijnen zo hard heeft getroffen voelt hier in Cebu toch een stuk dichterbij dan in het verre Manilla. De verhalen over de ramp zijn hier niet meer uit de derde hand. Ze worden verteld door de overlevenden zelf.

Luisita Alvarez zit meteen groep familieleden in de vertrekhal. Ze eten maaltijden uit plastic bakjes: ‘Gekregen’, glundert Luisita, ‘net als deze kleren. Ook gekregen. ’Luisita was in Tacloban, de grotendeels verwoeste provinciehoofdstad van het eiland Leyte, toen de tyfoon kwam. Die blies eerst het dak van haar huis, zegt ze, en toen kwam het water.

‘De zee kwam vijf meter omhoog. Ons huis had drie verdiepingen, maar wij moesten ons aan de dakspanten vasthouden, terwijl de slangen om onze voeten zwommen. De zee kwam zo hoog: wij konden de bungalows niet meer zien. Toen het water was weggetrokken was alles weg. De hele stad.’ Haar schoonmoeder en schoonzus kwamen om in de vloedgolf. ‘Wij konden ze niet helpen, wij konden ze niet balsemen en wij konden ze niet begraven. Wehebben ze neergelegd in de kerk. Zij begonnen al te …’ Ze wijst met haar vingers naar haar neus. De voorbije dagen waren een hel. Er was geen eten, geen drinken, geen stroom. Alleen de lucht van de lijken. Drie dagen hielden ze het vol. Toen zijn ze vertrokken. Je was je leven niet meer zeker in Tacloban. Mensen begonnen winkels te plunderen, en later ook huizen. Toen begonnen de berovingen, die worden toegeschreven aan ontsnapte gevangenen. Bewakers zetten de poorten van de gevangenis van Tacloban open omdat ze bang waren dat de gevangenen anders zouden verdrinken.

De criminelen terroriseren nu de omgeving. Luisita: ‘Het was niet meer veilig. Als je eten had, trokken ze dat uit je handen, en als je het niet wilde geven staken zij je met een mes. De politie deed niets, kon niets doen. De mensen hadden honger.’

Tacloban had na de ramp nog maar twintig politiemannen. De rest was óf dood, óf druk met het redden van de eigen familie.

 

Te voet naar een plek waar nog huizen overeind staan

Door

Michel Maas namens de Volkskrant

De regering heeft militairen en extra politiemannen gestuurd om de orde te handhaven, maar Tacloban bleef volgens Luisita een bandeloze stad: ‘Er is geen wet. Iedereen doet wat hij wil. Vijf agenten bewaakten een winkel, terwijl de mensen klaar stonden die te plunderen. Die agenten konden niets doen.’ Honger, dorst en angst werden Luisita en haar familie te veel. Zij vertrokken, te voet, uit de stad die volgens Luisita van de aardbodem was weggevaagd. Zij lieten alles achter, hun hele leven. Zij liepen tot zij ergens kwamen waar nog huizen overeind stonden.

Daar kregen zij kleren en iets te eten en te drinken van een lokale burgemeester. Die zette ze vervolgens op een veerboot naar Cebu. Luisita gaat naar Manilla, haarmoeder, haar zus en enkele andere familieleden gaan naar andere steden waar verwanten wonen. ‘Wij worden verspreid over het hele land’, zucht zij. ‘Het zal drie, misschien veelmeer jaren duren voordat de stad weer zal zijn opgebouwd’, zegt Luisita. Als haar wordt gevraagd of ze er ooit nog zal terugkeren blijft het antwoord hangen in haar keel. Tranen wellen op, en machteloos tikt zij met haar vingers op het bakje eten.

Even later herneemt zij zich. ‘Wij beginnen opnieuw met ons leven’, zegt ze. ‘Wacht’, zegt zij dan, dit is mijn adres. Op een papiertje schrijft zij: Blok M Lot 1D, PHHC Seaside. Een adres. Dat is alles wat er over is van haar leven tot dusver.

Eerder die dag in het kantoortje van luchtvaartmaatschappij Cebu Pacific in Manilla: er woedt daar een soort hanengevecht. Iedereen schreeuwt, iedereen duwt,mensen zwaaien met geld. Ze eisen tickets. De medewerkers van de luchtvaartmaatschappij blijven angstig achter hun balie en deinzen nog verder achteruit als een vrouw naar voren springt en roept: ‘Be human’ (‘Wees menselijk’). De mensen zijn niet boos, ze zijn wanhopig. De vrouw wil alleen maar naar het zuiden, naar Cebu, en van daaruit naar het eiland Leyte. Daar heeft zij familie. Ze wil weten wie van hen nog leeft en wie niet. Al dagen is er geen contact met Leyte, en vooral niet met de provinciehoofdstad Tacloban. Veel huizen en gebouwen in die stad zijn door de tyfoon en de storm vloed met de grond gelijkgemaakt.

De berichten uit Tacloban die de buitenwereld bereiken zijn dramatisch. Duizenden, misschien wel tienduizend mensen, zijn er omgekomen. Luchtvaartmaatschappij Cebu Pacific heeft niet genoeg vluchten, niet genoeg stoelen om vandaag ‘menselijk’ te zijn. De tickets naar Cebu zijn op, net als bij Philippine Airlines, Tiger Air en de andere maatschappijen.

‘Er zijn nog drie stoelen’, zegt er een, maar op hetzelfde moment zijn die stoelen alweer vergeven. Het palaver in het   Anderen blijven wanhopen. De gelukkigen arriveren na een vlucht van anderhalf uur in Cebu.

 

Tyfoon treft een op tien Filipijnen

Amsterdam Het officiële dodental van de verwoestingen door de tyfoon Haiyan is maandag in de Filipijnen opgelopen tot zo’n 1.800. Volgens de Filipijnse regering zijn naar schatting 9,6 miljoen personen, een op de tien inwoners van het land,opeen of andere wijze door de tyfoon getroffen.

Door

Michel Maas namens de Volkskrant

Door dat communicatie vrijwel onmogelijk is en de infrastructuur zwaar beschadigd, is het nog altijd moeilijk om een goed overzicht van het aantal slachtoffers te krijgen. Onder de doden is een 69-jarige Nederlander die met vrienden op duikvakantie was bij het eiland Camanga. Volgens de regering en hulpverleners zal het dodental de komende dagen flink oplopen.

Alleen al op Leyte, een van de zwaarst getroffen eilanden, worden nog zeker tien duizend bewoners vermist. De provincie hoofdstad Tacloban, waar 220 duizend mensen woonden, is nagenoeg weggevaagd. In Basey, in de Provincie Samar, worden zo’n tweeduizend bewoners volgens de gouverneur vermist. Het 40 duizend inwoners tellende Guiuan, ook in Samar, is grotendeels vernietigd door de storm.

President Benigno Aquino noemde in een tv-toespraak de verwoestingen een nationale ramp. Hij riep een ‘staat van nationale calamiteit’ uit om de hulp verlening makkelijker te laten verlopen. Aquino stuurde onder andere honderden soldaten naar Taclobanom plunderingen te bestrijden. De hulp verlening wordt sterk gehinderd,  zo bleek maandag opnieuw,door de schade aan wegen, vliegvelden en bruggen. Zekertwaalf Amerikaans een Filipijnse militaire vrachtvliegtuigen met hulpgoederen zijn bij Tacloban aangekomen. Maar de vraag naar hulp is enorm en de goederen bereiken niet de mensen die ze het hardst nodig hebben. Meer dan 21 landen hebben de regering- Aquino noodhulp toegezegd.

In Tacloban lagen de straten maandag bezaaid met rottende en opgezwollen lijken. Inwoners probeerden hun dode familieleden onder andere in kerken onder te brengen omdat het mortuarium niet werkt. Volgens de VN is er al een massagraf gegraven met daarin zo’n 300 tot 500 lijken. ‘We zagen overal lichamen’, aldus de Amerikaanse marinier Paul Kennedy na een helikopter vlucht over het rampgebied. Overal dreven lichamen in het water. ‘Ik weet niet hoe ik het anders moet omschrijven dan totale verwoesting.’

 

Ormoc bidt dat de voedsel hulp snel komt

Door

Michel Maas namens de Volkskrant

Ormoc De ‘Lite Ferry 11’ schuift langzaam de haven binnen van Ormoc, op het zwaar getroffen Filipijnse eiland Leyte. Passagiers tasten met hun ogen de kustlijn af. Ze zijn op zoek naar de verwoesting die het eiland heeft getroffen.

Aan boord hebben ze zojuist nog met ontzetting staan kijken naar beelden uit de provinciehoofdstad Tacloban, waar tsunami-achtige vloed golven een massa slachting hebben aangericht. Van veraf lijkt Ormoc de dans te zijn ontsprongen. De meeste gebouwen staan nog overeind. Als het schip de kaden adert,wordt duidelijk dat dit slechts schijn is. De kade is bezaaid met verwrongen golfplaten, resten van daken. Houten keten zijn door de wind opgetild en als dobbelstenen in het rond gegooid. Muren van gebouwen zijn omvergeblazen. Geen boom staat nog overeind. Lantaarnpalen zijn geknakt als rietstengels. Links van de kade staat een kerk zonder dak, naast een school zonder dak en een klooster zonder dak. Terwijl de passagiers dozen, tassen, jerrycans en generatoren uitladen wordt het donker. In Ormoc gaat dat snel:binnen twintig minuten is de stad gehuld in inktzwarte duisternis. Dan wordt het tweede probleem duidelijk: in Ormoc  is geen stroom. De overdekte markt en het busstation ernaast missen niet alleen het dak, maar ook de lampen. Bij kaarslicht verkopen een paar over gebleven handelaren noedels en water tegen woekerprijzen. Ook aanstekers zijn schaars. De grond is spiegelglad geworden door het laagje modder dat is achter gebleven na de superstorm. De wereld kijkt naar Tacloban, aan de oost kust van Leyte. Daar zijn duizenden doden gevallen, in Ormoc, aan de westkust, amper twintig. Toch zijn de overlevenden in Ormoc er niet veel beter aan toe dan die in Tacloban, zegt Lina Sison. Ze spreekt een klasje toe in een van de zeldzame verlichte gebouwtjes in de stad. Boven het geronk van de generator houdt zij een peptalk. Lina Sison is medewerkster van het nationale Rode Kruis in Manilla. Ze is naar Ormoc gekomen om de onervaren vrijwilligers van het Rode Kruis in de stad te begeleiden. Twintig vrijwilligers zijn er maar, omdat de anderen allemaal zelf slachtoffer werden van superstorm Haiyan–of ‘Yolanda’,zoals de Filipijnen de tyfoon noemen. Het zijn veel te weinig vrijwilligers voor een stad van 200 duizend inwoners. Anderzijds: er zijn vooralsnog toch geen hulpgoederen om te verdelen.

Blikjes sardines

Pas dinsdagochtend zijn zeshonderd voedsel pakketjes aangekomen. Veel te laat en veel te weinig voor de dertienduizend gezinnen die inmiddels zonder eten en drinken zitten. De zeshonderd gelukkigen hebben er ook niet veel aan. Zo’n voedsel pakket bevat niet meer dan 5kilo rijst, vier blikjes sardines en vier pakjes instant noedels. Dat is hooguit genoeg voor drie dagen. ‘Het Rode Kruis kan niet meer doen’, zegt Sison. ‘De voorraden raken op, want de rampen stapelen zich op. We hebben net een zware aardbeving gehad bij Bohor en drie orkanen, plus een uitbarsting van leptospirose. En dan nu de zee normeramp.’ Op de ‘Lite Ferry 11’ staat zuster Mary Emmanue lover de reling te kijken. Zij komt uit Manilla om poolshoogte te nemen bij het kleine klooster van de zusters Benedictijnen in Ormoc. ‘Het klooster, de kerk en onze school hebben geen dak meer, zeggen ze. Ik weet niet hoe erg het is. Wij hebben geen enkele communicatie met de zusters hier. Iemand heeft ons verteld dat ze allemaal nog leven en dat de gebouwen er slecht aan toe zijn. Wij hebben geen idee wat dat betekent. Daarom kom ik hier een kijkje nemen.’ De zuster straalt bij elk woord dat zij spreekt. Haar gezicht betrekt als de plunderingen in Tacloban ter sprake komen. Uit de verwoeste stad komen steeds meer berichten over plunderingen en berovingen: ‘Er heerst totale Terwijl de Filipijnen de schade opmaken van ‘supertyfoon’ Haiyan, borrelt de inmiddels vertrouwde vraag weer op: is het door mens n hand dat de ramp kon plaats vinden? Werd het monster Haiyan ontketend door de opwarming van de aarde? Op de klimaattop die momenteel in Warschau plaatsvindt bezwoer de Filipijnse delegatieleider Yeb Sano niet meer te eten tot er  betekenisvolle’ vooruitgang is geboekt in de onderhandelingen. De vertegenwoordiger barstte zelfs in tranen uit: ‘We kunnen deze waanzin stoppen,  hier en nu.’ Hij doelde daarmee op de uitstoot  vanCO2, want in een wereld die op warmt kun je meer tropische stormen en orkanen zoals Haiyan verwachten. Nu al bevat de dampkring zo’n 4 procent meer waterdampen is de toplaag van de zee enkele tienden van graden warm er dan een jaar of vijftig geleden. Dat geeft heftiger en nattere stormen, is de gedachte. Nu al met de beschuldigende vinger naar klimaatverandering wijzen gaat te ver, vinden veruit de meeste experts. Deels is dat een formele kwestie. ‘Je kunt absoluut niet zeggen dat een afzonderlijke tyfoon is toe te schrijven aan klimaatverandering’, zegt KNMI-onderzoeker Rein Haarsma. Er zijn vele tyfonen nodig

 

Door de mensheid gecreëerd monster?

Het Amerikaanse vliegdekschip USS George Washington is van uit Hongkong naar de Filipijnen vertrokken ter ondersteuning van de hulpverlening. Het duurt een dag of twee voordat het in het getroffen gebied aan komt. De tientallen helikopters van het schip kunnen worden in gezet om voedsel en drinkwater te droppen.

Door

Maarten Keulemans namens de Volkskrant

Ook Groot-Brittannië zet zijn krijg smacht in om nood hulp in het ramp gebied te krijgen. Israël stuurt een veldhospitaal.

Volgens de Filipijnse regering hebben twee miljoen mensen direct voedsel nodig. Onder hen zijn circa 300 duizend zwangere vrouwen en moeders met zeer jonge kinderen. De Nederlandse regering stuurt donderdag een defensievliegtuig voor transport van noodhulp naar de slachtoffers. Het vliegtuig brengt hulp goederen van de Samenwerken de Hulporganisaties (SHO). Het toestel neemt tentzeilen mee, drinkwatermateriaal, drinkwaterzuivering, medicijnen en jerrycans. Het vertrekt vermoedelijk donderdag vanaf luchthaven Eindhoven naar de Filipijnen.

‘Er zijn veel afgelegen gebieden die nog geen hulp hebben gekregen’, aldus een woord voerder van de Filipijnse president Aquino gisteren. De president vermoedt dat het genoemde aantal van tienduizend doden te hoog is.

Hij schat dat het werkelijke aantal op 2.000 tot 2.500 zal uitkomen. Aquino zei dat emoties mogelijk een rol hebben gespeeld bij het noemen van het getal 10.000. Hulporganisaties doen hun best in allerijl hulp goederen naar de getroffen gebieden over te brengen, maar er is daar nog altijd weinig aangekomen. Een groot probleem is dat lokale  overheidsmedewerkers, politiemensen en militairen vaak ook persoonlijk door de ramp zijn getroffen. Duizenden slachtoffers van de ramp braken dinsdag op de goeddeels verwoeste luchthaven van Tacloban door de afzettingen heen nadat twee transportvliegtuigen van de Filipijnse luchtmacht waren geland met hulpgoederen. De mensen probeerden wanhopig een plaatsje aan boord te krijgen voor de terugvlucht. Slechts een paar honderd Gelukkigen konden mee. De VS treffen voorbereidingen om vanuit Japan ook drie amfibieschepen Naar de Filipijnen te sturen. Deze  ariniersschepen kunnen worden ingezet bij de voedseltransporten, medische hulpverlening en om zeewater geschikt te maken als drinkwater. Het vliegdekschip de USS Washington was op bezoek in Hongkong toen minister van Defensie Hagel besloot dat het snel koers moest zetten naar de Filipijnen. Ook drie fregatten gaan mee. Hagel besloot het  liegdekschip, met zijn zware Seahawk-helikopters, te sturen na een verzoek van president Aquino. De Filipijnen zijn een oud-kolonie van de VS en de natuurramp trekt ook in Amerika veel aandacht.. Er zijn op de Filipijnen 23 Nederlanders met wie het ministerie van Buitenlandse Zaken geen contact zegt te kunnen krijgen. Het departement spreekt niet van ‘vermisten’, omdat onduidelijk is waarom er geen contact kan worden gelegd. De 69-jarige Nederlander die vrijdag overleed toen Haiyan over de Filipijnen raasde, verdronk nadat het vaartuig waarop hij verbleef was gekapseisd, zo is intussen gebleken. wetteloosheid zeggen ze. Ik begrijp daar niets van. Filipijnen  zijn normaal iet zo. Altijd als er een ramp gebeurt komen zij en brengen ze hulpgoederen. Dat is hier gebruikelijk. Wij vragen ons af hoe het mogelijk is dat mensen nu in eens zo beginnen te plunderen. Ik kan eigenlijk niet geloven dat Filipijnen zoiets doen. Of zij moeten ontzettende honger hebben.’ Waarschuwingen over de veiligheid in de regio worden steeds dringender. Hulpverleners en journalisten reizen liefst in konvooien,om de risico’s van overvallen te beperken. Sinds een cameraman van zijn camera is beroofd krijgen journalisten het consigne uitsluitend nog te werken in het zicht van een militaire post.

Brandkraan

In Ormocis al die voorzichtigheid nog niet nodig. De mensen hopen dat de schepen met voedsel snel zullen komen.

Zolang die hoop er is ondergaan zij de situatie gelaten. Mensen hebben een brandkraan in de hoofdstraat opengedraaid en nemen een douche onder het opspuitende water. Voorbijschuivende auto’s en een fletse maan zorgen voor de verlichting. Het enige kunstlicht in de straat komt uit hotel Pongos dat over een noodaggregaat beschikt. De eigenaresse van het hotel, dokter Esbina, laat iedereen meedelen in de zegen die elektriciteit heet. Mensen drommen er samen als kamelen rond een waterplaats: honderden staan er in de rij om hun mobieltjes op te laden.

De stroom geeft ze eindelijk een kans hun familieleden in Cebu en Manilla te bellen om te vertellen dat zij nog leven. Stopcontacten herstellen het contact met een leven dat door de orkaan wreed is verstoord. Meisjes en Jongens halen haastig een achterstand aan tweets in, doden de oplaad tijd met een partijtje ‘Plants vs. Zombies’ of worstelen zich door een lange lijst aan verontruste berichten. Om tien uur ’s avonds wordt het stil rond de stopcontacten. Bij de ingang van het hotel staan dan alleen nog drie bewakers met zware geweren. Voor het geval dat. om,met het juiste statistische gereedschap, eventuele trends te kunnen lospeuteren. In de Atlantische Oceaan zijn de voorzichtige eerste aanwijzingen dat er iets verandert wel – al zijn ze omstreden –maar in de Stille Zuidzee nog niet. Toen Japanse en Taiwanese onderzoekers een paar jaar geleden alle tyfonen die tussen 1902 en 2005 in de Filipijnen aan land waren gekomen uitzetten in een grafiek, zagen ze daarin geen enkele betekenisvolle trend omhoog of omlaag. Als er al iets van invloed is, dan zijn het de trage natuurlijke schommelingen van de zeewatertemperatuur, die de tyfonen nu weer wat meer naar het oosten, dan weer wat meer naar het westen sturen, aldus de wetenschappers. Anders wordt dat wellicht in de toekomst. Deskundigen gaan er ruwweg van uit dat het aantal tropische stormen in een opwarmende wereld iets afneemt, maar dat ze in kracht zullen toenemen. Afnemende aantallen: in een warmere wereld zijn ook de hogere luchtlagenwarmer, en dat remt de vorming van wolkenclusters. En krachtiger stormen: boven zeeën die warmer zijn,kunnen eenmaal gevormde orkanen meerenergie opnemen. Wanneer dat merkbaar wordt, is onzeker en hangt onder meer af van hoe snel de aarde op warmt. Haarsma denkt de effecten al over een jaar of twintig in de statistieken te kunnen waarnemen, een cycloonexpert als Gabe Vecchi van het Amerikaanse klimaat centrum NOAA houdt  het op rond het jaar 2100. In steen gebeiteld zijn de prognoses daarmee niet. Zo voorzien de studies belangrijke regionale verschillen: terwijl er volgens de computermodellen bij een voortgaande opwarming over een eeuw beduidend meer supercyclonen in de Noord-Atlantische Oceaan zullen zijn, lijkt er uitgerekend rond om de Filipijnen nauwelijks iets te veranderen. Extreme supercyclonen zoals Haiyan zijn zeldzaam,maar ze zijn er altijd geweest. Het is een menselijke neiging om na een grote rampeen schuldige te willen aanwijzen,maar de natuur heeft nu eenmaal zo haar eigen regels.

Maarten Keulemans

 

Uitgehongerd weg uit Tacloban

Door

Michel Maas namens de Volkskrant

De laadklep van landingsvaartuig Dagupan City ligt op de kade van Tacloban. Marinepersoneel staat in de open bek en noteert de namen van de families die zich verdringen om aan boord te komen. In een keurige rij lopen zij het schip op, maar daar verdwijnen zij meteen in een chaotische drukte. De mensen vertrekken naar het veilige Cebu, en willen geen dag langer in het onveilige Tacloban blijven. Het transport met het marineschip was goed geheim gehouden. Pas gisteravond hebben bewoners van de zwaarst getroffen wijk San Jose te horen gekregen dat zij mee konden.

Vlak voor dat de avondklok inging, heeft de politie het omgeroepen, dus alleen San Jose weet er van. Daarom is het donderdag relatief rustig. Er is geen stormloop op het schip,geen hysterie, geen paniek  De mensen staan rustig in de rij op de kade en wachten op hun beurt, precies zoals zij elders in de stad ook in de rij staan voor rijst, voor water of voor benzine. Het is opmerkelijk hoe gedisciplineerd de Filipino’s deze verschrikkelijkste ramp uit de geschiedenis ondergaan.

Aan boord vullen zij al gauw het laadruim,het beneden dek en de gangpaden langs de reling. Blauwe plastic zeilen worden boven de hoofden gespannen om de mensen te beschermen tegen de brandende zon. Het is bijna middag en de regen moet nog beginnen.

Vrouwen zitten met hun kinderen op de grond, zoals zij de afgelopen dagen ook in opvangcentra, kerken en scholen op de grond hebben gezeten. Mannen hangen tegen de reling of houden het plastic vast boven de hoofden van hun families. Zij hebben bij zich wat voor hen dezer dagen het allerbelangrijkste is: jerrycans met drinkwater en een paraplu.

De boot is voor de getroffenen de eerste kans om de hel van Taclobante ontvluchten. Zij zijn doodsbang,moe, uitgehongerd en wanhopig. Zelfs de spreekwoordelijke Filipijnse glimlach is van de gezichten verdwenen. Opgelucht zijn ze, maar wat overheerst is toch het verdriet. Zij willen niet weg, maar zij kunnen niet anders. De lijken in San Jose liggen donderdag nog steeds aan de kant van de weg, zij het dat zij er iets netter bij liggen. Woensdag zijn hulpverleners begonnen de lichamen in zwarte lijkzakken te verpakken. Die liggen nu keurig in het gelid. Dat is een verbetering, natuurlijk, maar de restanten van de huizen daarachter liggen er nog net zo bij als eerder deze week.

Leven in Tacloban is de tweede ramp die de bewoners moeten trotseren. Een week lang zit de stad, en de rest van het eiland Leyte, al zonder stroom. Benzine pompen werken niet, licht is er nergens en telefoneren kan alleen bij de telefoon die de gemeente heeft opgesteld bij het gemeentehuis in Palo. Vluchtelingen zitten in grote groepen in warenhuizen, in het ‘Convention Center’ en in elk gebouw waar nog een dak op zit. In de kerk van de Patroon van Eeuwige Bijstand zitten driehonderd gezinnen. Hun huizen zijn door de golven verzwolgen. Als er ergens een rij staat, sluiten de mensen zich zonder te vragen aan. Soms weten zij niet eens wat er aan het eind van de rij wordt uitgedeeld. Of het rijst is of water is ook niet van belang: alles is bitter nodig. Maar meestal is er niet eens een rij. Alleen wie geluk heeft vindt een rij omin te gaan staan.

‘Ik houd het niet meer vol’, zegt Roger Pinachos. ‘Ik heb een huis van vier verdiepingen, ik heb geld. Maar met mijn geld kan ik geen water, geen eten meer kopen. En ik ben bang. Bang om te worden overvallen. Straks doden ze mij of dood ik mijn overvallers. Reinaldo Yoma is de commandant van de marine in dit deel van de Filipijnen. Een ondankbare taak, want de regio wordt getroffen door de ene ramp na de andere en al die rampen komen op zijn bord. De aardbeving van Bohor was de laatste, voordat Haiyan toesloeg. Hij heeft maar twee grote vrachtschepen. Een vloot kleinere schepen is doende met al die andere rampen, en met de andere dorpen en stadjes die zijn getroffen door Haiyan.

Hij verontschuldigt zich bijna voor de drukte aan boord: ‘Wij hebben 2.500 mensen aan boord. Wij zijn niet overbelast, maar wel overbevolkt.’ De twaalf uur durende overtocht naar Cebu moet geen probleem zijn. Zijn enige angst is, dat er paniek uitbreekt onder de passagiers. ‘Wij hebben eten aan boord, maar u begrijpt dat wij dat de passagiers nu niet kunnen vertellen.’ Wat hij bedoelt, is dat elk bericht over voedsel een massa hysterie te weeg kan brengen onder de hongerige menigte aan boord. De laadklep gaat ratelend dicht. Daarna wordt het stil. Bijna geluidloos vertrekt de Dagupan City uit de baaien uit het zicht. De volgende boot ligt al klaar. Die zal over drie dagen vertrekken, zegt Yoma.

De exodus uit Tacloban is begonnen.

 

De over treffende trap van

‘Je moet kalm zijn, over de Doden heen stappen, en Denken aan het verhaal dat je straks gaat maken. En dat doe je, want daar voor ben je hier.’

Door

Michel Maas namens de Volkskrant

Kamer 206 heeft een smerige gast gehad. De ruit ligt in kleine stukjes op de vloer, het gordijn is gescheurd, en het tapijt zit onder de modder. De man met de sleutel verontschuldigt zich: ‘Yolanda’,zegt hij en geeft mij de sleutel en sloft weg. Heel Ormoc is eigenlijk een Kamer 206.De stad is kreupel. Orkaan Yolanda heeft ruiten vernield, bomen ontworteld, tankstations vernietigd, elektriciteitspalen afgebroken, huizen uitgekleed en daken weggeblazen. Tegenover hotel Pongos hangt een heel dak tegen een van die palen. Dat dak is van golfplaten, en het hoort er niet te hangen. Kamer 206 wordt maar voor één ding gebruikt: de koude douche. Hotel Pongos in Ormoc zit over vol met hulpverleners, journalisten en vluchtelingen. Mensen bivakkeren in de vergaderzaaltjes en de lobby, in elke ruimte staan bedden. Alle mensen uit die bedden douchen hier. Zij gaan hier ook naar het toilet. Het is dus raadzaam de vloer niet aan te raken met je tenen. Het is behelpen, maar zo gaat dat in een rampgebied:mensenwassen zich in de rivier, aan de rand van de straat, of inKamer206. Het geeft niet.

Ik ben dolgelukkig met de sleutel. Een koude douche om de lijk lucht van mijn lijf te spoelen, en met die lucht ook de rest van de ellende die de godganselijke dag aan mijn zenuwen trekt. Je moet kalm zijn, over de doden heenstappen, en denken aan het verhaal dat je straks gaat maken. En dat doe je, want daarvoor ben je hier. Zo’n douche aan het einde van de dag is je beloning,en misschien ook je therapie. Een bordje noedels,een klein beetje geleend internet en je bent volmaakt tevreden. De superstorm is voor mij maar langzaam tot leven gekomen. Eerst is er het nieuws dat steeds groter wordt, dan is er de vlucht naar Manilla. De televisiebeelden in het hotel versterken de onwerkelijkheid van de hoofdstad waar de soapseries en de voice- en talentenshows op de televisie gewoon doorgaan. Op straat word ik ’s ochtends aangesproken door zo’n man die altijd mensen aanspreekt: ‘Had a nice night last night, sir?’ Zijn blik verraadt dat hij iets met meisjes in gedachten heeft, want daarvoor komen mannen naar de Filipijnen,nietwaar?’s Avonds krijg je ze hier op straat aangeboden, ‘wanna girl?’ zeggen ze, en duwen je een folder onder je neus met kleine fotootjes van halfblote meisjes, en als je niet reageert pakken ze een ander foldertje met jongensfotootjes, en zeggen: ‘Boys?’ Ze kijken nergens van op in Manilla. Ook niet van een orkaan meer of minder, kennelijk. De telefoon houdt niet op: ‘Zie je al wat?’, is een van de vragen. ‘Hoe is het?’ Onwerkelijke vragen als je duizend kilometer van een rampgebied zit, al zit je er van Nederland uit bekeken natuurlijk toch al vlakbij. Maar je bent er nog niet helemaal. Je bent onderweg. Je wordt wel steeds harder naar de ramp toe gezogen, alleen al door de nieuwsberichten: dat het de Filipijnse ramp van de eeuw dreigt te worden, dat er 100, nee 1.000, nee 10.000 mensen zijn gedood. De overtreffende trap van erg wordt hier opnieuw bereikt. In Nederland hebben ze het over Haiyan, maar in de Filipijnen hebben ze voor Yolanda gekozen. Ze kiezen hier altijd een eigennaam,voor elke orkaan die passeert. De ene keer een meisje, de andere keer een jongen, komen om. De ramp komt dichterbij als ik de volgende ochtend een ticket wil kopen naar Cebu, de tweede stad van de Filipijnen, die het dichtst bij het eiland Leyte ligt. Leyte is waar de ramp is. Iedereen die daarheen wil, zoekt een ticket, iedereen dringt, iedereen wil eerst. Het is maar een klein voorproefje van de chaos die mij te wachten staat in Ormoc. Je had er in een dag willen zijn,maar zo werkt dat niet me trampen. Gevechten om tickets en kapotte vliegvelden verstoren elk reisplan. Cebu kost vervolgens weer een nacht. Ik kom in het aarde donker aan in Ormoc. Nergens is licht, maar ik kan Kamer 206 al overal ruiken: Yolanda was hier. Eerst zijn het de uiterlijk heden die je aandacht trekken, maar het went ongelooflijk snel .De bomen zijn gestript, de huizen zijn afgepeld, de straten bezaaid met wrakhout, maar na twee dagen zie je het al niet meer. Je neemt je douche in Kamer 206, veegt je voeten op een oud T-shirtdatje tussen het puin hebt gevonden, en daalt af naar de lobby van het hotel. Daar is het een zenuwcentrum geworden, een centrum van zenuwen. Pongos is het enige hotel met stroom en voedsel in Ormoc. Journalisten blijven binnenstromen. Elk bed is bezet, en elke nieuw kom er is een bedreiging tegen wie je je eigen bed soms met harde hand moet  verdedigen. Een ramp als deze brengt onvermoede survivalinstincten in je boven, en dat is nodig. Hier moet je de eerste zijn, de snelste. Het leidt allemaal af. Het is in zekere zin zelfs een soort bescherming. Zolang je je omdat soort zaken moet bekommeren, bekommer je je niet om de eigenlijke ramp. Dat lukt trouwens nooit lang. Er is geen ontsnappen aan. Yolanda heeft het hele eiland verkreukeld, maar zij heeft de meeste woede uitgeleefd op Tacloban, zestig kilometer verderop. Bij een onbruikbare bushalte heeft iemand een lijk neergelegd. Het lichaam is slordig verpakt in een aantal dekens. Een vrouw, aan het formaat van de voet te zien die uit de dekens te voorschijn kijkt. Boven het lijk, op het dak van de bushalte, staat I love Tacloban, maar hier is geen plaats voor cynisme of humor. Je kunt alleen maar vloeken. Zo achtergelaten te worden, zelfs al ben je dood… Het zou niet moeten mogen. En nou gaat het nog regenen ook. Je zou haar een paraplu willen geven,maar je weet dat dat een onzinnige gedachte is. Meer lijken volgen. Zag je die? Dat kind? O, mijn God, die had ik liever niet gezien: blauw-zwart, opgezwollen, tong uit de mond. Ik kijk naar linksen zie tussen het wrakhout twee voeten en een achterwerk, en het gaat maar door. Ik wil dat niet zien,maar ik zie het en nu staat het in mijn geheugen gebrand. Het is erg, maar erger is het voor de overlevenden die met deze doden moeten leven. Ik stuit door toeval op de begrafenis van Perpetua Abano. Zij ligt India heeft vrijdag een punt gezet achter de zoektocht naar een schat van zo’n 38 miljard  euro. De speurtocht begon vorige maand na dat een hindoegeestelijke had gedroomd over een goudschat onder een negentiende eeuws fort. De schat zoekers vonden echter alleen menselijke botten en bakstenen. De voorspelling van SwamShobhan Sarkar trok wereldwijd de aandacht. AP

 

In Tacloban is alles verleden tijd

De hulpverlening begint de slachtoffers van de orkaan Haiyan te bereiken. Het in de rij staan voor eerste levensbehoeften is een nieuwe manier van leven aan het worden.

Door

Michel Maas namens de Volkskrant

De bewoners noemen het nog steeds ‘Costa Brava’. Het staat zelfs op T-shirts die zij dragen. De mensen lachen om de naam, maar echt vrolijk zijn zij niet. Strandtentjes stonden er, een pensionnetje met een bar, winkeltjes en huisjes. Die lagen ingeklemd tussen de weg en het strand, een stuk land van amper 100 meter. Alles hier is verleden tijd: er is niets meer.

Alles was. De Costa Brava is alweer meer dan een week geleden weggespoeld als een zandkasteel. Je kunt niet eens meer zien wat wat was. Eerst waren er de rukwinden van ‘Yolanda’, zoals Haiyan in de Filipijnen wordt genoemd, en vlak daarna kwam het water, zegt Pierre Anciaux, een bejaarde Belg met een bruinverbrande bierbuik. Hij brengt de helft van het jaar door in Tacloban en woont in een pensionnetje boven aan de weg. Dat staat er nog bijna ongeschonden, dus het gebouw is meteen overgenomen door een paar honderd vluchtelingen. Bij de ingang staat ‘Help, we need food’, maar zulke borden staan overal. Anciaux woont nog in dezelfde pensionkamer waarin hij zat toen het water naar binnenkwam.‘ Het water steeg snel tot het plafond, en op het laatst hadden wij nog dertig centimeter over om te ademen.’ Hij overziet de puinhoopwaar hij een dikke week geleden nog een biertje dronk met zijn vrienden, en zegt dat iets te drinken nu wel welkom zou zijn. Nee, geen biertje, al mag dat ook natuurlijk, maar een beetje water zou goed zijn. Dat is er niet meer. ‘We hebben rijst voor een heel jaar, maar niemand brengt ons water’, zucht hij ,en hij begint een tirade op de Belgische ambassade.

Officieel heet de Costa Brava ‘Barangai 88’ (wijk 88). Niemand weet precies hoeveel mensen er woonden. Sommigen zeggen vierduizend,anderen tienduizend. Er ontstaat een discussie onder omstanders. Tweederde van de bewoners moet dood zijn, of anders zeker de helft, schatten zij. Tweeduizend doden, misschien zesduizend als je de overkant van de straat meetelt? ‘Er moeten zeker duizend kinderendood zijn’, zegt een vrouw. ‘Iedereen was thuis. Wij waren gewaarschuwd voor een tyfoon maar niemand waarschuwde voor de tsunami.’ Het officiële dodental staat nu op 3.976 en 1.590 mensen worden nog vermist. 18.175 mensen zijn gewond. Het aantal geregistreerde beschadigde huizen is meer dan 540 duizend. De kamer van Anciaux is weer droog, en ook de Costa Brava ligt te bakken in de zon: een woestenij van stenen, halve muurtjes, een stuk van een wc en verwrongen golfplaten die op heel het eiland Leyte zijn neer geregend. Kinderen en volwassenen zoeken naar bruikbare spullen tussen het gruis. Ergens walmt de lucht van en lijk omhoog.

Misschien is het alleen maar een dode hond, of een varkentje, maar misschien ook niet.  Hulp rijdt luid toeterend de Costa Brava voorbij. Grote nieuwe vrachtwagens, vol geladen met dozen en zakken, denderen in konvooi over de weg. andere auto’s gaan ervoor opzij. Anciaux en de vluchtelingen kijken dorstig naar de wagens, die maar niet willen stoppen. Twee dagen geleden waren die vrachtauto’s er nog niet, maar nu gonst Tacloban van een nieuw soort bedrijvigheid.

Bij de zwaargehavende kathedraal van het naburige Palo is ineens een tentenkamp van de UNHCR verrezen. Hercules vliegtuigen en helikopters brengen lading na lading hulpgoederen binnen, en vrachtwagens brengen ze naar het verzamelpakhuis van de stad. Daar staan hoge bergen van zakken rijst. In het midden zitten tientallen vrijwilligers rijst te scheppen en voedselpakketjes te vullen in een tempo dat nooit hoog genoeg kan zijn om alle slachtoffers te voorzien.

Het werk stopt abrupt als plotseling president Aquino een kijkje komt nemen. Hij beent door de hal, omgeven door politie, lijfwachten, woordvoerders, secretarissen en een zenuwachtige horde journalisten. Hij maakt wat praatjes, en verdwijnt weer. Aquino is niet gelukkig met de hulpverlening tot nu toe, en de Filippino’s zijn niet gelukkig met hem. Aquino heeft de coördinatie van de hulpverlening helemaal naar zich toegetrokken, en alle besluiten lopen nu via hem. Volgens zijn critici vertraagt dat de boel alleen maar. Aquino zelf schuift de kritiek echter door naar lokale overheden, die volgens hem hun werk niet goed doen.

Voor de mensen in de getroffen buurten is dit allemaal niet van belang. Het enige waarmee zij bezig zijn is de vraag hoe zij vandaag aan eten zullen komen. Daarmee vullen zij nu al meer dan een week hun dagen. Het is een manier van leven geworden. Als zij de straat op gaan nemen zij altijd een lege waterfles mee, voor het geval er ergens drinkwater wordt uitgedeeld. Zij staan in rijen, voor eten, voor drinken, voor de geldautomaat, voor het tankstation. Maar de rijen lijken korter te worden. In Tacloban doemen vrachtwagens, busjes en zelfs fietstaxi’s op en worden voedsel en water uitgedeeld. Steeds meer wijken worden bereikt.

Ormoc is er intussen al veel beter aan toe. In deze stad aan de westkust van Leyte is geen vloedgolf geweest, alleen maar die wind. Robinson’s supermarkt is half open: klanten mogen een voor een naar binnen door een rolluik dat met donderend geraas open en dicht gaat. Ook andere winkels gaan weer open. Op de markt is de handel hervat. De eerste geldautomaten zijn van stroom voorzien. Vliegtuigen vertrekken weer. De stad haalt weer adem.

Maar niet de hele stad. Naongan is de Costa Bravavan Ormoc. Het beetje wat er nog overeind staat, is alleen nog maar geschikt om er was goed aan op te hangen. Honger en dorsthoudende mensen wakker. Dus als er een vrachtautootje verschijnt dat is gevuld met voedselpakketten, begint iedereen erachter aan te rennen. Als het stopt ontstaat er nog zoiets als een rij–de mensen wachten af. Maar al gauw wordt duidelijk dat het vrachtwagentje veel te  weinig pakketten bij zich heeft voor de duizend gezinnen van het wijkje. Er ontstaat een gedrang en gekrijs, mensen klimmen op de auto, graaien pakketten weg,duwen anderen opzij. De hulpverleners trekken zich angstig terug. Pas als de vrachtwagen leeg is, keert de rust weer. Wie een pakket heeft loopt er blij mee weg, en kijkt onderweg even wat er allemaal in zit: rijst, cornedbeef, een beetje drinken. Wie met lege handen naar huis gaat, accepteert zijn lot.

Volgende keer beter.

Juryrapport

‘Hij schrijft de tranen weg te slikken want ‘ dit verhaal' moet nog af.’

Tacloban

Tacloban, een print-, televisie- en radio-inzending van Michel Maas in samenwerking met cameraman Eric Feijten en radioverslaggever Matthijs van de Wiel. Michel Maas was snel ter plekke in Tacloban. Een plek op de Filipijnen, verwoest door een typhoon.

In de Volkskrant schrijft hij een scherp observerende reportage, in een journalistieke stijl die je zelden – meer – leest. Feitelijk zowel als persoonlijke verslaggeving. Met gepaste afstand, gericht op informatie maar persoonlijke betrokkenheid met als doel de gevolgen van een typhoon begrijpelijk en indringend te verwoorden, te verbeelden. Maas beschrijft ingehouden dat ook bij hem tranen opkomen, bij het zien van zowel leed. Hij schrijft de tranen weg te slikken want ‘ dit verhaal’ moet nog af.

En in het NOS-journaal niets ontziende beelden van cameraman Eric Feijten, goed gemonteerd, met heldere teksten van Maas. En vermeldenswaard de reportage van Maas’ NOS-collega Van de Wiel.

Het accent is hier gelegd op het werk van Maas, freelancer, het moet gezegd. Dat maakt het soms toch extra knap.