Dankbaar gestemd

Als die fucking datum naderde, stonden de media steevast bij hem op de stoep. Maar wat had hij daaraan? Niet voor niets had hij ze zo lang mogelijk buiten de deur gehouden. Maar nu deed hij mee aan een film om voor eens en altijd – of nou ja, in ieder geval tot aan het volgende jubileum van zijn vaders sterfdag – antwoord te geven op de vragen die iedereen maar bleef stellen.

Door

Mischa Cohen namens Vrij Nederland

Zijn fiets was gestolen en daarna was hij in de verkeerde tram gestapt. Dat kwam hem niet heel slecht uit, hij dacht erover te blijven zitten en de afspraak met die fotograaf en die verslaggever gewoon te vergeten.

Vroeger had hij het zeker zo gedaan, of was hij niet eens ín die tram gestapt. Wel zo makkelijk, het boeide niet en wat had hij zelf eigenlijk aan die publiciteit?

Maar hij was volwassener geworden, shit, al 23 jaar inmiddels. Dertien was hij pas toen hij vanuit het klaslokaal van de IVKO de schoten hoorde die de moordenaar van zijn vader uitschakelden, hem in zijn been troffen maar gelukkig niet doodden.

Hij had Frans, dat weet hij nog. Of het daardoor kwam wist hij niet, maar hij sprak nog steeds geen woord Frans. De school werd op een soort lock down gezet. Iedereen wist wat er gebeurd was, behalve hij. Niemand durfde hem te vertellen wat die schoten betekenden, dat ze te maken hadden met hemzelf, dat op die ochtend alles voorgoed veranderde. Twee jongens kwamen de klas binnen en zeiden: dude, sorry, hoe gaat het. What the fuck, waar heb je het over, had hij geantwoord. Daarna kwam er een agent die hem meenam en toen wist hij: er is iets serieus mis.

Het was nu tien jaar later, maar volwassener of niet, wat had hij aan een afspraak met journalisten? Te verkopen had hij niets sinds hij had besloten dat hij toch geen kunstenaar wilde worden. Hij hield nog steeds van tekenen en maakte ook nog weleens wat, maar niet langer serieus, niet meer als vak. Met zijn kunst snel rijk en beroemd worden, in ieder geval vóór zijn dertigste, dat zag hij niet meer gebeuren. Als hij de filmpjes terugkeek waarin hij voor de jongens van Spunk een van zijn schilderijen aanbood aan Amsterdamse galeries… Ok, hij schaamde zich nooit ergens voor, dat had hij wel van zijn vader geleerd. Een beetje puberaal was het wel, maar goed, hij was ook zeventien toen en het was fun om te zien hoe mensen reageerden op zijn schilderij in combinatie met zijn achternaam. Een pseudoniem had hij ondanks de downside nooit overwogen, als je dan toch op een naam moest teren in dat kunstwereldje, dan was dit ook internationaal wel verreweg de beste die je kon bedenken. Probeer als kunsthandelaar maar eens een Van Gogh te af te wijzen.

Aan zijn naamsbekendheid viel door een interview niet veel te verbeteren, het zou allemaal juist best wat minder mogen. Niet voor niets had hij samen met zijn

moeder Heleen de media zo lang mogelijk buiten de deur gehouden. Vincent de grote lijdende kunstenaar bezorgde hem steeds dezelfde kinderachtige comments als hij zijn ID moest verlengen of zijn paspoort aan de douane moest laten zien. Hé, kijk, jij hebt gelukkig allebei je oren nog. Het enige wat hem aan dat hele oor nog een beetje beviel, was het project van kunstenaar Diemut Strebe. Zij had met behulp van zijn genetisch materiaal het linkeroor van zijn verre familielid uit kraakbeen laten groeien en hij was eerder dit jaar zelf naar Karlsruhe afgereisd om het als eerste toe te spreken. Strebe wilde nog meer van die linkeroren maken, in een beperkte oplage, had hij begrepen. Haar kachel moest ook roken. Zelf zou hij het niet in huis willen hebben.

Een geniale schilder in je familie was één ding. Maar daar kwam nog bij dat zijn vader al tien jaar lang werd neergezet als de grote westerse martelaar voor het vrije woord. Er werd dan van je verwacht dat jijzelf dus ook iets te melden had over de multiculturele samenleving, over de islam of over de onthoofdingen van IS. Nou, niet dus. En elk jaar moest je proberen om niet te kijken naar steeds diezelfde Telegraaf-foto van het lijk van je vader op dat fietspad. Daar werd hij echt leip van, van die foto. De pijn was in de loop der jaren wel een beetje gesleten, maar over ging het natuurlijk nooit.

Als die fucking datum naderde, stonden de media steevast bedelend bij hem op de stoep, daaraan was hij inmiddels zo gewend dat hij niet eens meer de tijd nam om ze op de voicemail te laten uitspreken of om hun mails te lezen. In the end werd hij tegen 2 november alleen benaderd omdat die moord dan even een hot topic was, maar ja, ga maar eens in de schoenen van die journalisten staan, uiteindelijk was het gewoon hun brood, dat begreep hij ook wel weer.
Sommige verslaggevers wilden hem komen opzoeken in Thailand, waar hij een tijdlang woonde om een gezonder leven te leiden en een tijd zonder alcohol en drugs te chillen, en om even geen last te hebben van die achternaam – daar hadden ze echt nooit gehoord van Vincent of Theo, daar kenden ze alleen Lieuwe. En vooral ook om beter te worden in Muay Thai, de Thaise bokssport waarbij je behalve je vuisten ook je ellebogen, knieën en benen mag gebruiken. Of hij die door die journalisten bedachte afspraak maar even wilde bevestigen, dan konden de verslaggevers met zijn handtekening op zak subsidie aanvragen voor een retourtje Bangkok. Nee dus.

Anderen wilden per se met hem naar het fietspad van de Amsterdamse Linnaeusstraat om hem daar voor hun krant te fotograferen, precies op de plek van de moord op zijn vader. En om er herinneringen aan zijn dode vader op te halen. Best sick als je er goed over nadacht. Zelf meed hij de plaats delict juist als de pest, het bezorgde hem alleen maar een heel erg slecht humeur en bovendien: het was zo’n cliché.

Dat hij overwoog om toch uit lijn 10 te stappen en dan maar een taxi te nemen naar zijn afspraak, kwam door filmmaakster Doesjka van Hoogdalem en door niemand anders. Zij was een goede vriendin van zijn vader geweest en vanaf 2000 was ze de regieassistente bij al diens films. Zij was degene die hem ervan had overtuigd dat het misschien goed was om tien jaar na de moord op zijn pa zijn gezicht te laten zien en zijn herinneringen aan zijn vader te delen. Hij moest het maar als een soort verwerkingsproces zien, zei Van Hoogdalem. Wie weet had ze wel gelijk gehad en was het goed om een tijd intensief met zijn vader bezig te zijn. En voor haar en voor hun gezamenlijke film moest hij misschien toch voor één keer reclame maken in de media. Een prettig gesprek met Lieuwe van Gogh ging de film heten en hij werd vertoond op zondag 2 november, uiteraard op die dag.

Hij was best blij met wat hij tot nu toe van de ruwe montage had gezien, so far so good. Of beter gezegd, hij was ‘dankbaar gestemd’, om de catch phrase van zijn vader te citeren die hij eigenhandig op zijn rechterbovenbeen had getatoeëerd. Wat behalve pijnlijk ook nog best lastig was om te doen, dat ondersteboven zetten van een tattoo, want het moest wel goed leesbaar zijn.

‘Ik ben dankbaar gestemd,’ dat zei zijn vader altijd in plaats van ‘cut’ als een filmscène naar zijn tevredenheid was afgerond en het tijd was voor een nieuwe scène. Hij had het vaak

genoeg gehoord op de set. Toen hij een jaar of tien was, gingen zijn moeder Heleen en hijzelf langs op Curaçao, waar Baby Blue gedeeltelijk werd gefilmd. En later, bij de televisieserie Najib en Julia, mocht hij koffie halen en andere klusjes doen als jongste personal assistant van de regisseur.

‘Dankbaar gestemd’ dekte raar genoeg ook wel de houding waarmee hij zelf in het leven stond, ook al leek er voor buitenstaanders best reden om wat minder tevreden te zijn met zijn lot. Die tekst op zijn been gaf bovendien zijn low kicks bij het thaiboksen net de nodige extra vaart en kracht mee, doordat hij dan aan zijn vader moest denken en aan diens weerloosheid op het moment van de moord.

Je zou de film als een gezamenlijk project kunnen zien van hemzelf en Doesjka, al had die Van Hoogdalem als regisseur de touwtjes behoorlijk strak in handen. Zij bedacht dingen als: we gaan filmen in de sportschool want dat is de enige plek waar je je echt ontspannen

voelt. Dat klopte. Of: we gaan een dagje naar het strand, haha, want daar kwamen jullie graag met zijn tweeën. Dat klopte ook, dan gingen zijn vader en hij samen naar Katwijk, daar huurden ze een vakantiehuis. De geplastificeerde bank daar was de plek die hem nog het meeste aan zijn vader deed denken, meer dan dat monument De Schreeuw van Jeroen Henneman in het Oosterpark of de plaats van de moord. Serieus, die mensen in Katwijk plastificeerden al hun meubels. Uit zichzelf zou hij daar nooit naar terug zijn gegaan, want what the fuck zou hij in Katwijk moeten doen? Zeker nog een keertje op die geplastificeerde bank gaan zitten om aan zijn vader te denken? No way, en sowieso, hij was meer een Bloemendaal-type.

Of Van Hoogdalem bedacht: we vliegen naar New York, want Theo maakte plannen om daar samen met jou naartoe te verhuizen als jij achttien zou worden. Te gek natuurlijk.

Dat moment was nu alweer vijf jaar geleden voorbijgegaan, vijf jaar na de moord. Daar op Coney Island was ruimte om los van alles wat er is gebeurd te fantaseren over een parallelle wereld. Een wereld waarin Theo nog leefde en waarin ze samen een toekomst deelden in zijn vaders lievelingsstad.

Hij deed mee aan de film omdat hij Van Hoogdalem vertrouwde en om voor eens en altijd – of nou ja, in ieder geval tot aan het volgende jubileum van zijn vaders sterfdag, over een jaartje of tien – antwoord te geven op de vragen die iedereen maar bleef stellen. Hoe is het nu met Lieuwe? Wat is die jongste Van Gogh voor iemand? En vooral: hoe heeft de zoon de moord op zijn vader verwerkt?

Alsof die vraag zo eenvoudig valt te beantwoorden. Alsof je zoiets überhaupt kunt verwerken. En tenslotte: alsof al die mensen die hem die vragen stelden en zich de afgelopen tien jaar zo druk hadden gemaakt over Theo’s dood ooit werkelijk belangstelling voor hem hadden gehad. Na die eerste hectische tijd was er nauwelijks of geen contact meer geweest. Hij wilde dat niemand verwijten trouwens. Hij had daar deels zelf voor gekozen, hij was meer zijn moeders kant opgegaan en die hield het hele circus rond zijn vader zoveel mogelijk op afstand.

Goed, hij kreeg soms een uitnodiging als er weer eens iemand een boek had geschreven of een film geregisseerd. Eind september nog stuurden twee vrienden van Theo, Gijs van de Westelaken en Theodor Holman, hem een kaartje voor de première van hun speelfilm 2/11 – Het spel van de wolf, tijdens de Nederlandse Filmdagen. Maar hij had zich vergist in de datum en miste daardoor de première, waar hij eerlijk gezegd al totaal geen behoefte aan had gehad in the first place. Dus dat kwam hem heel goed uit.

Best dat die mensen zo’n film maakten en heel goed dat minister Plasterk naar aanleiding van 2/11 had aangekondigd dat het onderzoek naar zijn vader werd heropend. Een beetje laat, dat wel. Als er nieuwe ontwikkelingen waren, als straks zou blijken dat de dader niet alleen opereerde, dan zou hij dat zeker met aandacht volgen.

Maar dat hij die speelfilm niet had gezien, speet hem echt helemaal niet. Want elke keer dat hij geconfronteerd werd met die laffe moord op zijn vader

was hij minstens een week lang agressief van pure machteloze woede en moest hij maar hopen dat hij die woede in de sportschool voldoende kon afreageren. Hij beschermde zichzelf liever tegen zijn eigen agressie en bouwde een soort geestelijke muur om dat soort kwade gedachten heen.

Nog zoiets: Roeland Hazendonk, een van zijn vaders schoolvrienden uit Wassenaar, had hem via Doesjka van Hoogdalem laten weten dat hij op 2 november welkom was in de Amsterdamse Stadsschouwburg bij Van Gogh Spreekt, een toneelstuk van die man over zijn jeugdvriend Theo. Ook daar ging hij dus echt niet naartoe. Hij wenste Roeland Hazendonk het beste en alle succes van de wereld. Maar hij had sowieso een hekel aan toneel, en dat er filmpjes op het toneel voorbij zouden komen van zijn vader in een dwangbuis veranderde daar echt niets aan.

Die Roeland had samen met Thom Hoffman en zijn vader nog aan het script gewerkt van Luger, de eerste speelfilm van zijn pa die hij had gemaakt toen hij ongeveer net zo oud was als hij, Lieuwe, nu: een jaar of drieëntwintig. Theo werd afgewezen door de Filmacademie, hij had na school ook eerst een paar jaar aangeklooid, daarin leken ze wel op elkaar. Zijn vaders filmdebuut had nogal indruk gemaakt en zelfs voor een rel gezorgd, zoveel wist hij wel. Ze vroegen hem weleens wat hij van de films van zijn vader vond. Dan schaamde hij zich in stilte dood, want dan moest hij toegeven: hij had die hele box met de verzamelde films van zijn vader wel bij zijn moeder thuis liggen, maar hij had er bijna geen een van bekeken.

Hij was vast van plan om volgende week met een vriendin naar Eye te gaan, daar lieten ze deze maand alle films van zijn vader zien. Niet dat hij speciaal een bepaalde film op het oog had, ze zouden wel kijken wat er draaide als ze van de pont over het IJ stapten. Hopelijk niet Luger. Die film had hij ooit aangezet, maar ook snel weer doorgespoeld, het was die film met die poesjes in een wasmachine en waarin een pistool in een kut werd gestoken. Nee, laat maar zitten even. Eigenlijk mocht hij het niet zeggen, maar hij was geen heel grote fan van de films van zijn vader. De series vond hij wel oké, Najib en JuliaMedea. Maar dat kon ook komen omdat hij bij de opnames was geweest.

Ook aan Vals licht was hij weleens begonnen, maar na een kwartier had hij het echt wel gezien, dacht hij: weet je, een andere keer. Ook geen goeie film. Niet dat het daardoor kwam, maar later had hij gehoord dat zijn ouders in de tijd dat Vals licht werd opgenomen uit elkaar waren gegaan, hij was toen twee jaar. Geen probleem trouwens, gescheiden ouders. Hij wist tot 2 november 2004 niet beter dan dat hij twee huizen had, zijn ouders woonden bij elkaar om de hoek. Een te gek arrangement vond hij dat: twee bronnen van zakgeld, twee kamers, dat was top.

Bij zijn moeder was het toen nog schoon en netjes, bij zijn vader was het altijd al een grote rommel. Overal boeken, kranten. Plastic zakken. Rotzooi. En altijd dat panische getik op zijn toetsenbord, of anders was hij aan de telefoon bezig. Dat hectische, dat chaotische viel hem ook weleens op in zijn eigen huishouden, misschien was dat iets wat hij onbewust had overgenomen.

De gedachte aan zijn vader popte vaak uit het niets naar boven. Meestal waren dat good memories. Ze hielden heel veel van elkaar, dat was zeker. Als hij zelf ooit een kleine mocht krijgen, zou hij die net zo opvoeden als Theo hemzelf had opgevoed, dezelfde dingen doen met zijn kind. Of in ieder geval proberen. Veel lol trappen, ze hadden dezelfde humor. Zijn pa liet hem heel vrij maar op zijn manier kon hij ook streng zijn, hij stelde grenzen, stuurde hem om negen uur naar bed. Ze hadden vaste rituelen, in het weekend keken ze altijd films. Hij wildeA Nightmare on Elm Street kijken, als ze samen dvd’s huurden in zo’n zaakje met artsy fartsy Franse obscure rare films. Dat mocht niet van zijn pa, want eerst moest-ie dan zo’n Franse film bekijken, La Grande Bouffebijvoorbeeld, die vreetfilm. Er was nog meer wat hij per se moest zien, zoals The Godfather en The Age of Innocence. De keer dat ze die hadden gehuurd, stond de taxi al lang voor het einde met draaiende motor voor de deur, maar zijn vader wilde per se dat hij die film van Martin Scorsese helemaal uit keek. Moest die taxi maar wachten.

Theo was gul en flamboyant. Een mooi mens, zo bleef hij in zijn herinnering. De politieke kant, de strijder voor het vrije woord, als mensen zo aan hem wilden terugdenken, be my guest. Leef je uit. Dat had geen effect op hoe hij zich zijn pa herinnerde.

Qua uiterlijk zei iedereen altijd dat hij meer zijn moeder leek, maar hij deelde met zijn vader zijn gulheid, zijn royale kijk op het leven. In zijn eigen situatie was dat niet altijd even praktisch. Was hij met vrienden met vakantie in Blanes, betaalde hij een week lang alles voor anderen en op dag acht was hij blut.

Cynisme was iets anders dat hij met zijn vader deelde, al wist hij niet of hij dat nou echt van hem had overgenomen of dat het kwam door de moord en alles erna. En nog een overeenkomst: Theo kon behoorlijk vervelend worden van jenever, hijzelf werd echt evil als hij op whisky ging. Zijn vrienden werden daar soms wel een beetje gestoord van, maar ze konden gelukkig veel van hem hebben.

Ruben en Tyron kwamen vroeger graag bij zijn vader thuis in de Pythagorasstraat. Die gasten kende hij al zowat zijn hele leven, zij hadden hem gesteund na de moord, zij waren heel belangrijk voor hem geweest, en nog steeds. Ze hadden hem door de moeilijkste tijden heen getrokken, zij waren gewoon zijn bloed. Familie.

Met zijn echte familie van de kant van Theo, zijn grootouders en zijn tantes Jantien en Josine, had hij al een tijd geen contact meer. Waarom, dat ging niemand wat aan. Het kwam wel weer goed, hij moest alleen even contact met ze opnemen. Met de Stichting Vincent van Gogh, waarin de schilderijen van Vincent waren ondergebracht, had hij niets te maken. Geen punt hoor, al was hij natuurlijk net zo goed een erfgenaam van Vincent als de rest van de familie. Hij maakte weleens de grap dat hij ’s nachts krijsend wakker schoot uit een nachtmerrie over alle misgelopen miljoenen omdat de familie de schilderijen van Vincent ooit aan de Stichting had verkocht.

Op zijn kamer had hij een verzameling cactussen en hij had de boemerangkaarten opgehangen met de muurschildering erop die Ruben, Tyron en hijzelf hadden gemaakt, vlak na de moord op zijn vader. Zijn moeder had gezegd: koop een spuitbus en spuit gewoon die hele muur onder. En toen waren ze de hele middag daarop loos gegaan.

Een Amerikaanse vlag, vanwege zijn liefde voor de States. Een clownsmasker, als opvulling, maar ook wel omdat de Theo die je op televisie zag toch een heel andere Theo was dan die zij kenden. In die scene had iedereen een masker op. Hij stond wel overal achter maar het was toch wel een soort game face die hij opzette.

Hij rookte dan tien keer zoveel als in het echt en de gaatjes die hij in zijn T-shirts knaagde, scheurde hij dan graag nog wat extra uit.

Verder stonden op die muurschildering vooral heel veel vraagtekens. Waarom, waarom, waarom, dat vroegen hij en zijn vrienden zich af, als jongens van dertien. De enige goeie vraag, eerlijk gezegd. En vraagtekens waren er kennelijk nog steeds, volgens Plasterk.

Dat de moordenaar van zijn vader niet was doodgeschoten, destijds op de Mauritskade, dat gaf hem nu wel rust. Dat hij geen martelaar was maar levenslang gevangen zat, dat hij wegrotte in de gevangenis, dat gaf wel een soort satisfaction. Als hijzelf mocht kiezen tussen de kogel en levenslang, dan werd het honderd procent de kogel. Al had hij het ook wel lachen gevonden als die lafaard als martelaar in het paradijs in plaats van zeventig maagden zeventig irritante Pokémon verzamelende jongetjes had aangetroffen als zijn gezelschap voor de eeuwigheid.

Maar serieus, door dat levenslang hoefde hij niet meer aan dat kneusje te denken, kon hij hem helemaal buitensluiten uit zijn gedachten. Die fucking sukkel moest maar lekker gaan twijfelen aan dat hele geloof van hem, daar had hij tijd genoeg voor in zijn cel.

Niemand hoefde trouwens medelijden te hebben met Lieuwe van Gogh, daar zat hij niet op te wachten. De moord en alles wat daarna kwam, had hem heel hard gemaakt. Een tijdlang gaf dat een pessimistische click, maar daarna wist hij voor honderd procent: als dit je niet heeft genekt, dan is er niets dat je nog zal nekken.

Zijn vader had weleens gezegd dat een mens na zijn vijftiende niet meer kon veranderen, maar daar geloofde hij niet in. Niks was voorbestemd. De dingen die hij zou gaan doen in het leven, nieuwe ervaringen, die konden hem tot een ander mens maken. Dat wist hij zeker. Hij was wel heel wispelturig geweest qua ervaringen tot nu toe: schilderen, tatoeëren, thaiboksen. Zijn plan was nu om een paar maanden terug te gaan naar Thailand en gezond en fit weer terug te komen. Dan een sportopleiding, een cursus voor personal trainer – beetje huisvrouwen de goeie kant op sturen.

Eerst ging hij op 2 november samen met zijn vrienden de dood van Theo herdenken, zoals ze dat elk jaar deden. De eerste jaren viel er hier of daar nog wel een traantje maar tegenwoordig overheersten de mooie herinneringen. Dat ging niet met een altaar en een haarlokje van de overledene, of dat ze in een kring om een haardvuur gingen zitten en allemaal een anekdote vertelden over Theo. Dat zou veel te zwaar beladen zijn en totaal niet in de geest van zijn vader. Nee, op die dag werden ze helemaal fucked up met zijn allen. Wasted worden met zijn vrienden, dat was het beste ritueel. Om eerlijk te zijn zagen ze die herdenking ook wel als een goed excuus om helemaal naar de tering te gaan.

De taxi draaide de hoek om en minderde vaart. Ze waren er, er was geen ontkomen meer aan. Op straat zag hij Doesjka van Hoogdalem ijsberen, druk telefonerend. Hij rekende af met de taxichauffeur, trok zijn muts recht en belde bezweet van het haasten op deze warme herfstdag aan op het afgesproken adres in Amsterdam-Oost. Een klein uur te laat, maar klaar voor de foto en voor de overbekende vragen. Even doorbijten, na afloop gingen ze zijn honden Igor en Tony ophalen. Twee mannetjes die trouwens wel de hele dag met elkaar neukten. Terwijl Igor inmiddels al best oud was – die had hij nog van zijn vader gekregen. Daarna gingen ze met de honden naar het strand, voor het eindshot.

Juryrapport

‘Mischa Cohen koos voor een weinig gehanteerde interviewvorm, maar toont aan dat die keuze in deze situatie een geweldige oplossing was.’

Die fucking datum, Lieuwe van Gogh 10 jaar later

Tien jaar na de moord ontmoet VN-redacteur Mischa Cohen de zoon van Theo van Gogh. Na afloop stelde Cohen vast dat het onverwacht openhartige interview zich niet goed leende voor een weergave in citaten met verbindende vragen. Cohen vertelt het verhaal van Lieuwe van Gogh als een monologue-intérieur. Een gedurfde – en niet vaak voorkomende – keuze, die de jury zeer kon bekoren. Vooral omdat de nu gekozen vorm recht doet aan de aarzelingen van Van Gogh om met de pers te spreken. Mischa Cohen koos voor een weinig gehanteerde interviewvorm, maar toont aan dat die keuze in deze situatie een geweldige oplossing was.