De waarheid voorbij
Het was het jaar van de post-truth: feiten waren van ondergeschikt belang aan meningen, emoties en regelrechte bullshit. Hoe heeft het zo ver kunnen komen?
Dat Donald Trump een glibberige verhouding tot de waarheid heeft, is de laatste maanden rijkelijk gedocumenteerd. Maar nu hij verkozen is tot de volgende president van de Verenigde Staten, geeft hij zijn eigen leugens ook weleens toe. Met een ondeugende lach liefst, om te laten zien: zijn ze er toch mooi ingetrapt.
Tijdens zijn thank-you-tour, een rondgang langs de zwaarbevochten swingstaten, blikte hij in zijn speeches af en toe terug op zijn campagnetaal. ‘Je hoorde me steeds zeggen dat het systeem rigged was’, zei Trump in Virginia. ‘Maar nu zeg ik dat niet meer, omdat ik gewonnen heb. Nu maakt het me niet meer uit.’
Dit brengt iedereen in verwarring, zei Trevor Noah, de presentator van latenightshow The Daily Show. ‘Politici horen niet eerlijk over hun leugens te zijn.’
Noah toonde ook een ander fragment waarin Trump terugkomt op zijn beruchte kreet ‘Drain the swamp’, waarmee hij beloofde de corruptie in Washington D.C. uit te bannen. Hij gaf toe dat hij de oneliner eerst maar niets vond, een beetje afgezaagd. Maar toen hij merkte dat het aansloeg, ging hij het vaker zeggen. ‘Ik ging het zeggen alsof ik het meende.’
Trump is een goochelaar, zei Noah. ‘Hij vertelt iedereen hoe hij de truc doet en alsnog zeggen mensen: het is magie!’ Trump de tovenaar, bij wie illusie en werkelijkheid voortdurend door elkaar lopen.
Ondanks al zijn leugens, onwaarheden en overdrijvingen moet je Trump geen leugenaar noemen, betoogde het Amerikaanse blad The New Republic. Hij is wat anders, iets veel ergers: een bullshit artist, een flauwekulverkoper.
Wat het verschil is? Dat legt Harry G. Frankfurt, een vooraanstaand filosoof en emeritus hoogleraar aan Princeton, uit in zijn boek On Bullshit uit 2005. ‘Je kunt alleen liegen als je de waarheid denkt te weten’, schrijft hij. ‘Een leugenaar verhoudt zich tot de waarheid, en respecteert in die zin de waarheid. Een bullshitter geeft niet om de waarheid.’
Flauwekul is daarom gevaarlijker dan leugens, betoogt Frankfurt, omdat het de mogelijkheid tot het achterhalen van waarheid ondermijnt. Een leugen probeert de waarheid te manipuleren, maar flauwekul probeert de aanhoorder te manipuleren. De fabulant heeft een avontuurlijke kijk op de werkelijkheid, zegt Frankfurt. Hij is er creatief mee, kan hem naar wens mooier of lelijker maken. Hij durft te praten over zaken waar hij niets van weet. Soms is dat ook vermakelijk; onzin is zelden saai.
De analyse van Frankfurt blijkt een schrikbarend accurate voorspelling van Trump. Hij kneedt de waarheid tot iets wat hem op dat moment uitkomt. En als hij zijn eigen waarheid vaak genoeg herhaalt, gaat hij er nog in geloven ook. De president elect werpt al babbelend, niet gehinderd door enige kennis van zaken, beschuldigingen en complottheorieën op waarvan hij denkt dat zijn publiek ze wil horen. Om later toe te geven dat hij iedereen in de maling nam.
Opscheppen over lak aan de waarheid – in 2016 kon je ermee wegkomen, nee, ervoor beloond worden.
Een terugblik op 2016 kan niet zonder te kijken naar de manier waarop we grip verloren op wat waar is en hoe we feiten steeds minder belangrijk zijn gaan vinden. In november riep The Oxford Dictionary ‘post-truth’ uit tot woord van het jaar. De (vertaalde) definitie is als volgt: ‘heeft betrekking op situaties waarin objectieve feiten minder invloed hebben op de publieke opinie dan emotionele of persoonlijke overtuigingen’.
Natuurlijk heeft de populariteit van het woord direct te maken met de campagnes van Trump en de voorstanders van Brexit, waarin feiten het telkens verloren van emotie en onwaarheden. De Brexitcampagne zegevierde onder meer met de op een rode campagnebus gestickerde leugen dat 350 miljoen pond per week naar de EU gaat. In werkelijkheid is het minder dan de helft, een nuancering die UKIP-voorman Nigel Farage al de dag na het referendum toegaf.
Leugens van politici zijn van alle tijden, maar nog nooit waren ze zo snel en makkelijk als zodanig te herkennen. Zowel Trump als Brexit liftte mee op de haat jegens de elite en instituties. Michael Gove, een belangrijke Brexitcampagnevoerder, sprak op Sky News de beruchte woorden: ‘Mensen in dit land zijn experts zat.’ En Arron Banks, een van de grootste financiers van het Brexitkamp, gaf aan The Guardian toe dat hij van tevoren al wist dat feiten er niet meer toe doen. ‘Je moet mensen op een emotionele manier aanspreken.’
Ook de uitkomsten van deze campagnes droegen bij aan het post-waarheidtijdperk: de peilingen, en dus de media, zaten ernaast. Daardoor zagen velen hun wantrouwen tegen de mainstreammedia bevestigd: zie je wel dat ze de waarheid verdoezelen in het belang van progressieve idealen. In Amerika en Duitsland is de naziterm Lügenpresse, de leugenachtige pers, nieuw leven ingeblazen.
Begin december vond de culminatie van dit post-waarheidjaar plaats toen een 28-jarige man een pizzeria in Washington binnenliep met een geladen geweer. Hij had op het internet gelezen dat Clinton en andere Democraten vanuit de pizzeria een pedofielennetwerk runden. Drie kwartier zocht hij naar geheime tunnels waar de kinderen zouden zijn opgesloten. Hij vond niets. Of, zoals CNN-commentator Brian Stelter het verwoordde: ‘De verhalen waren nep. De schoten waren echt.’
Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Velen wijzen naar de nieuwe technologieën om het afbrokkelende belang van de waarheid te verklaren. ‘Het internet heeft dit probleem niet veroorzaakt, maar wel versterkt’, schrijft filosoof Michael B. Lynch in zijn dit jaar verschenen boek The Internet of Us: Knowing More and Understanding Less in the Age of Big Data. Doordat we alles googelen, vergeten we hoe kennis tot stand komt en hoe je zelf een feit kunt verifiëren.
Iedereen kan online een leugen als een waarheid publiceren en die eenvoudig verspreiden. Het internet zou ons een gedemocratiseerd en open medialandschap opleveren, maar het tegenovergestelde is het geval: we leven online in gesloten gemeenschappen, echoputten van het eigen gelijk, door algoritmes gecreëerde bubbels waarin we uitsluitend nieuws tegenkomen dat ons wereldbeeld bevestigt.
De factchecks van Trumps leugens komen bij zijn volgers niet terecht. Een op de vier Republikeinen gelooft nog steeds dat Obama niet in Amerika is geboren. En ongeveer een kwart tot de helft van de Republikeinen denkt te weten dat Obama moslim is. De leugen is al zo vaak gedeeld dat hij niet meer te stoppen is. Zulke information cascades, zoals wetenschappers dit zichzelf versterkende fenomeen noemen, maken dat er niet tegen desinformatie is op te checken.
Het is ook de reden dat nepnieuws, als journalistiek vermomde onzinstukken waar door clicks goed geld mee wordt verdiend, zich rond de Amerikaanse verkiezingen zo makkelijk verspreidde: mensen delen het omdat het strookt met hun denkbeelden. En als het niet klopt, dan werkt het tenminste in het voordeel van hun partij. Onder anderen tieners in Macedonië bleken de onzinstukjes te tikken en de advertentie-inkomsten op te strijken.
En dat kan een behoorlijk lucratieve business zijn: de twintig populairste nepnieuwsartikelen (zoals dat de paus Donald Trump zou steunen) genereerden vlak voor de verkiezingen op Facebook meer likes, reacties en shares dan de top-20-verhalen van grote nieuwsorganisaties, berekende Buzzfeed. Het is een industrie van misleiding, gevoed door de tunnelvisie die voortkomt uit partijdigheid.
De ironie van nepnieuws is dat lezers die zich van de zogenaamde manipulatie van de massamedia willen afkeren, volgens een studie van Northeastern University eerder geneigd zijn om desinformatie op sociale media te geloven. Ongeveer driekwart van de Amerikanen trapt weleens in nepnieuws, bleek uit een enquête die Buzzfeed liet uitvoeren. Mensen die Facebook gebruiken als hun voornaamste nieuwsbron zijn bovendien bevattelijker voor nepnieuws dan anderen.
En die groep wordt steeds groter: 44 procent van de nieuwsconsumenten gebruikt Facebook als bron, bleek uit een recent wereldwijd onderzoek van het Reuters Institute for the Study of Journalism. Helaas zegt dat ook veel over de stand van de journalistiek: in vijftien jaar is het advertentiegeld haast geheel opgeslokt door het internet, zijn oplagen flink gekrompen, werden talloze kranten opgeheven en heeft ongeveer eenderde van de journalisten zijn baan verloren.
Aan het huidige post-waarheidtijdperk ligt dertig jaar postmodernisme en relativisme ten grondslag. Dé waarheid bestaat niet volgens postmodernisten, het is een kwestie van perspectief. ‘Kennis werd gezien als een vorm van macht’, zei de Italiaanse filosoof Maurizio Ferraris onlangs in een interview met de Volkskrant, ‘en diende daarom met wantrouwen te worden bezien.’
Dit gedachtegoed had emancipatoir moeten werken; het zou het volk bevrijden van onderdrukkende machtsstructuren. Maar uiteindelijk stond het vooruitgang in de weg, want hoe kom je verder in de wetenschap of in het publieke debat als je geen gedeelde feiten en waarheden hebt? Je kunt niet bouwen op semantisch drijfzand.
De relativerende taal van de postmodernisten werd overgenomen door de machthebbers die er juist mee bestreden moesten worden. Ferraris noemt de opkomst van het mediapopulisme van Silvio Berlusconi hiervoor kenmerkend. ‘Begrijp je dan niet dat iets niet bestaat – een idee, een politicus of een product – als het niet op televisie is?’, zei Berlusconi volgens zijn biograaf tegen een handlanger.
Ook de oorlog in Irak, die door de regering-Bush werd gerechtvaardigd met vervalst bewijs over massavernietigingswapens, ziet Ferraris als een pervers gevolg van het postmodernisme. Een adviseur van Bush, vermoedelijk Karl Rove, sprak tegen een journalist de legendarische woorden: ‘Als wij handelen, scheppen wij onze eigen werkelijkheid, en terwijl jullie die werkelijkheid grondig bestuderen, zullen wij weer handelen en zo weer nieuwe werkelijkheden scheppen.’
Inmiddels zien we steeds vaker hoe politici dat doen, werkelijkheden scheppen. Twaalf jaar na Irak werd in Rusland niet het bewijs vervalst, maar werd het voeren van oorlog zelf ontkend. Terwijl Russische troepen de Krim annexeerden, zei Vladimir Poetin met een strak gezicht op tv dat zijn soldaten niet in Oekraïne waren. Journalisten, bloggers en burgers lieten het tegendeel zien, maar alleen voor wie het horen wilde.
Het postmodernisme voedde ook het wantrouwen jegens experts, instituties en autoriteit in het algemeen. De media houden zelf ook steeds minder van deskundigen, want die zijn zo kil en theoretisch. Onder het mom van objectiviteit kan het daarom gebeuren dat een jeugdarts in Pauw tegenover drie bezorgde ouders het belang van vaccinaties moest verdedigen (een aflevering waar Jeroen Pauw later zijn excuses voor aanbood). Liever een spannend debat dan een wetenschappelijk feit: dat vaccins werken en geen autisme veroorzaken. Op dezelfde manier wordt klimaatverandering in de Amerikaanse media vaak behandeld: zet een klimaatontkenner (die soms als lobbyist betaald wordt door de olie-industrie) tegenover een milieuactivist of onderzoeker. Terwijl de consensus onder wetenschappers ongeveer 99 procent is dat klimaatverandering reëel is.
‘Liever een columnist van De Telegraaf dan een professor’, zei een woordvoerder van actualiteitenrubriek EenVandaag onlangs. ‘We willen dat mensen snappen wat er wordt gezegd.’ Dat opinie en emotie het daarbij winnen van feiten en ratio is kennelijk een acceptabele bijwerking.
Sterker nog, emoties zijn nu ook feiten. In een tv-debat op CNN zei de prominente Republikein Newt Gingrich dat het hem niet uitmaakt dat misdaadcijfers dalen, het gaat erom dat mensen zich ‘onveilig voelen’, want dat is ook een feit.
Met een gelijksoortige logica verspreidt Donald Trump complottheorieën. ‘Heel veel mensen zeggen’, begint hij dan zijn zin, om vervolgens een vergezocht verhaal te vertellen, bijvoorbeeld dat Obama zou sympathiseren met IS. Of hijzelf die theorie omarmt, blijft in het midden. Zo is het geoorloofd een kulverhaal te verspreiden, want het zou zomaar eens waar kúnnen zijn.
Op andere momenten lijkt Trump het bestaan van een controleerbare waarheid simpelweg te ontkennen. Zo hield hij vol dat er duizenden moslims juichend op straat liepen in New Jersey na 9/11. Het bewijs is verdwenen, zei Trump toen er werd doorgevraagd, omdat het toen nog niet zo makkelijk was om filmpjes te maken met je telefoon. Hij heeft dus gelijk ondanks – of juist dankzij – het ontbreken van bewijs.
Waterdichte bullshit, ja. Het woord post-waarheid zegt het al: we verhouden ons niet meer tot de waarheid, we zijn de waarheid voorbjj. Welkom in het universum van de onzin.
Bullshit is vager (en dus gevaarlijker) dan een leugen, zegt Frankfurt, een leugen kun je ontmaskeren of doorprikken, maar bullshit niet. Na bullshit volgt daarom zelden de ophef die hoort bij het onthullen van een leugen. Trump profiteert op meerdere manieren van dit klimaat. Hij maakt van zijn kletskoek een show. Zijn praatjes worden nauwelijks serieus genomen, soms meent hij niet eens wat hij zegt, zoals hij zelf al trots toegeeft. Het is kleedkamerpraat of een politiek incorrect grapje, zo verdedigt hij zijn misstappen, en mensen gaan daar kennelijk in mee.
Wellicht nog verontrustender: machthebbers kunnen steeds gemakkelijker wegkomen met schandalen, als het medialandschap verder fragmenteert en ieder in zijn eigen echoput zit. ‘Washington D.C. is steeds transparanter geworden – zonder de verantwoording die daarmee gepaard hoort te gaan’, schreef Susan B. Glasser, chef van het politiek-journalistieke mediaplatform Politico, in een terugblik op de verslaggeving van de verkiezingen. Alle onthullingen gleden zo van Trump af: beschuldigingen van aanranding, zakelijke belangenverstrengeling, belastingontduiking.
De media hadden het helemaal niet zo slecht gedaan, concludeerde Glasser. Ja, er was veel partijdigheid, maar er was ook gedegen onderzoek en verslaggeving. Er bleef alleen niets plakken, de meeste mensen luisterden niet. Ze waren afgeleid door bullshit.
Factbook
Nadat Facebook veel kritiek had gekregen omdat nepnieuws zo makkelijk werd verspreid op het platform, kondigde het bedrijf maatregelen aan om ‘fake news’ tegen te gaan. Voortaan kunnen gebruikers nepnieuws rapporteren, waarna een onafhankelijk team van factcheckers het verhaal gaat onderzoeken. Als het inderdaad nepnieuws blijkt te zijn, komt er een ‘disputed’-label bij de link. Ook zal de link lager op pagina’s verschijnen door een aanpassing in het algoritme.