Winnaar ‘Achtergrond’

De man die de Koningin aanrandde

Is hij een gek? Een verslaafde? Een zielige zwerver? Of een gewiekste ‘provocateur’? Portret van de Damschreeuwer.

Door

Sander Donkers en Robert van de Griend namens Vrij Nederland

damschre

Volgend jaar weer? Hij sluit het niet uit. ‘Want wie weet nou wat hij over een jaar doet?’ Foto: Ad Nuis

Op een zonnige avond in juni zit een man op een bankje voor makelaarskantoor Dokter op het Spui in Amsterdam. Hij is klein, heeft donker, kortgeschoren haar, en draagt een wit overhemd onder een goedzittend wollen pak. Daaronder steken blauwe geruite sokken uit nette suède schoenen. Naast hem staan vijf halve liters bier van het huismerk van Albert Heijn, die hij een voor een uitschenkt in een plastic beker. Af en toe loopt hij even naar de naastgelegen Coffee Company waar hij een ijsklontje bietst om zijn bier koud te houden.

De man lijkt zich thuis te voelen op zijn bankje. Hij legt servetjes onder zijn beker om geen kringen op het hout te maken, zijn sigarettenpeukjes drukt hij zorgvuldig uit in de goot. Als hij even alleen zit, speelt hij met zijn mobieltje, mompelt wat in zichzelf en begint soms uit het niets te giechelen. Maar hij heeft geen gebrek aan aandacht op deze mooie avond. In plat Amsterdams knoopt hij praatjes aan met passerende toeristen en hij flirt met een stel meisjes op het terras naast hem. Dat voorbijgangers een paar keer stiekem een foto van hem maken, heeft hij niet in de gaten. In de loop van de avond komen diverse personeelsleden van het naburige Luxembourg bij hem zitten. Ze slaan hem op de schouders en praten honderduit. Een aardige, nette vent, zo vinden ze in het grand café, die altijd wel een grappig verhaal heeft.

Maar er zijn heel wat mensen die daar anders over denken. Want al is het moeilijk voorstelbaar als je hem zo gadeslaat, dit is dezelfde man die twee maanden geleden met een harde schreeuw tijdens de Dodenherdenking heel Nederland op zijn kop zette, en nog weken erna voor hevige discussie zorgde. Die paar seconden maakten een eind aan zijn anonieme bestaan en leverden hem een prachtige bijnaam op: de Damschreeuwer.

Een gestoorde indruk

Zijn langgerekte kreet tijdens de twee minuten stilte vormde de aanleiding tot blinde paniek op de Dam. De koninklijke familie werd ijlings in veiligheid gebracht, en in het gedrang liepen drieënzestig mensen verwondingen op. Met de tragedie van Koninginnedag een jaar eerder nog vers in het geheugen, ontstond er meteen een sfeer alsof zich een ramp van veel grotere omvang had voltrokken. Zo sprak de NOS-verslaggeefster ter plaatse niet over ‘gewonden’, maar over ‘slachtoffers’, waardoor kijkers die iets later inschakelden de indruk kregen dat er doden waren gevallen.

De Damschreeuwer had een open zenuw in de Nederlandse samenleving geraakt, zo bleek wel uit het verhitte debat dat volgde. Aan de ene kant waren er mensen als oorlogscorrespondent Arnold Karskens, die het Nederlandse volk uitmaakte voor een stel bangepoeperds dat bij het minste of geringste op de vlucht sloeg, aan de andere kant klonk in veel reacties het verlangen door naar een samenleving waarin dit soort incidenten eenvoudigweg onmogelijk gemaakt worden.

De veiligheidsmaatregelen op de Dam waren al aangescherpt vanwege ‘Apeldoorn’. Hoe kon het dan dat, zoals de Journaal-verslaggeefster het verwoordde, er niet alleen een ‘meervoudige misdadiger’ bij de herdenking aanwezig was – waarmee ze doelde op de Damschreeuwer – maar ook iemand die ‘gewoon’ een koffertje kon meenemen, ‘waar van alles in kan zitten’? In diverse media pleitte veiligheidsexpert Uri Rosenthal, de latere kabinetsinformateur, voor ‘maatregelen die passen bij modern management van grote menigten’, zoals preventief fouilleren en het inzetten van technische snufjes. De Telegraaf liet een vrouw aan het woord die zei dat ‘een verstandig mens niet meer naar dit soort massabijeenkomsten gaat’.

Over de schreeuwer werd tijdens een persconferentie van de ‘driehoek’ bekendgemaakt dat hij een negenendertigjarige Amsterdammer was, die diverse malen was veroordeeld voor onder andere drugshandel en geweldsmisdrijven. Hij had na zijn aanhouding ‘een gestoorde indruk’ gemaakt. Ook werd gemeld dat hij een orthodox-joods uiterlijk had, wat reden was voor het CIDI om een paar dagen later een persbericht de deur uit te doen waarin opgelucht gemeld werd dat er geen toename van antisemitische incidenten was geweest.

Al snel deden de wildste verhalen de ronde over de Damschreeuwer. Bekend was dat hij zwierf. Naast zijn bijnaam, de Rabbijn, doken er maar liefst vier namen op in de pers: Adam, Yaël, David en Pepe. Volgens de NOS-verslaggeefster had hij, voorafgaand aan de schreeuw, gepreveld ‘in een nog onbekende taal’. Een radiocollega suggereerde dat zijn uitdossing een ‘vermomming’ was geweest. Journalist Paul Damen, voormalig hoofdredacteur van het Nieuw Israelietisch Weekblad, had de man op zijn bankje wel eens uitgehoord over het joodse geloof, en concludeerde dat hij er veel van af wist. Maar tattookoning Henk Schiffmacher vertelde weer dat hij de man een paar dagen voor de schreeuw uit zijn winkel had gezet omdat hij zo stonk. Hij had een tatoeage willen laten zetten – van een aardbol – en dat is orthodoxe joden niet toegestaan.

Cursusje gezond verstand

Was hij een gek? Een verslaafde? Een zielige zwerver? Of toch een gewiekste ‘provocateur’? Voor het populistische deel van Nederland maakte het weinig uit. Op internet werd de Damschreeuwer even genadeloos verketterd als de gemiddelde pedofiel of ontsnapte tbs’er. Telegraaf-columnist Rob Hoogland noemde hem in één adem met Mohammed B. en Volkert van der G. De advocate van de schreeuwer, Marielle van Essen, ontving stapels mail met doodsbedreigingen en het advies dat ze haar kinderen, die ze overigens niet heeft, maar beter goed in de gaten kon houden.

Wat er ook met hem aan de hand was, de Rabbijn moest veilig opgeborgen worden. Of, zoals de kale Hagenees Henk Bres het in het televisieprogramma Het Lagerhuis verwoordde: ‘Als-ie vrijgelaten wordt dan denkt-ie dat-ie een koe is (…) en dan roept-ie boe tegen twee kleine kinderen, die springen van schrik weg, d’r komt een auto aan en die rijdt ze dood. Het zallen jouw kinderen wezen!’ Maar daar zat nou juist het probleem. De Damschreeuwer was opgepakt vanwege ‘verstoring van de openbare orde’, en het OM had tijdens de persconferentie op 4 mei al laten weten dat hij waarschijnlijk de volgende ochtend zou moeten worden vrijgelaten. Kort na de persconferentie was de aanklacht tegen hem verzwaard tot ‘het toebrengen van lichamelijk letsel’, op grond waarvan hij drie dagen langer kon worden vastgehouden. Vlak voordat die periode afliep, werd de schreeuwer opeens ‘aanranding van de koningin’ ten laste gelegd, een archaïsch wetsartikel dat volgens de advocate van de man nog nooit eerder gebruikt is.

Nu kwam een ander deel van de samenleving in het geweer. Was hier niet een loopje genomen met de rechtsgang? Er werd een speciale Facebook-pagina voor de Damschreeuwer gemaakt, en Henk Krol, hoofdredacteur van de Gaykrant, startte een petitie om hem vrij te krijgen. Max Pam schreef een column in de Volkskrant met de kop ‘Laat “de Rabbijn” onmiddellijk vrij’. Hij kreeg bijval van Dries van Agt. Twee maanden na het incident zegt de oud-premier nog altijd het ‘bijzonder onprettige gevoel’ te hebben ‘dat we in Nederland een kant opgaan waarin zelfs organen van justitie overgevoelig worden voor de stem des volks’.

Freek Salm, oud-stadsdeelvoorzitter en Wallen-manager, kende ‘de Rabbijn’ uit de tijd dat hij ging praten met een groepje lastige daklozen dat zich altijd ophoudt voor de Albert Heijn achter de Dam. ‘Daar zat hij bij. En ja, hij jatte wel eens een blikje bier. Of hij probeerde gratis krantjes te verkopen aan toeristen, voor een eurootje. Maar er lopen in Amsterdam minstens zeshonderd gasten als hij rond, en daar zitten veel agressievere types tussen. Moeten we die allemaal opsluiten? Mag je niet meer gestoord zijn in dit land?’

Beschamend vindt Salm het, dat één schreeuw tot zo veel paniek kon leiden. ‘De mensen moeten eens een cursusje gezond verstand volgen. Vijftien, twintig jaar geleden was er tijdens de herdenking eens een kerel die het Horst Wessel-lied aanhief. Toen zeiden de omstanders gewoon: hé eikel, effe dimmen nou.’

En zo waren de meningen over de Damschreeuwer keurig verdeeld volgens de scheidslijn tussen links en rechts. Of beter wellicht: tussen de pleitbezorgers van law-and-order en de voorstanders van een meer libertijnse samenleving. Ook onder politici: VVD’ers Mark Rutte en Fred Teeven toonden begrip voor de handelswijze van het OM, Alexander Pechtold (D66) en Emile Roemer (SP) spraken er schande van.

Besmeurd servetje

Op 10 juni werd de voorlopige hechtenis van de Damschreeuwer op last van het gerechtshof Amsterdam plotseling opgeheven. Het hof oordeelde dat er ‘onvoldoende verdenking’ bestond voor de aanklacht van ‘feitelijke aanranding van de koningin’. Maar luttele uren nadat hij op vrije voeten kwam werd de schreeuwer opnieuw opgepakt, en wéér op de Dam. Nu publiceerden diverse kranten het bericht dat hij het monument had willen ‘beplakken’. Met wat? Een pamflet? Een j’accuse? Zijn advocate wilde er niets over zeggen, en raadde ‘cliënt’ af met de pers te praten. Zelf dacht hij daar blijkbaar anders over, want hij belde stadszender AT5 om zijn verhaal te doen.

Voor de camera stond ineens een man die helemaal niet leek op de foto die er van hem circuleerde. Op aanraden van zijn raadsvrouw had hij, om niet te veel in de kijker te lopen, zijn orthodoxe look vaarwel gezegd. Maar het verhaal dat hij vertelde, zal hem nou niet bepaald veel goodwill hebben opgeleverd. ‘Adam’ zei onder meer dat de paniek niet zijn schuld was, en dat hij niet uitsloot dat hij het nog eens zou doen, en weidde met zichtbaar genoegen uit over de tweede aanhouding. Hij had op de Wallen een prostituee bezocht, en ontdekte na gedane zaken dat hij zijn geslachtsdeel niet helemaal schoon had geveegd. ‘Ik denk: dan kan je net zo goed dat laatste restje eruit schudden, en even aan die paal afvegen.’ Die ‘paal’ was het monument. De stadswachten die hem er een besmeurd servetje op zagen plakken, waren not amused, en de Damschreeuwer verdween weer voor een nachtje in de cel.

Intussen ging de mystificatie rond zijn persoon maar door. Weekblad Privé ‘onthulde’ dat zijn echte naam Yaël K. was, en dat hij een verre neef van Hanneke Groenteman zou zijn. De televisiepresentatrice moet er hartelijk om lachen. ‘Ik ken die man niet. En ik heb een hele kleine familie, dus als het waar was, zou ik het wel weten.’

Wilde anekdotes

Oké. Maar wie is de Damschreeuwer dan wél? Inmiddels zwerft hij weer door de stad en zit hij dagelijks op zijn bankje op het Spui. Als we hem aanspreken, reageert hij aanvankelijk wat terughoudend. Hij zegt zich nogal geërgerd te hebben aan de berichtgeving over hem in de media. ‘Ik ben zelf ooit redacteur geweest bij Mercurius, een lokaal radiostation in Leeuwarden,’ vertelt hij. ‘En dan had ik nog wel eens de drang om wederhoor te plegen. Maar nu viel het me op dat verschillende journalisten allerlei zaken uit hun duim zuigen. Daarom heb ik AT5 ook gebeld, om mijn kant van het verhaal eens te vertellen.’

Dan begint hij honderduit te vertellen, over een levensloop die op zijn zachtst gezegd rumoerig was. Zijn verhaal zit vol wilde anekdotes, die hij soms wat warrig aan elkaar breit. Al snel rijst de vraag hoe betrouwbaar het allemaal is. Spreekt de alcohol wellicht ook een woordje mee? Is hij wel bij zijn volle verstand? Zou hij er genoegen in scheppen zo veel mogelijk mist rond zijn persoon te creëren?

Als Adam begint te pochen over zijn goede geheugen, lepelt hij in één adem zijn telefoonnummer, geboortedatum en sofinummer op. Wanneer we later met die gegevens wat speurwerk verrichten, blijken zijn verhalen op zijn minst een kern van waarheid te bevatten.

Ja, hij komt oorspronkelijk uit Friesland. Uit Franeker, om precies te zijn. En ja, hij is al vijf jaar dakloos. Hij heeft twee zoons bij verschillende vrouwen, met wie hij geen contact meer heeft. Joods is hij niet, laat staan orthodox. Dat hij wel wat van het joodse geloof af weet ‘is gewoon een kwestie van algemene ontwikkeling’. Zijn baard, die hij overigens zwart verfde, had hij alleen maar laten staan omdat hij geen zin had telkens naar een opvanghuis te moeten om zichzelf te scheren. ‘Dus had ik al snel een baard van hier tot Jeruzalem. En daar heb ik een leuk hoedje bij gekocht.’

Naar de nachtopvang gaat hij ook niet, zegt hij. ‘Ik slaap liever buiten, want ik wil mijn onafhankelijkheid bewaren. En ik heb geen trek om in een milieu te belanden met allemaal stumperds. Bovendien is zo’n nachtopvang vreselijk smerig. Al die gasten lopen de hele dag te sjouwen door de stad, en trekken daar dan hun schoenen uit.’ De vraag hoe het komt dat hij er zelf zo schoon en verzorgd uitziet, beantwoordt hij met cruijffiaanse logica. ‘De beste manier om schoon te blijven is te zorgen dat je niet vies wordt.’ Daarom gaat hij ’s nachts op een stuk karton liggen.

En zijn naam? David is het in elk geval niet, en Yaël evenmin. Zijn achternaam begint ook niet met een K. Als je het hem op de man af vraagt, zegt hij dat hij Ale Hugo H. heet (de volledige achternaam laten we om privacyredenen onvermeld). Zijn roepnaam is inderdaad Adam. Dit alles wordt bevestigd door zijn oudste zus, een remonstrants predikante en geestelijk verzorgster die in Amsterdam woont. Maar het sofinummer levert de voorletters G.V. op, en een Italiaanse achternaam.

Hoe dat dan weer zit? Een tikje timide vertelt hij dat hij het product is van een incestueuze relatie. ‘Mijn vader is eigenlijk de vader van mijn moeder. Hij was getrouwd met mijn oma, en kreeg vijf dochters en twee zonen. Eén van die dochters heeft-ie zwanger gemaakt. En daaruit ben ik geboren.’ Eenmaal zwanger kreeg zijn moeder kennis aan een Italiaan, de bandleider van een top-40-orkest dat optrad in Friesland. Zij trouwden, en scheidden twee jaar later weer. Adam zegt dat zijn officiële naam hem maar weinig interesseert. ‘Ik heet Giovanni Vincenzo, of zoiets – maar wat kan mij het schelen.’

Het heeft soms iets cabaretesks, de manier waarop hij trieste verhalen op montere toon opdist. ‘Mijn jeugd? Ik kan niet echt zeggen dat ik een jeugd heb gehad. Ons gezin had alle gebreken die je kunt verzinnen. Mijn vader, die dus ook mijn opa was, was een beste vent. Maar als hij niet was overleden, had ik hem zelf doodgeschoten. Mijn moeder vond ik eigenlijk alleen aardig als ze een borrel ophad – al kon ze daar wel in overdrijven.’ Op zevenjarige leeftijd verhuisde hij naar Amsterdam, waar hij introk bij zijn zus (tevens zijn tante). Hij ging naar de mavo, en vervolgens naar de modevakschool in Leeuwarden, waar hij het maar een half jaar uithield. Daarna kwam hij al snel op het verkeerde pad terecht.

Adam doet geen enkele moeite om het criminele verleden waar politiecommissaris Welten al aan refereerde, te verhullen. Integendeel; enthousiast vertelt hij over Subito, de escortservice in Friesland die hij bestierd zou hebben, en over zijn handel in cocaïne. ‘Ik reed in een knalrode Porsche, had van die gouden kettingen om mijn nek, en was een van de eersten in Friesland met een autotelefoon. Zelf was ik ook geen tegenstander van een lijntje. Het was lang leve de lol.’

Manicure

In 1999 liep het echt uit de hand. Zonder een zweem van wroeging vertelt hij hoe hij met behulp van een tafelpoot een conflict met een paar Antilliaanse drugshandelaren beslechtte. ‘Eentje heb ik er half doodgeslagen. Maar helaas werd ik gepakt. De rechter legde me eenentwintig maanden cel op. Ik zeg: eenentwintig maanden? Voor het slaan van een paar negers?’

Toen hij vrij kwam, probeerde hij enige tijd zijn leven te beteren. Hij werkte naar eigen zeggen in een stropdassenwinkel en in verschillende cafés. Maar al spoedig viel hij weer voor het snelle geld. In 2003 werd hij op Schiphol gearresteerd voor het smokkelen van vijftien kilo coke. Hij kreeg viereneenhalf jaar gevangenisstraf, waarvan hij er tweeëneenhalf uitzat. (Zijn zus laat overigens weten dat hij ‘wel vaker’ in de gevangenis heeft gezeten.) Daarna, zegt Adam, was het gedaan met zijn criminele carrière. ‘Mijn oude vriendjes zeiden: met jou doen we geen zaken meer. Je hoeft je kop maar ergens te laten zien, en de politie weet meteen waar je mee bezig bent.’ Sindsdien is hij dakloos, en tja, leuk is anders. ‘Je leeft opeens op een heel ander niveau. Je staat niet op de maatschappelijke ladder, maar ernaast. Dat is wel moeilijk om mee om te gaan.’ Toch zegt hij geen spijt te hebben van zijn criminele verleden. ‘Ik had die tijd niet willen missen. Ik heb liever de hoogste toppen en de diepste dalen, dan zomaar een beetje doormodderen.’

Want hij had natuurlijk gewoon een baan kunnen zoeken. ‘Maar werken voor een baas, daar ben ik nou eenmaal niet het type voor.’ En dus leeft hij van een uitkering. Daarvan, zo vertelt Adam, laat hij af en toe zijn pak stomen, drinkt hij een glaasje wijn (‘Chardonnay. Niet te zoet, maar ook niet te droog’), neemt op zijn tijd een manicure, en bezoekt soms een prostituee. ‘Eigenlijk,’ zegt hij met een ondeugend lachje, ‘is het natuurlijk dieptriest dat een of andere instantie de datum bepaalt waarop jij naar de hoeren mag.’

Over de gebeurtenissen op 4 mei is Adam laconiek. Had hij inderdaad, zoals verschillende kranten schreven, eerder die dag tegenover een Albert Heijn-caissière bedreigingen geuit aan het adres van koningin Beatrix? ‘Ach welnee, ik stond gewoon wat te mopperen omdat er geen geld op mijn rekening stond. Ik ben dol op het koninklijk huis. En ik vind die Beatrix eigenlijk best een lekker wijf.’

Waarom hij dan aan het schreeuwen sloeg? Na enig gemijmer: ‘Ik ben gek op die boeken van René Diekstra, over massapsychologie. Ik dacht, laat ik dat ook eens in de praktijk brengen. Dat doe ik wel vaker. Alleen nu was het toevallig op 4 mei, om acht uur.’ En nee, hij kan niet uitsluiten dat hij volgend jaar weer gaat staan schreeuwen. ‘Want wie weet nou wat hij over een jaar doet?’

Roep vanuit de samenleving

Je vraagt je af waarom Adam dit allemaal vertelt, en op zo’n provocerende manier, nu zijn proces nog moet beginnen. Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik mag toch zeggen wat ik wil? En bovendien: ik word toch vrijgesproken.’

Ook zijn advocate Marielle van Essen is optimistisch, aangezien het Hof geen opzet vermoedt. Zij ontvangt in een statig grachtenpand waar alle lampen goudkleurig zijn en de vorm hebben van machinegeweren. Aan de wand hangt een groot schilderij: een afbeelding van Tony Montana met een berg cocaïne voor zijn neus. Daaronder ligt de zwarte hoed van de Damschreeuwer, die Van Essen voor hem heeft laten stomen.

Volgens de advocate is het verleden van ‘cliënt’ totaal irrelevant, en zijn er zeker vijf andere oorzaken aan te wijzen voor de paniek die op 4 mei ontstond. Het koffertje, de gillende vrouw, de omvallende hekken, et cetera. Dat zou onder meer blijken uit tientallen verklaringen van getuigen die zich bij haar hebben gemeld.

Van Essen zet vraagtekens bij de handelswijze van het OM – dat zich overigens onthoudt van commentaar zolang de zaak loopt. ‘Eerst kondigen ze aan dat ze hem moeten vrijlaten, en een half uur na de persconferentie wordt hij gewoon in verzekering gesteld. Dan is het opeens geen overtreding meer, maar een misdrijf. En nu doen ze het voorkomen alsof hij daarvoor al in de eerste plaats was opgepakt. Ze proberen het achteraf juridisch kloppend te maken. Ik wil weten wat er in dat half uur is gebeurd.’

Verschillende mensen hebben in de media gesuggereerd dat er van buitenaf druk is uitgeoefend op het OM om de Damschreeuwer langer vast te houden, en het hardnekkige gerucht gaat dat koningin Beatrix daar iets mee te maken zou hebben. Het OM zelf verklaarde, bij monde van persofficier Willem Nijkerk, bij de strafeis rekening te hebben gehouden met ‘het maatschappelijk sentiment’. ‘Kijk, natuurlijk moeten wij als Openbaar Ministerie, als onderdeel van de rechterlijke macht, daar ook met enige afstand naar kunnen kijken, maar we zijn ook weer niet doof voor de roep vanuit de samenleving.’

Maar volgens Van Essen is een geschokte rechtsorde ‘iets heel ongrijpbaars’, en ze wijst er fijntjes op dat de advocaat-generaal van het OM de redenering omkeerde toen er steeds meer stemmen klonken om de Damschreeuwer op vrije voeten te stellen. ‘Die begon het vuur uit zijn schenen te pleiten. Dat mijn cliënt gevaarlijk was, vast moest zitten en dat het hof vooral niet moest luisteren naar de roep uit de samenleving om hem vrij te laten.’

Rest de vraag of de Damschreeuwer, als hij al zou moeten worden vastgezet, niet eerder in een psychiatrische inrichting thuishoort dan in de gevangenis. Volgens Van Essen is haar cliënt pas na drie dagen op het politiebureau slechts een kwartiertje onderzocht door een psychiater, die daarop concludeerde dat hij gewoon strafrechtelijk kon worden vervolgd. Maar zelf zegt Adam dat hij het psychiatrische onderzoek gewoon geweigerd heeft. ‘Ik zei tegen die vrouw: ik heb liever dat u mij niet meer lastigvalt. En toen ben ik opgestapt.’ Want hij is niet gek, bezweert hij, en hij heeft nog nooit in een psychiatrische instelling gezeten. ‘Tenzij je heel Nederland een psychiatrische instelling noemt. Ja, dan wel.’

De avond is gevallen en Adam slentert naar een bioscoop bij de Munt, waar hij uitgebreid op de wc gaat zitten. Dan gaat hij naar Albert Heijn, pakt allerlei broodjes uit de schappen, legt ze weer neer, en loopt vervolgens naar de Burger King aan de overkant. Daar vraagt hij of ze ook iets van € 1,95 hebben. Hij krijgt een hamburger en een kleine cola. Ruim twee uur blijft in het fastfoodrestaurant zitten. Daarna pakt hij een tram, zonder te betalen. Na tien haltes stapt hij uit en begint te lopen. In de buurt van een viaduct kijkt hij even in een parkeerautomaat of er misschien muntjes zijn achtergebleven. Dan duikt hij de bosjes in, de nacht tegemoet. Zijn slaapplaats ligt vlak naast een drukke verkeersweg. Een paar meter verderop staan op het beton twee met poep geschreven woorden. ‘Stop!’ en ‘Stil!’

Juryrapport

‘Een goed geschreven, genuanceerd portret, niet alleen van de Damschreeuwer, maar ook van een wat overspannen samenleving.’

De man die de Koningin aanrandde

Op 4 mei werd de stilte van de nationale dodenherdenking op de Dam verstoord door de langgerekte schreeuw van een man. Er brak paniek uit. In het tumult raakten mensen gewond. Koningin, leden van het Koninklijk Huis en andere hoogwaardigheidsbekleders haastten zich het paleis in – de schrik van 30 april te Apeldoorn was voelbaar.

De man, die er uit zag als een orthodoxe Jood, werd overmeesterd. Hij stond bekend in Amsterdam als een verwarde maar in het algemeen goedmoedige dakloze. Na drie dagen hechtenis was er eigenlijk geen grond om hem langer vast te houden, maar Justitie diepte een wat stoffig wetsartikel op dat dat wel mogelijk maakte: de man zou zich schuldig hebben gemaakt aan ‘aanranding van de koningin’. Pas op 10 juni werd zijn voorlopige hechtenis opgeheven.

Sander Donkers en Robert van de Griend, redacteuren van Vrij Nederland, gingen op zoek naar de ‘Damschreeuwer’. Zij wilden niet alleen een zo volledig mogelijk portret schetsen van de man, maar ook de andere kant belichten. In het artikel schetsen zij hoezeer Nederland geobsedeerd is geraakt door veiligheid en moeite heeft om te gaan met mensen die zich anders, afwijkend, gedragen.

Donkers en Van de Griend maken in het artikel knap gebruik van verschillende journalistieke genres: interview, reportage, analyse. En in hun research gaan zij zo ver mogelijk. Zij richten zich zowel op het persoonlijke leven van de Damschreeuwer als op de juridische en maatschappelijke kanten van de zaak. Het resultaat is een goed geschreven, genuanceerd portret, niet alleen van de Damschreeuwer, maar ook van een wat overspannen samenleving. De bijzondere portretten van Ad Nuis maken het af. De jury heeft genoten van het verhaal.