Doping werd getolereerd in Raboploeg

Bij ’s lands bekendste wielerformatie was doping een normale zaak, zolang het maar gecontroleerd gebeurde.

Door

Mark Misérus namens de Volkskrant

Sinds de oprichting in 1996 werd het gebruik van doping tot in ieder geval 2007 getolereerd binnen de Rabobankploeg. De keuze voor stimulerende middelen was vooral de eigen verantwoordelijkheid van de renners. De ploegarts zorgde ervoor dat hun gezondheid niet in gevaar kwam. Dit blijkt uit onderzoek van de Volkskrant, waarbij met tal van hoofdrolspelers van toen werd gesproken.

De bank heeft zich altijd laten voorstaan op het onkreukbare imago van de wielerploeg. Maar drie (voormalige) renners, onder wie Michael Boogerd, zijn klant geweest bij de dopingbloedbank Humanplasma, zegt Stefan Matschiner. Matschiner was de spil in de geruchtmakende Oostenrijkse dopingaffaire.

Matschiner begeleidde op één na alle 37 sporters die tussen 2003 en 2006 bloedtransfusies ondergingen bij de Weense bloedbank. Hij maakte de afspraken voor ze en onderhield contact met de renners, atleten en andere sporters die in het geheim naar de hoofdstad kwamen.

Volgens Matschiner heeft behalve Boogerd nog één andere Nederlandse sporter zijn bloed laten opslaan in Wenen. Hij wil niet zeggen wie dat is. Boogerd spreekt alle beschuldigingen tegen. ‘Ik blijf ontkennen dat ikdaar ben geweest’, aldus de succesvolste Raborenner van de laatste vijftien jaar.

Dopinggebruik werd in de ploeg getolereerd en in goede banen geleid door de medische staf, vertelden betrokkenen aan de Volkskrant.

Theo de Rooij, directeur van de Raboploeg van 2003 tot 2007: ‘Als je om je heen een aantal kundige mensen hebt die de signalen van die renners goed oppakken, dan kun je afremmen en bijsturen.’

De Rooij ontkent niet dat doping is gebruikt in de ploeg. ‘Als het is gebeurd, is het een weloverwogen beslissing van de medische staf geweest.’ Dat renners naar Humanplasma gingen, is ‘nieuws’ voor hem.

Hij erkent dat hij renners tot de orde heeft geroepen, omdat ze buiten de ploeg hun eigen medische begeleiding wilden organiseren. ‘Rasmussen was wat dat betreft niet de eerste. Ik heb er al eens eerder disciplinair gestraft.’ Door renners niet op te stellen in wedstrijden, bijvoorbeeld. De Rooij zette klassementsleider Rasmussen in 2007 uit de Tour vanwege dopingverdenkingen.

Volgens De Rooij werden geen onverantwoorde risico’s genomen door de ploeg. ‘Maar ook als het gaat om medische begeleiding, zal je de randjes moeten opzoeken. Je kunt toch niet zeggen: je waagt je leven (in de afdaling van een berg, red.), maar als het om de medische begeleiding gaat, maakt het allemaal niet uit. Dan ben je toch geen topsporter? Voor mij heeft altijd vooropgestaan: de gezondheid en het welbevinden van de renner op korte en lange termijn.’

Volgens De Rooij was het de verantwoordelijkheid van elke renner om te bepalen hoe ver hij wilde gaan op medisch gebied. Hij ontkent dat doping is aangemoedigd of betaald door de ploegleiding. Doping was officieel niet toegestaan bij Rabobank.

Bij veel ploegen was in de vorige twee decennia sprake van doping. Talloze renners testten positief op verboden middelen als epo.

De Rabobank wilde niet reageren.

 

Toch niet roomser dan de paus

De Volkskrant onderzocht de andere kant van ’s lands bekendste wielerploeg. De uitkomst: bij Rabobank was doping de normaalste zaak van de wereld, zolang het maar gecontroleerd gebeurde. Reconstructie van een tijdperk. Michael Rasmussen: ‘Rabobank was niet anders dan welke profploeg ook.’

Door

Mark Misérus namens de Volkskrant

Stel je een groot grijs vlak voor, zegt Theo de Rooij. Een schemergebied met een eigen stelsel van normen en waarden. Waar goed en fout niet bestaan en niet in zwart of wit wordt gedacht. Verklein dat grote grijze vlak nu eens tot een dun zwart lijntje. Dan, zegt De Rooij, heet alles wat buiten dat lijntje valt plotseling: doping.

Teambazen, ploegleiders en renners opereerden jarenlang in het grijze gebied waarin van alles mogelijk was, zolang het maar binnenskamers bleef.

De Volkskrant deed onderzoek naar doping in de grootste en langst lopende Nederlandse professionele wielerploeg. Als vertrekpunt diende de Tour de France van vijf jaar geleden. Namens Rabobank offerde De Rooij Michael Rasmussen met de gele trui om zijn schouders. De Deen stond op het punt de Tour te winnen, maar zijn leugens keerden zich tegen hem.

Vertrouwen was plots een groot goed in het wielrennen. Niet lang na de Tour vertrok ook De Rooij bij Rabobank. Een commissie oordeelde eind 2007 dat de ploegleiding met Rasmussen mee had gelogen. De Deen had nooit op staande voet ontslagen mogen worden, vonniste de rechtbank in 2008. Deze maand spreekt het Arnhemse gerechtshof zich uit over het hoger beroep in deze zaak.

Het prille begin

In 1996 maakte teamdirecteur Jan Raas glasheldere afspraken met de directeur van de Rabobank, Herman Wijffels. Raas zou de volledige zeggenschap krijgen over alles wat binnen de nieuwe wielerploeg gebeurde en mocht daarop ook afgerekend worden. Wijffels, een wielerliefhebber met verstand van de sport, hield namens de bank toezicht. De sponsor bracht het geld binnen, de renners probeerden met prestaties terug te betalen.

Inmenging van de bank duldde Raas niet. Bij Rabobank moesten ze er maar op vertrouwen dat hij zijn renners in toom hield.

Het moment dat Rabobank uitkoos om het Nederlandse wielrennen te omarmen, was gedurfd. Het gebruik van het populaire hormoon epo kon nog niet worden aangetoond en dat was te merken. Renners die voorheen niets voorstelden, kleineerden zonder enige moeite plotseling coureurs van naam.

Dat werd pijnlijk zichtbaar in de Waalse Pijl van 1994, met een hoogstwaarschijnlijk volledig volledig gemedicaliseerde topdrie, die geheel bestond uit renners van de Zwitserse Gewissploeg: Moreno Argentin, Giorgio Furlan en Jevgeni Berzin.

Frans Maassen zette in die tijd een punt achter zijn carrière omdat doping tot onverklaarbare krachtsverschillen leidde. Edwig Van Hooydonck begon in 1996 nog wel aan het seizoen bij Rabo, maar deed niet veel later hetzelfde als Maassen.

Argwaan, jaloezie en wantrouwen regeerden de sport. Maar bij de Rabobank had niemand een beeld van dopinggebruik in de sport. Oud-woordvoerder Gert Sluis: ‘We wilden meedoen in de top. Verder lieten we het aan anderen over. Het is ook nooit ter sprake gekomen wat er aan de hand was. Dat hoorde je achteraf pas.’

Twee dingen werden afgesproken tussen bank en ploeg. Een renner die een positieve dopingtest aflegde, kon op ontslag rekenen. En mocht er sprake zijn van georganiseerd dopinggebruik in de ploeg, dan zou Rabobank het contract verbreken. Al waren dat niet meer dan ‘standaardafspraken’, zegt De Rooij.

Raas was als oud-renner en ploegleider gepokt en gemazeld in het wielrennen. Hij wist als geen ander wat de risico’s van epo zijn. Als een van de eersten had hij daarom een arts aangesteld die over de gezondheid van zijn renners waakte: Geert Leinders. Tot die tijd waren het vooral de verzorgers die met hun obscure dopingmengsels renners prepareerden voor de belangrijkste wedstrijden.

Leinders kreeg carte blanche. Hij hoefde zich niet voor zijn handelingen te verantwoorden. Zijn taak bestond vooral uit renners voorlichten over de gevaren van doping en ze bij te sturen als ze over de schreef dreigden te gaan. Want een renner is in het geheel niet met zijn gezondheid bezig, zegt Leinders nu. ‘Die wil alleen maar presteren.’

De Rooij, over iemand die niet meer verder kan in een wielerronde: ‘Als ik tegen een renner zeg dat hij morgen beter naar huis gaat, dan zegt hij: ik ga alleen naar huis als ze me op een brancard de Tour uit sjouwen. Zo denken renners. En terecht. (…) Dat is de heroïek van onze sport.’

Topsport betekent dat je risico’s moet nemen, zegt De Rooij. Zoals renners hun leven riskeren in een gevaarlijke afdaling, zo waren de meesten bereid zich met doping in te laten.

De Rooij: ‘Als het gaat om medische begeleiding, zul je de randjes moeten opzoeken. Je kunt toch niet zeggen: je waagt je leven (als renner in een wedstrijd, red.) – en dan gaat het om medische begeleiding en maakt het allemaal niet uit? Dan ben je toch geen topsporter? Die loopt altijd langs het randje.’

De term medische begeleiding is de beste manier om het grote grijze schemergebied samen te vatten waarbinnen ploegen elkaar probeerden te overtreffen. Het verstrekken van epo en andere (later) verboden middelen waarmee renners harder gingen fietsen, was maar een deel van het grote geheel. Dat coureurs zo goed mogelijk van hun inspanningen herstelden, woog minstens even zwaar.

Bij Rabobank ging het er niet anders aan toe. De gezondheid van de renner heeft altijd voorop gestaan, zeggen De Rooij en Leinders. De Rooij: ‘Als ik nu dokter zou zijn en ik heb een uitgedroogde renner op de kamer, dan hang ik er toch een zak infuusvloeistof aan. Met de deur op slot, als het moet.’

De speelruimte blijkt groot. Uit gesprekken met tientallen betrokkenen blijkt dat Rabo-renners middelen gebruikten die op de dopinglijst stonden. Al durft niemand met naam en toenaam een oud-collega openlijk te beschuldigen.

De Rooij wil graag de context benadrukken waarbinnen doping viel en valt in het wielrennen. De zwarte streep herinnert hij zich als een grijs gebied, benadrukt hij. Als er epo is verstrekt, is het volgens hem ‘een weloverwogen beslissing geweest’ van de medische begeleiding.

De Rooij: ‘Misschien zijn renners wel op de been gehouden met producten die toen op de dopinglijst stonden.’ Want bij Rabobank ging het welzijn van de renner in bepaalde gevallen voor het naleven van de dopingreglementen.

Leinders zwijgt over zijn gedane werkzaamheden en verschuilt zich achter zijn beroepsgeheim. Geen oud-renner wil hem aanwijzen als verstrekker van verboden middelen. Daarvoor is de waardering voor hun voormalige vertrouwensman én trainer ook te groot.

Drie jaar lang wordt de Rabobank vooral op zijn sportieve prestaties afgerekend. De winst in de Ronde van Vlaanderen van de Deen Sørensen (1997) en de ritzege van Michael Boogerd een jaar later in de Tour,  springen in het oog.

Talloze renners zijn sinds de invoering van de zogenoemde gezondheidscontroles in 1997 gesnapt, omdat de hematocrietwaarde in hun bloed te hoog is. Ze mogen een tijdlang niet koersen, maar fietsen vervolgens vrolijk verder. In 1999 valt dezelfde test voor Erik Dekker verkeerd uit, vlak voor de WK in Verona.

Paniek

Bij de bank breekt paniek uit, omdat het eerste dopinggeval in de ploeg een feit is. De sponsor laat een medische commissie samenstellen die de zaak moet onderzoeken. Als boosdoener wordt een ‘stuwbandje’ aangewezen dat tijdens het bloed prikken om de arm van Dekker zou hebben gekneld.

Die lezing roept, ook nu nog, grote twijfels op. Renners beginnen mysterieus te glimlachen als ze wordt voorgelegd of Dekker niet gewoon epo gebruikte, zoals vele anderen in die tijd. De meest logische verklaring is dat hij op de dag van controle zijn bloedwaarden niet heeft laten meten en daardoor ook niet tijdig kon ingrijpen. Renners hielden hun hematocriet destijds nauwlettend in de gaten.

In de ploeg wordt de zaak op het spits gedreven. De door de bank opgetuigde commissie is Raas toch al in het verkeerde keelgat geschoten. De Rooij: ‘We hebben toen gezegd: wij laten Dekker nooit vallen. Als zijn kop om wat voor reden ook moet rollen, zijn wij ook weg.’

Het is de eerste haarscheur tussen Raas en Rabobank. En begin 2002 is de boot aan als banktopman Hans Smits zich vergaloppeert bij de presentatie van de ploeg. Zijn suggestie om nu eens om het Tourpodiumte gaan meedoen is onschuldig bedoeld, maar zet de verhoudingen met Raas definitief op scherp.

De Tour wordt dan immers al jaren gedomineerd door Lance Armstrong, die tot buitenaardse prestaties in staat is. De renners die met de Amerikaan hoog in de ronde eindigen, hebben hun eigen opvattingen over medische begeleiding.

Smits vraagt in wezen iets dat Raas hem niet kan leveren, zegt ook de dan al opgestapte Sluis: ‘De Tour winnen zou niet de doelstelling moeten zijn. Uitblinken in de eendagskoersen, dat wilden we wel.’

Smits krabbelt terug. Maar zijn opvolger Bert Heemskerk begaat dezelfde fout. Heemskerk zegt doodleuk dat hij er zeker bij is in Parijs als een Raborenner in het geel de Champs-Élysées opdraait.

De ploegleiding slaat zich in de zaal van het Rabohoofdkantoor de handen voor de ogen. In werkelijkheid is volgens De Rooij over de gele trui afgesproken dat ‘we het misschien gaan proberen, eventueel, als het zo uitkomt, als het echt niet anders kan, mogelijkerwijs podium in Parijs.’

De ambities van de bank en de realiteit van de dag stroken dan niet meer met elkaar. De Amerikaan Levi Leipheimer, in 2001 derde in de Vuelta, is gecontracteerd omdat hij bereid is te luisteren naar Leinders.

De Rooij: ‘Hij moest ineens gaan voor geel (Tourwinst, red.). We waren in een klap een paar straatlengtes verder.’ Sluis: ‘Het was niet realistisch. Het zette een heel andere lijn neer. We hadden gezegd: lekker opportunistisch rijden en kijken wat er van komt.’ Cryptisch: ‘En met ronderenners moet je je ploeg heel anders inrichten.’

De eisen van de bank leiden tot een spagaat in de ploeg, zegt De Rooij. Plots ziet de leiding van het team zich ‘opgezadeld met de meest riskante missie in de wielersport die je maar kunt bedenken’. En dat ook nog eens volgens De Rooij met ‘de meest betrouwbare bank en sponsor in het Nederlandse wielrennen.’

Tot een Tourwinst zal het in de negen jaar erna niet komen. Op het moment dat Michael Rasmussen er het dichtst bij is in 2007, heeft Raas allang de eer aan zichzelf gehouden. Hij gooit eind 2003 het bijltje er bij neer. Gekrenkt nu de sponsor de gezamenlijke doelstellingen overboord heeft gegooid. Getergd omdat steeds meer figuren van de bank zich tegen zijn ploeg aan beginnen te bemoeien.

Praten over de ploeg doet Raas niet meer. Al laat hij nog wel van zich horen na de val van Rasmussen. Hij had de Deen nooit moeten vertrouwen toen hij hem in 2003 contracteerde, zegt hij in BN/De Stem.

Rasmussen is bij CSC weggestuurd omdat zijn bloedwaarden niet meer worden vertrouwd. Bjarne Riis waarschuwt de Rabo-ploegleiding in die tijd hoogstpersoonlijk voor het gedrag van de eigenzinnige klimmer. ‘Iedereen kon zien dat hij aan medische preparatie deed’, zegt oud-renner en Deens journalist Niels Christian Jung. Hij volgde de renner op de voet toen die nog bij CSC fietste.

Bij Rabo neemt de ploegleiding het op de koop toe dat Rasmussen zich moeilijk laat sturen en op het extreme af met zijn gewicht bezig is. De voormalig mountainbiker is de hoop als het gaat om de grote ronden. Twee jaar later wordt de Rus Denis Mentsjov om dezelfde reden naar de ploeg gehaald. Ze doen alles om de Tour te winnen. De schommelende bloedwaarden van Rasmussen in de Tour van 2007 kunnen volgens experts slechts duiden op het gebruik van doping.

Als er voor de ‘Tour du Dopage’ van 1998 al sprake is geweest van georganiseerd of gestuurd gebruik in de wielerploegen, is dat in de jaren nul niet meer het geval. ‘Het was ieders eigen verantwoordelijkheid, ieders beslissing hoe ver hij daarin wilde gaan’, zegt De Rooij. Leinders en de andere artsen waren er volgens hem om ‘af te remmen’ en ‘bij te sturen’ als het de verkeerde kant op dreigde te gaan. Renners die hun boekje te buiten gaan, worden door De Rooij even niet opgesteld in wedstrijden.

Dopinggevallen

De ploeg overleeft veel. Van Rory Sutherland wordt vlug afscheid genomen nadat hij in 2005 positief test op een middel dat de eisprong bij vrouwen bevordert. De Australiër gaat de geschiedenis in als de eerste renner die bij Rabo wegens doping op straat wordt gezet.

Marc Lotz en Roy Sentjens hebben een Rabo-verleden, maar pas als ze weg zijn, worden ze met doping in verband gebracht en geschorst.

Bernhard Kohl blijkt doping te hebben genomen als lid van de opleidingsploeg van Rabobank.

Thomas Dekker laat zich begeleiden door de Italiaanse dopingarts Cecchini en er is niemand bij de ploeg die hem dat verbiedt. Met terugwerkende kracht test hij positief op een epo-variant. De controle dateert uit zijn Rabo-tijd, maar hij is pas in juli 2009 positief. Dan heeft Rabo al afscheid van hem genomen. Zo kunnen ploeg en sponsor blijven volhouden dat hun dopingbeleid succes heeft: van georganiseerd dopinggebruik in de ploeg is immers geen sprake. Althans, niet bewezen.

Pas in de Tour van 2007 komt het voortbestaan van de wielerploeg voor het eerst werkelijk in gevaar. Uren nadat Rasmussen op de flanken van de Aubisque zijn Tourzege heeft veiliggesteld, moet De Rooij aan de wereldpers uitleggen waarom hij hem uit koers heeft gehaald.

Een tweede onafhankelijke maar door de bank verordonneerde commissie krijgt de taak een van de grootste schandalen uit de wielersport te ontleden. De Rooij ruimt het veld, ploegleider Erik Breukink wordt uit de directie gezet omdat hij van de leugens van Rasmussen wist. Maar dat deed feitelijk iedereen bij Rabobank, omdat velen op de hoogte waren.

Rasmussen interpreteerde de regels op zijn manier, luidt zijn eigen verweer. En de later zo vaak genoemde whereabouts die hij in de loop van 2007 verkeerd invulde om dopingcontroleurs te ontlopen, waren dat jaar amper een thema. ‘Een soep was het’, zegt De Rooij, terugkijkend op de vele reglementen, codes en verklaringen waaraan renners al dan niet vrijwillig voldeden.

Hij was niet de enige die er zo over dacht. De personen die voor dit verhaal zijn geraadpleegd, plaatsen een collectieve voetnoot. Dat ze zich bij Rabobank naar buiten toe roomser dan de paus voordeden, is onterecht. Maar veel kwader dan bij andere ploegen ging het er op dopingvlak evenmin aan toe.

Michael Rasmussen: ‘Ze volgden de regels op een manier zoals iedereen dat deed. Rabobank was niet anders dan welke profploeg ook.’ De Rooij: ‘We hebben altijd een beetje voorgelopen op de rest. We liepen niet van de daken te schreeuwen: kijk eens hoe schoon en ethisch wij zijn. Met de term ethiek kan ik niks. Ethiek, daarnaar moet je handelen.’

De affaire-Rasmussen leidde tot een enorme ommezwaai in de ploeg. In plaats van vrijlaten en een oogje toeknijpen is controle sindsdien het toverwoord. De bank wil tegenwoordig weten wat zijn renners doen en waar ze uithangen. Risico’s lijken bij voorbaat vermeden te worden. Zo fietsen de renners tegenwoordig ook.

Onder geen beding is het nu nog toegestaan ‘de randjes van de medische begeleiding op te zoeken’, zoals De Rooij het medische beleid uit zijn Rabotijd beschrijft. Daartegenover staat wel dat prestaties worden verlangd. Uit tientallen gesprekken met insiders van binnen en buiten de ploeg blijkt dat het een volgens velen onverenigbare combinatie is.

Oud-Raborenner Edwig Van Hooydonck: ‘Het is alsof je binnen een uur in Brussel moet zijn terwijl je weet dat dat niet lukt zonder te hard te rijden.’

 

‘Wie de kans had om te komen, kwam’

In het grootste geheim voorzag Stefan Matschiner wielrenners en andere sporters van vers bloed. Hij was de spil in het dopingschandaal rond de Oostenrijkse bloedbank Humanplasma, waar volgens hem ook Rabobankrenners klant waren. ‘Er was niets beters.’

Door

Mark Misérus namens de Volkskrant

Naruim twee uur praten laat de beroemdste dopingdealer van Oostenrijk zijn dekking zakken. Plots is Stefan Matschiner zijn oude stelregel vergeten en nagelt hij zelfs de beroemdste Nederlandse wielrenner van de laatste vijftien jaar aan de schandpaal.

Namen noemt hij niet, heeft hij gezegd ter inleiding van het vier uur durende interview in een restaurant in zijn woonplaats Laakirchen. Maar het is Matschiner zelf die opmerkt dat twee Nederlanders klant zijn geweest bij de dopingbloedbank Humanplasma. Als hem wordt gevraagd of Michael Boogerd een van die twee is geweest, antwoordt hij met een onomwonden ‘yeah’.

Hoeveel Nederlanders gingen naar Humanplasma?

Matschiner: ‘Dat weet ik niet.

Dat weet u wel.

Nederlands als in ‘nationaliteit’ of van een Nederlands team?’

Nederlanders. Drie?

‘Nee. Minder. Wat denk jij?’

En dan niet alleen renners?

‘Twee maar. Aan wie denk je?’

Ik dacht aan Simon Vroemen. Mensen zeiden: Thomas Dekker ging naar Fuentes en naar Humanplasma.

(Zegt niks)

Als het Dekker niet was, was het Boogerd. Ik denk dat hij daar was.

‘Yeah. En wie nog meer?’

Als Dekker het niet was, blijven er twee over. De namen van Posthuma en Weening doken op. Ze zijn ondervraagd. Het klopt niet, denk ik.

‘Dat denk ik ook. Er waren twee Nederlanders.’

Dat in totaal drie voormalige Rabobankrenners en een andere Nederlandse sporter in Wenen aan het infuus hebben gelegen, is het enige detail dat hij verder nog prijsgeeft. Toch voelt Matschiner wel de behoefte om de rol van Joost Posthuma en Pieter Weening toe te lichten.

Ze zijn, net als andere (ex-)Raborenners door de Weense politie ondervraagd over mogelijke betrokkenheid bij Humanplasma. De twee zijn ten onrechte gebrandmerkt, vindt Matschiner. ‘Want hen heb ik nooit ontmoet.’

Matschiner zegt alle andere renners, roeiers, atleten en wintersporters te kennen die tussen 2003 en 2006 hun bloed lieten aftappen in het pand tegenover het Centraal Station van Wenen. Alle 37, op één na. ‘Diegene was al weg toen ik op Humanplasma werd geattendeerd.’

Eind 2004 kwam hij het bestaan van de bloedbank te weten. Die stelde op verzoek van de Oostenrijkse bondscoaches roeien (Martin Kessler) en skilopen (Walter Mayer) zijn deuren open voor, toen nog, legale bloedafnames. Het bloed kon dan later weer bij de sporter worden ingebracht, zodat die daarvan in wedstrijdverband profiteerde.

De samenwerking met Humanplasma was bedoeld om de Oostenrijkse sport op te peppen. Matschiner: ‘De roeicoach zei: iedereen doet dit al (bloeddoping, red.), kunnen jullie dit ook voor Oostenrijkers mogelijk maken?’

Een nationale aangelegenheid was Humanplasma al gauw niet meer. Dat in de Weense Alserbachstrasse een plek bestond waar sporters hun bloed konden laten opslaan, verspreidde zich als een lopend vuurtje onder sporters in binnen- en buitenland.

Matschiner (36) had als oud-atleet al geëxperimenteerd met vrijwel alle denkbare vormen van doping, zoals epo, steroïden, groeihormonen en testosteron. Hij had bovendien een netwerk in de sport opgebouwd en fungeerde als persoonlijk begeleider van diverse atleten, zoals de Nederlandse steeplechaseloper Simon Vroemen.

In hoog tempo groeide hij uit tot de onmisbare schakel tussen de atleten en de bloedbank. Andere tussenpersonen trokken hun handen ervan af. ‘Bij mijn eerste bezoek had ik er drie (sporters, red.) bij me. En plotseling had ik ze ineens allemaal. Want niemand wilde er meer wat mee te maken hebben.’

Hij hoefde nooit moeite te doen om klanten te werven. Mond-tot-mondreclame van de sporters was genoeg. ‘Het ging vanzelf’, zegt hij.

‘Een Oostenrijkse renner die voor een Italiaanse ploeg reed, nam de twee beste Italianen mee. Dan heb je ineens een wereldkampioen wielrennen op de weg, ritwinnaars in de Giro en zelfs de winnaar van de Giro over de vloer. Vervolgens komt een Nederlander die zegt: een goede vriend van mij is een atleet, kan hij ook eens meekomen? O ja, geen probleem.’

Of het hier om Boogerd en Vroemen gaat? Het blijft gissen, want Matschiner heeft zijn dekking weer op orde. Namen noemt hij zogezegd niet meer, deze woensdagavond.

Een ‘domino-effect’ noemt hij de almaar groeiende populariteit van Humanplasma. Maar verbaasd door de omvang van de klantenkring is hij nooit geweest. ‘Zo groot was het ook niet.’ De Spaanse gynaecoloog Fuentes heeft veel meer sporters van bloeddoping voorzien, merkt hij op. Tientallen renners frequenteerden hem alleen al, bleek uit het onderzoek waarin Fuentes centraal stond: Operación Puerto.

Toch was er volgens Matschiner geen geschiktere plek om als sporter je bloed te laten opslaan dan Oostenrijk. ‘Het was the state of the art. Er was niets beters. Fuentes vroeg een ton (voor zijn diensten, red.). In Wenen wilden ze alleen de kosten eruit halen. Wie de kans had om te komen, kwam.’

Sporters hadden er met liefde een vlucht of treinreis voor over. En de Oostenrijkse sport zag ze graag komen, ook al was het bloedlab aanvankelijk bedoeld om de eigen prestaties van het land op te krikken. Matschiner: ‘De buitenlanders waren interessant voor de ontwikkeling. Dus dacht de crosscountrycoach: als ik een profrenner binnenhaal, vergaar ik kennis over die sport.’

McDonald’s

Een komen en gaan van atleten was het soms, concludeerden media die zich in de zaak vastbeten. Bij de McDonald’s aan de overkant van de weg, vastgeklonken aan het centrale treinstation, konden sporters elkaar treffen voordat ze aan het infuus mochten bij Humanplasma.

Matschiner zucht. ‘Dat hele McDonald’s-verhaal… pff. Het is niet onjuist. Maar het gebeurde slechts één keer dat het hele crosscountryteam buiten stond te wachten, omdat er maar drie machines waren (waarmee het bloed bij Humanplasma werd afgetapt, red.). En als ik atleten belde, zei ik: laten we elkaar bij de Mac ontmoeten.’

Veel spannends was er niet aan de sessies die achter de muren van het Oostblokachtige gebouw plaatsvonden. Matschiner: ‘Je ging naar binnen en ging aan de machine. Die deed 20 tot 25 minuten zijn werk. Je stond op, kreeg een code met je geboortedatum en een nummer. Dat was het.

Humanplasma was een publiek geheim. Volgens Rudy Pevenage, oud-ploegleider van Jan Ullrich, was het algemeen bekend dat zich in Wenen een dopingcel bevond. Wie niet in Spanje terechtkon bij Fuentes, wendde zich tot Matschiner.

De vraag is: wisten ook ploegleiders en coaches van de Weense trips? En spraken ze zich er tegenover hun sporters over uit dat bloedtransfusies al sinds 1985 verboden zijn in de sport?

Theo de Rooij ontkent met klem dat hij als oud-directeur van de Raboploeg iets afwist van Humanplasma. Uit het teambudget zijn volgens hem zeker geen bloedtransfusies betaald. Renners betaalden het inderdaad zelf, zegt Matschiner. ‘Het waren niet de teamrekeningen. Dat zou wat te veel van het goede zijn geweest.’

Bloedzakken

Zelf deed hij uitsluitend zaken met sporters. Een keer, in de Tour de France van 2005, overhandigde hij bij hoge uitzondering meerdere bloedzakken aan de dokter van een wielerploeg. Drie jaar later liet hij een vriend een bloedzak aan een renner afgeven in de Tour.

Als dopingkoerier had hij er belang bij zo laag mogelijk onder de radar te vliegen. Niets liet hij aan het toeval over om het verse bloed op de plaats van bestemming te krijgen. Hij begaf zich uitsluitend in een maatpak over de Franse wegen. Want een man in een net kostuum is minder snel verdacht, ook al bestuurt hij een huurauto met vier zakken illegaal verkregen rennersbloed.

Het bloed dat hij vervoerde zat veilig opgeborgen in een mobiel koelkastje dat was aangesloten op de sigarettenaansteker. ‘Ik droeg geen T-shirts met gaten en met een wietblad op de borst. Ik reed in auto’s met kentekens van het land zelf. Waarom zou de politie mij dan aanhouden?’

Niemand kon Matschiner zijn opgevallen, de keren dat hij zijn renners in de Tour van hun gewenste dosis bloed voorzag. Hij sliep in hotels waar de coureurs met hun team verbleven. De start en finish vermeed hij zo veel mogelijk.

‘Ik liep de hotels in, deed mijn ding en vijftien minuten later vertrok ik weer. De bloedzakken spoelde ik door het toilet en daar zat ik alweer in mijn auto, op weg naar een plek 30 kilometer verder.’

Toen hij naar de WK atletiek in Helsinki wilde vliegen om daar een sporter van bloed te voorzien, werd zelfs een praktisch probleem voor hem opgelost. Matschiner loog tegen de luchtvaartmaatschappij dat hij een schouderoperatie in Finland moest uitvoeren en dat het daarvoor noodzakelijk was dat reservebloed van de patiënt met hem meereisde. Geen probleem, was het antwoord. In het vliegtuig werd hij als dokter welkom geheten, terwijl hij afgestudeerd is als econoom. Het bloed kreeg tijdens de vlucht een plekje in de boordkoelkast. Zelfs zijn mobiele koelapparatuur mocht mee.

Toch heeft hij zijn koerierswerk nooit opwindend gevonden. Sensationeel moest het pas een paar dagen later worden als hij op de tv keek naar de Tour, de WK atletiek of een andere wedstrijd waarvoor hij sporters had klaargestoomd. Een bloedtransfusie geeft volgens hem gemiddeld na twee dagen het gewenste effect.

Dat lukte. Glimlachend keek Matschiner toe hoe zijn sporters boven zichzelf uitstegen. ‘Het was plezierig er mee te spelen’, zegt hij.

Met welke sporters hij in dat opzicht samenwerkte, vertelt hij niet. Matschiner wil alleen kwijt dat hij Bernhard Kohl begeleidde voordat die zich in 2008 plots manifesteerde als de beste klimmer van de Tour. Had hij een bloedzak meer durven accepteren, dan had hij de ronde volgens Matschiner kunnen winnen.

In plaats daarvan eindigde hij als derde. En die klassering viel in duigen nadat hij positief testte op de epovariant cera. Een ongelofelijke stommiteit, oordeelt Matschiner, die een maand in de cel zat vanwege het verstrekken van dopingproducten. ‘Ik heb hem gezegd dat cera opgespoord kon worden. Had Bernhard naar mij geluisterd, dan was hij nooit gepakt.’

Juryrapport

‘Wat velen vermoedden, maar niemand hardop durfde uit te spreken, publiceerde Misérus op basis van grondig onderzoek.’

Doping

We zijn er inmiddels aan gewend, de stoet wielrenners die schuldbewust opbiechten dat ook zij geen weerstand wisten te bieden aan prestatieverhogende middelen. Als laatste sloot de succesvolste Nederlandse wielrenner van de afgelopen 15 jaar, Michael Boogerd, zich aan. Vooruitlopend op de enorme stroom publicaties onthulde Mark Misérus begin 2012 de dopingpraktijken in de wielerploeg van de Rabobank. Hij sprak met een groot aantal betrokkenen en schetste een beeld van de Raboploeg waar doping jarenlang oogluikend werd toegestaan. Hij durfde namen te noemen van mensen die op dat moment nog in alle toonaarden ontkenden. Wat velen vermoedden, maar niemand hardop durfde uit te spreken, publiceerde hij op basis van grondig onderzoek.