‘Het kan met mij alsnog verkeerd aflopen’
Op de derde cd van zijn band De Jeugd van Tegenwoordig zingt Willie Wartaal (28) opeens over zijn verslaafde moeder, die zijn jeugd getekend heeft. ‘De meeste ouders zorgen voor hun kinderen, maar niet allemaal.’
Foto: Morad Bouchakour
Willie Wartaal eet geen chocola. Vastbesloten: ‘Dat is voor vrouwen. En bonbons helemaal. Alleen de naam al. Bon-bón.’ Hij inspecteert de bonbon, gekregen bij de thee in het Amsterdamse Café Americain, breekt hem in tweeën en duwt met z’n wijsvinger een paar keer tegen de vulling. ‘Wat ís dit? Dit is nep, gewoon, dit heb je niet in de natuur. Een reep kun je nog wel eten, als man. Maar het mag er nooit uitzien als iets wat een vrouw zou kunnen kopen bij de Blokker.’
En een ijsje, mag dat wel?
‘Mannen mogen ijs eten. Maar wel uit een bakje, want het is toch gek als een man op straat ergens aan likt.’
Willie Wartaal (28) is Olivier Locadia, roepnaam Ollie. Samen met Pepijn Lanen (Faberyayo), producer Bas Bron (De Neger Des Heils) en jeugdvriend Freddie Tratlehner (Vjèze Fur) brak hij vijf jaar geleden door als De Jeugd van Tegenwoordig,met de hit Watskeburt. Volgens velen zou de rapformatie een eendagsvlieg zijn, een paar ongeleide projectielen met een toevallig hitje. In interviews uit de beginjaren verkondigen de bandleden allerlei soorten onzin – dat ze elkaar hadden leren kennen bij de audities voor Idols, dat ze de tekst van Watskeburt in de metro hadden gevonden. Bij optredens waren de rappers nog weleens onder invloed, of er werd met (flesjes) bier gegooid.
Er is veel veranderd, in vijf jaar. In november verscheen het derde album, De Lachende Derde. Willie Wartaal ondernam een paar succesvolle soloprojecten, presenteerde een kinderprogramma bij de VPRO en had korte tijd een eigen talkshow bij BNN. De Jeugd van Tegenwoordig wordt tegenwoordig ‘geniaal’ en ‘ontregelend’ genoemd, hun taalgebruik een verrijking van het Nederlands. De teksten gaan steeds minder over vrouwen, pillen en coke en steeds vaker over liefdesverdriet en de schaduwkanten van de roem. ‘Je wordt gewoon ouder’, zegt hij. ‘We zijn niet langer 23, maar 28. Daar moeten mensen niet raar over doen.’
Je bent 20 kilo afgevallen, je rookt niet, je drinkt niet. Ben je braaf geworden?
‘Ik eet gezond en probeer goed te slapen. Drinken vind ik vies,maar ik probeer het wel,want ik wil meedoen. Vroeger moest ik ervan kotsen. Nu gaat het beter. Bas gaf mij een keer wodka-spa rood. Toen dacht ik: yes, dit is ’m! Want het smaakt naar niks. Bier drink ik ook,maar alleen uit een flesje. Ik zou nooit inmijn hele leven bier uit een plastic bekertje drinken. Bij plastic denk ik aan zo’n festival, aan lamme mensen met van die half in elkaar geknepen bekertjes. Dat is vies. Drugs doe ik nog wel. Soms heb ik de hele week maar één ding te doen. Waarom zou ik dan tot vrijdag wachten met drugs gebruiken? En wat maakt het eigenlijk uit wat ik doe, en hoe vaak? Nuchter zijn is gewoon best saai. Fok dat, ik lééf gewoon.’
Manager Kostijn Egberts zei dat jullie een paar jaar geleden weleens te ver gingen, opnameapparaatjes van journalisten in het water gooien, dat soort dingen.
‘Daar was ik niet bij.’
Hij zei dat hij vaak een bloemetje moest sturen als jullie je hadden misdragen.
Harde lach. ‘Je moest ons niet op een slechte dag treffen. Weet je, je stapt als jonge gast in het mediading en je weet van niks. Je denkt dat de shit die je maakt iets waard is en dan merk je dat journalisten ook maar wat doen. Wij zijn er beter in geworden, maar je hebt domme interviewers, net zoals je domme bakkers hebt, en domme barmannen.’
En jullie zijn vast heel anders als jullie met z’n drieën of vieren zijn.
‘Dat is héél anders. Ik voel mezelf gewoon veranderen als die andere jongens in de buurt zijn. Je hebt van die kleine Transformers, die op zich al heel vet zijn, maar die zich ook kunnen samenvoegen tot één monster. Dan kunnen ze iedereen verslaan. Die niggas zijn wij dus, weet je wel. Autobots.’
Volgens Freddie genoot jij in die begintijd het meest van de aandacht.
‘Ja, zeker. Ik vond het vet, maar het was niet helemaal nieuw. Als ik vroeger alleen bij de bushalte zat, begonnen oude vrouwtjes en kinderen altijd al tegen me te praten. Dat wil je helemaal niet, want je bent 14 en je bent een jongetje met stoere kleren. Mensen mochten me altijd al, en dat was ineens verhonderdvoudigd. Iedereen wil een babbeltje met je maken, iedereen wil een klein beetje van je. Dat is gewoon leuk. Dat is heel goed voor je ego.’
Je kunt ook denken: ik wil even geen babbeltje maken, laat me met rust.
‘Dat heb ik later pas gekregen. Dat heb ik nu, dat ik denk: ik heb geen zin om de stad in te gaan. Als mensen aardig tegen je doen in een discotheek is het negen van de tien keer een lamme klootzak die denkt: hé, Willie Wartaal van televisie. Maar soms zit er misschien ook wel iemand tussen die echt waardeert wat je doet, of iets aan je muziek heeft gehad.’
Ben je daarom in de Amsterdamse nieuwbouwwijk IJburg gaan wonen? Omdat het er lekker stil is?
‘Dat is vet, hoor. Ik ben daar heel blij. De straten en de gebouwen zijn recht. Daar word ik rustig van in mijn hoofd. Ik hou van Amsterdam,maar tegelijkertijd kan die hele stad me gestolen worden.Want ik ben het liefst elke dag thuis, de hele dag en de hele avond.’
Freddie zei: Ollie houdt van nieuwbouw, omdat bij hem thuis vroeger alles kapot was.
‘Weet je wat het is? We leven in 2011. Waarom zou ik dan in een huis gaan wonen uit 1830? Als je de buren ’s nachts hoort kuchen, dan is dat toch geen wonen? Ik ben toch geen asielzoeker? Ik wil rechte, mooie muren. Kromme straatjes en paaltjes die scheef zijn, dat trek ik gewoon niet.’
Voor De Lachende Derde schreef Ollie voor het eerst een persoonlijke tekst. Over zijn jeugd in Amsterdam-Oost en later in Amsterdam-Noord. Over zijn moeder die altijd ‘wappie’ was, drugsverslaafd. Ze liet hem en zijn vier jaar jongere broertje regelmatig aan hun lot over. ‘Dat wordt nu een ding, hè? Denk je dat ik dit in elk interview ga horen?’
Ja, dat denk ik wel.
‘Dit moest gewoon. We konden niet met een album komen waarop ik wéér niks over mezelf zou vertellen. Als je die eerste twee albums luistert, leer je me niet kennen. Ik zeg niks over mezelf.’
Je denkt, als je die albums luistert: Willie Wartaal houdt van uitgaan, vrouwen…
‘Ja, maar dat ben ik niet alléén. Toch? Ik ben ook een méns.’ Bulderende lach. ‘Als je het toch de hele tijd over jezelf gaat hebben, want dat doe je in hiphop,moet je wel een beetje eerlijk zijn. SnoopDogg heeft een ding, 50 Cent heeft een ding, Jay-Z heeft een ding; alle grote rappers hebben een ding, een verhaal. Ik heb lang getwijfeld hoe ik het moest zeggen,want ik wilde niet zielig klinken. Opeens wist ik: dat ik het zélf heb gedaan, dat ik ben waar ik ben terwijl ik in een underdogpositie verkeerde, dát is het. Je moet je ding vinden en dat moet je pimpen, tot het einde.’
Tot zijn 9de woonden Ollie, zijn moeder en halfbroertje in Amsterdam-Oost, bij het Krugerplein. Toen geen gezellige buurt. ‘Er was daar een coffeeshop waar elke twee weken wel iemand werd neergeschoten. Altijd gedoe.’ Het leek alsof er alleen maar criminelen woonden, junkies en dealers. ‘Dat is natuurlijk niet zo, maar ik zat toen in dat wereldje. Of nou ja, mijn moeder. Je wist gewoon dat die mensen geen werk hadden. Dat ze maar wat deden, dat ze altijd een biertje in hun hand hadden, dat ze af en toe veel geld hadden en af en toe niks. Dat was niet gek, of eng. Zo was het gewoon. Ik dacht dat het normaal was.’
Op de Montessori-basisschool – ‘daar mocht je doen wat je wilde’ – zat Ollie alleen maar te lezen. Het maakte eigenlijk niet uit wat. ‘Maar Boy en Solo van Roald Dahl heb ik wel vijftig keer gelezen. Ik zie al die personages nog steeds voor me. Er is een stukje waarin uitgebreid wordt beschreven hoe een chick een sinaasappel eet. Crazy, gewoon.’ Regels waren er nauwelijks. ‘Ik werd gewoon met rust gelaten. Ik weet niet meer wat mijn moeder me wel en niet leerde.’
Ze leerde je niet fietsen, bijvoorbeeld.
‘Néé. Nee, man. Neeneenee. Dat heb ik van de moeder van een vriendje geleerd, in het Oosterpark. Toen was ik al 8. Laat hè? Je kunt op je 8ste niet meer met zijwieltjes aankomen. Ik kan me maar één ding herinneren dat ik van mijn moeder heb geleerd: een ander woord voor stoep. Trottoir.’
Hij zegt het overdreven op z’n Frans: trotwaaa. ‘Ik was een jaar of 7 en ik weet nog dat ik tegen haar zei: ‘Waarom zeg je niet gewoon stoep?’ Zij zei: ‘Troittoir is Frans, dat is mooier, chiquer.’ In mijn hoofd was dat echt een ding. Het ís gewoon de stoep,maar je hebt ook nog een ander woord dat mooier is. Dat vond ik heel vet. Ze was erg met taal bezig. Ze verbeterde me. Grappig man, dat ding met taal heb ik waarschijnlijk van haar. Ik besef het nu pas. Ik weet nog dat ik zeuven zei. Dan werd ze boos.’
Ze gingen weg uit Oost. In Amsterdam-Noord, de Banne, kende Ollie niemand die dealer of junkwas. ‘In die tijd was het daar best netjes. Dat was goed. Maar m’n moeder bleef wel gewoon drugs gebruiken, hoor. En soms was ze ineens een paar dagen weg.’
Wist je dan waar ze was?
‘Nee,man. Ze was gewoon weg. Kut dat ze er niet is, dacht ik dan, maar ik vroeg me niet af waar ze kon zijn. Gek eigenlijk, hè? Waarom deed ik dat niet? Ik heb nooit gevraagd wat ze gebruikte. Ik was jong, man. Ze deed er ook niet stiekem over, maar ze zei wel dat ik het niet tegen andere mensen mocht zeggen.’
Was je niet boos?
‘Nee. M’n broertje wel. Die is vier jaar jonger. Hij was verdrietig als ze er niet was. Ik moest hem troosten, ik moest hem laten zien dat er niks aan de hand was, ik moest zorgen dat we naar school zouden gaan. Natuurlijk zijn er momenten dat je het kut vindt,maar nooit zo kut dat je niet gewoon normaal je dingen kunt doen. Ik vond het zelf meer onhandig dat ze er niet was, onpraktisch.
En koken,wie deed dat?
‘Niemand. Soms was er een aardige buurman of buurvrouw. Je moest wel gaan aanbellen en dat durfde ik niet altijd. M’n broertje kon het niks schelen wat de buren zouden vinden, die zei: ‘Kom op man, ik heb honger, laten we bij de buren gaan eten.’Maar ik dacht: straks gaan ze anders naar m’n moeder kijken, als ze weten dat ze ons weleens alleen laat. Misschien gaan ze het gek vinden. Ergens wist ik wel dat het niet helemaal normaal was.’
Ik zou het ook gek vinden als er twee jongetjes zouden aanbellen omdat hun moeder al een paar dagen weg is.
‘Het is ook gek. Het is ook gek. Maar als wij naar de buren gingen, werden we gewoon naar binnen gehaald en dan vroegen ze wat we wilden eten en drinken. Ik hoefde die shit nooit uit te leggen. Ze wisten het wel.’
Je ging wel gewoon naar school?
‘Ja. Achteraf denk ik: fuck it,waarom bleef ik niet thuis, televisiekijken? Ik dacht niet aan iets anders dan naar school gaan. School was belangrijk, zei mijn moeder.’
Zijn stiefvader, de vader van zijn broertje,woonde toen nog in Amsterdam-Oost. ‘In die tijd had je nog geen mobiele telefoons, dus je ging niet even bellen. Je kon niet zeggen:‘Kom ons halen.’ Dus hij dacht gewoon dat we cool waren, dat er niks aan de hand was.’ Toen hun moeder steeds vaker wegbleef, en steeds langer, sloeg de vader van een vriendje alarm. ‘Mijn stiefvader kwam in Noord wonen en sinds dat moment woonden we bij hem. We zagen m’nmoeder steeds minder. Ik heb haar
wel eens twee jaar niet gezien.’ Ook nu spreekt hij haar niet vaak meer. Verhaal halen heeft geen zin, zegt hij. ‘Omdat het me niet zo heel veel interesseert, want ik denk niet dat ze een goede reden heeft. Snap je? Het is zoals het is. Het is, zo zie ik dat, heel erg vet als je ouders voor je zorgen. Als dat zo is, is dat heel leuk.’
Maar het is niet vanzelfsprekend.
‘Precies. De meeste ouders zorgen voor hun kinderen, maar niet allemaal. Ik kan niet boos worden om de keuzen die zij toen heeft gemaakt – nu niet meer, tenminste. Vroeger vond ik het kut en was ik boos, ik heb al die dingen wel gevoeld. Het is cool, nu. We hebben geen hechte band. Ik weet waar die chick woont, dat is genoeg.’
Zie je haar nog als moeder?
‘Moeder als in puur…’ Hij pakt zijn iPhone en zoekt het woord ‘moeder’ op in een app van Van Dale. Hij laat het schermpje zien. Drie betekenissen: 1. vrouw die één of meer kinderen heeft. 2. vrouw die als een moeder zorgt. 3. oorsprong, bron. ‘Die derde klopt zeker, in de biologische zin van het woord. Dat ga ik niet ontkennen. De eerste klopt ook. Maar ‘vrouw die als een moeder zorgt’… Nee, dat is ze niet.’
Hoe vaak zie je haar?
‘Zij belt mij soms. Ik bel haar eigenlijk nooit. Ze wil dat ik langskom en zo. Dat snap ik wel en soms doe ik het ook. Whatever man, dan haal ik wat boodschappen voor haar. In september was ze jarig. Ze wilde naar Curaçao. Dus toen heb ik een ticket voor haar gekocht, maar meer zo van: dan ben je weg. Dan heb ik geen last van je. Op diemanier. Ik heb haar niet zoveel te zeggen. Hallo, hoe gaat het met je – weet ik veel.’
Zou je het erg vinden als ze jou niet meer zou bellen?
‘Ehm. Ik denk het niet, eigenlijk. Niemand hoeft mij te bellen. Als ik je nodig heb, hoor je wel van me. Nee, ik zou het niet erg vinden als ze niet meer belt.’
Weet ze waar je mee bezig bent?
‘Ik denk het niet,maar ik denk dat ze me weleens op televisie ziet. Weet je, iedereen heeft wel een dingetje dat niet lekker zit. Familie kan gelijk staan aan fokking veel drama. Bij mij is het m’n moeder, maar er zijn wel meer mensen met dat soort shit, en de wereld draait gewoon door. Als het slecht met me zou gaan, had ik misschien gezegd: het komt door haar. Maar ik heb twee armen en twee benen, ik kan lopen, ik kan zien. Het gaat gewoon fokking goed met mij. Echt goed. Snap je?’
Later: ‘Het is een loterij. Het kan met mij alsnog verkeerd aflopen, als over een paar jaar iedereen klaar is met De Jeugd en niemand mij nog op televisie wil zien.’
Wat ga je dan doen?
‘Ik denk niet dat het gaat gebeuren, want ik ben heel goed. Ik denk dat ik de beste ben in wat ik doe.’
Is dat leuk, de beste zijn?
‘Het is in elk geval leuk om in de waan te leven dat je de beste bent. Natuurlijk zijn er heel veel mensen die van alles beter kunnen, maar met de talenten die ik heb, doe ik het heel goed. Dat bedoel ik eigenlijk – want ik kan niet zo heel veel, maar ik maak wel de vetste shit. Vind ik. En jij interviewt mij, dus ik mag zeggen wat ik vind.’
Op zijn 18de stopte Ollie met zijn mbo-opleiding juridische dienstverlening. Hij ging in Portugal wonen, bij zijn veel oudere zus. Niet zijn echte zus, maar een dochter van zijn stiefvader, die hij zijn vader noemt. ‘Omdat ik weet dat een biologische moeder niet per se een moeder hoeft te zijn, beschouw ik heel veel mensen als broer of zus. Ook de kinderen van mijn stiefvader, en dat zijn er fokking veel.’ Zijn zus nodigde hem uit. ‘Dat was lief van haar, en misschien ook wel nodig. Ze probeerde me dingen bij te brengen. Het voelde als zeuren, omdat ik dat niet gewend was. Als je de muziek in wil, dóé het dan, zei ze. Zij heeft me geleerd dat het geen nut heeft om over shit te dromen, want dan gebeurt het alleen in je hoofd. Ik heb veel geleerd daar, maar het werd elke winter saaier. Na tweeënhalf jaar dacht ik: nog één winter hier en ik ga gewoon dood.’
In 2009 moest De Jeugd optreden op Curaçao,waar de echte vader van Ollie woont. Hij had hem nog nooit gezien of gesproken. ‘Dus ik dacht: dit is het moment om die niga even op te zoeken. Let’s gooo. Even kijken wie het is.’ Een ontmoeting werd geregeld en vader kwam kijken bij de show. ‘Hij was in zijn tijd ook een soort Willie Wartaal. Een muzikant. Hij vond het vet. Of nou ja: hij vond het vet dat ik optrad,maar hij vond de muziek niet goed.’
Dat zei hij ook?
‘Ja. Hij vond het ‘geluid’. Hij noemde onze muziek sound driven. Toen hij dat zei, wist ik: zó veel verstand heeft hij er ook weer niet van.’
Was het een emotionele ontmoeting?
‘Het was gewoon gék. Het is ook maar een gast. Ik zie hem niet als mijn váder. En ik ga ook niet met hem hangen of zo, maar het is wel fijn om te weten waar je vandaan komt. Om te weten dat jij niet het begin bent van iets. Ook al ben je gewend alles zelf te doen, het is niet leuk om het gevoel te hebben dat je alleen bent.’
Freddie zei: ‘Ollie is een grote zwarte knuffelbeer.’ Aan de andere kant ben je erg op jezelf. Hij wist bijvoorbeeld niet eens of je nu een relatie hebt.
‘Ja, nee, maar dat is een ingewikkeld verhaal.’
Dat idee kreeg ik al een beetje.
Hij lacht. ‘Het is héél ingewikkeld.’
Daar wil je niks over zeggen.
‘O nee, zéker niet. Dat kan niet. Weet je wat het is?Het kan het mooiste zijn wat er is,maar het kan ook écht, écht, écht kut zijn. En dat kan ook allebei tegelijk. Maar ik ga er niks over zeggen.’
Waren eerdere relaties ook zo ingewikkeld?
‘Ik ben er gewoon niet zo goed in. Ik laat chicks niet snel dichtbij komen. Omdat ik zo gewend ben om alleen te zijn ga ik iemand anders snel zien als ballast. Alleen ben ik op m’n best. Het idee dat ik alleen voor mezelf hoef te zorgen, daar voel ik me heel goed bij.’
Wil je kinderen?
‘Ja, dat wel. Dus dat botst een beetje. Zolang ik geen kinderen heb, kan ik doen wat ik wil. Kinderen staan de rock ’n’ roll in de weg, want die niggertjes moeten eten en op tijd naar bed. Het moet je overkomen, denk ik. En dan moet je gewoon je best doen. Jezelf opofferen. Ik ben zelfstandig geworden door wat ik heb meegemaakt, maar verwend opgroeien lijkt me ook heel leuk. Hoe vet is het als je op je 16de een scooter krijgt, en op je 18de een BMW1-serie? Gewoon
bám. Als je ouders money hebben, waarom mag je daar dan niet van profiteren? Die kinderen halen hun voldoening misschien niet uit werk of uit ontwikkeling, maar uit iets heel anders. Je kunt ook succesvol worden als je alles van je ouders hebt gekregen. Zo’n omgeving kan heel motiverend zijn.’
Krijgen jouw 16-jarige kinderen die scooter?
‘Als ik het geld heb wel. Túúrlijk! Twee scooters als ik het kan betalen. Ik ben toch geen gierigaard? Ik haat gierige mensen. Je kan toch praten,met ze. Ik zou zeggen: dit is een scooter, je krijgt hem van me en hij is veel geld waard. Als-ie kapot gaat moet je hemzelf laten maken.’ Later zegt hij: ‘Weet je wat mijn droom is? Een opa zijn. Ik hoef niet veel kinderen te hebben, maar veel kleinkinderen lijkt me heel leuk. Dit, wat ik nu doe, dit lukt me wel. Maar ik ben nog niet geslaagd in het leven.’
Wanneer ben je dat wel?
‘Als ik een opa ben. Als ik in een goed huis woon wat ik zelf heb betaald. Er is een oma, een hele leuke, en mijn kinderen hebben allemaal werk. Goede banen. Zij hebben ook kinderen, en die kinderen gaan allemaal naar school. En dat ik gewoon met ze chill. Dat het gewoon léúk is. Het moet gewoon mooi zijn. Toch? Dan kun je zeggen: pfoeh, het is gelukt.’