Kinderen van de revolutie

Politieke strijd, vrije liefde, anti-autoritaire opvoeding, drugsexperimenten: allemaal begrippen die onlosmakelijk verbonden zijn met de generatie van ’68. Wat is er veertig jaar later over van de idealen van destijds? Kinderen van kopstukken uit de jaren zestig kijken terug op de hoogte- én dieptepunten uit hun jeugd.

Door

Harm Ede Botje en Sander Donkers namens Vrij Nederland

kinderen

Noumi Hellinga: Opgroeien in het hippiedorp Ruigoord was ‘heel erg gezellig’ Foto: Joost Vandebrug

Als je Jim de Groot nijdig wilt krijgen, moet je een artikel als dit beginnen met een verwijzing naar de tekst van ‘Jimmy’, het naar hem vernoemde liedje van zijn vader Boudewijn. Dat is hem al honderd keer overkomen. ‘In elk stuk is het raak,’ zucht de acteur en musicus. ‘“Voetballer is ie gelukkig niet geworden. Zakenman ook niet. Zijn vader kan gerust slapen.” En dat gaat dan over mijn werk, hè. Ik vind het irritant dat de eerste indruk die mensen van me krijgen steevast wordt opgediend op een bodem van Boudewijn de Groot.’

Maar eerlijk is eerlijk: toen hij zelf onlangs een optreden van Sean Lennon bezocht, was hij ook de hele tijd op zoek naar tekenen van diens vader. ‘Boog hij zich naar de microfoon toe, dacht ik: precies John. En toen hij na afloop vlak langs me liep, moest ik me inhouden om niet te zeggen: man, wat lijk jij op je vader! Dus ik snap het ook wel. Ik heb in elk geval niet de illusie dat ik er ooit niet door achtervolgd zal worden.’

Het is één ding om een kind van een beroemde ouder te zijn, maar Jim is de zoon van een icoon van de jaren zéstig. De eeuwige jaren zestig. De blije jaren zestig. De tijd waarin de jeugd opstond tegen de gevestigde orde om de wereld voor eeuwig te veranderen. Waarin ‘burgerlijke’ gewoonten massaal bij het grofvuil werden gezet. Kortom: het decennium der decennia. Als we de verhalen mogen geloven. Want mythisch zijn ze inmiddels ook, die sixties.

Toen Jim de Groot tien jaar geleden een rol speelde in de musical Hair – en ja, de ironie is aan hem welbesteed – vertelde hij iedereen dat hij een kind was van hippieouders. ‘Dan lachte mijn vader schamper, en zei mijn moeder: wat een onzin! Ik heb een beeld van een kurken wand, oranje muren, een bruine ribbank. Maar zo zag tachtig procent van de huizen eruit in die tijd. Mijn ouders zijn heel nuchtere mensen. Goed, op een gegeven moment ging mijn vader het een en ander gebruiken, en dan trek je vanzelf een paarse velours trui aan. Maar hij vond zichzelf helemaal geen hippie, hij kwam uit Heemstede. En protestzanger wilde hij ook niet genoemd worden. We waren thuis zeker geen wereldverbeteraars.’

Hij wil maar zeggen: in de overlevering wordt het groter en mooier gemaakt dan het in werkelijkheid was. ‘Neem die Woodstock-film, met die blije mensen. Als je diezelfde gasten een paar uur later had gefilmd, had je waarschijnlijk gehoord: tering, de wiet is op, de trip is uitgewerkt, wat een kutweer en nou moeten we nog lopen ook, want er staat een file tot Poughkeepsie. Die gesprekken hadden ze ook, net als wij. Ze hebben alleen de film niet gehaald. Er middenin zitten is nooit zo mooi als er van een afstandje naar kijken.’

Bieten met slavinken

Zo denkt Marieke Stolk (40) er ook over. Haar in 2005 overleden vader Rob was een van de oprichters van de Provo-beweging en werd gearresteerd tijdens de Maagden-huisbezetting. Hij werd beroemd met een foto waarop hij met zijn geliefde Sara in witte kleren op een witte fiets zit, op weg naar het stadhuis om te trouwen. Daarmee kwam hij zelfs in Amerika op televisie. Marieke wordt nog regelmatig aangesproken op haar vaders rebelse verleden en dan komen volgens haar ‘veel onzinverhalen’. Toen zij in 1967 geboren werd, was Provo al verleden tijd. ‘Natuurlijk ben ik er supertrots op dat mijn ouders meededen. Provo was stoer, bijna punk. Maar het wordt wel erg geromantiseerd en uit zijn verband gerukt. Je moet het niet groter maken dan het was. Het was twee jaar heel leuk en toen het vervelend werd, hieven ze het op.’

Hoewel haar vader tot ver in de jaren zeventig activist bleef, vooral tijdens de Nieuwmarkt-rellen, werd het hippiedom in huize Stolk buiten de deur gehouden. ‘Mijn vader was niet zweverig. Hij zou zijn kinderen nooit namen hebben gegeven als Happy en Free. Hij had niets met de Kabouters, met vrije liefde of met macrobiotisch eten. Wij aten gewoon bieten met slavinken.’

Daar legden sommige andere ’68’ers zich niet zomaar bij neer, merkte Marieke. Een paar jaar voor zijn dood werd Stolk geïnterviewd door Daniel Cohn Bendit, hét symbool van de Parijse opstand. ‘Die man beschouwde mijn vader als zijn Nederlandse evenknie. Ze leken een beetje op elkaar, hadden allebei gevochten met de politie. Cohn Bendit probeerde mijn vader in een hoek te drukken. Dat hij burgerlijk was geworden met zijn drukkerij en zijn lieve gezinnetje. Maar daardoor voelde mijn vader zich totaal niet aangesproken. Hij is altijd zichzelf gebleven; een eigenwijze, slimme man met een groot verantwoordelijkheidsgevoel.’

Geestverruimende middelen

Maar geromantiseerd of niet, de jaren zestig hebben wel bestaan. En de directe gevolgen van vernieuwingen uit die tijd zijn nog altijd overal merkbaar. Vrouwen zijn nooit meer te­ruggegaan naar het aanrecht, een jointje roken is geen probleem (ook al wordt steeds dui­delijker dat het ook weer niet zo onschuldig is), autoriteiten zijn niet langer de mannen in driedelige pakken die ze in de jaren vijftig waren. De macht van de Kerk is gebroken, abortus en echtscheiding zijn geen taboe meer. Er zijn ook verworvenheden die hun glans inmiddels weer hebben verloren. Basisdemocratie leek een mooi idee, maar liep uit op grenzeloos geouwehoer, de commune was maar voor heel weinig mensen een ideale woonvorm, en sommige vrijheidsstrijders die in studentenkamers werden aanbeden, bleken later zo tof niet. De vrijheid in de liefde bleek in veel gevallen een verhulde vorm van egoïsme.

De sixties begonnen in Nederland al een paar jaar voor de opstand in Parijs. In Nijmegen stond Ton Regtien in 1963 aan de basis van de Studentenvakbond (SVB). Een paar jaar later zou hij met mensen als Asva-voorzitter Johan Middendorp een centrale rol spelen bij de be­zetting van het Maagdenhuis. In 1965 werd in Amsterdam de Provo-beweging opgericht. In Eindhoven ontstond een jaar later de maoïstische Rode Jeugd, die onder leiding van onder anderen secretaris Lucien van Hoesel de gewapende strijd voorstond. In 1968 richtte Hedy d’Ancona de actiegroep Man Vrouw Maatschappij op. Anja Meulenbelt, die later zou uitgroeien tot een boegbeeld van het feminisme, was lid van de Kommunistische Eenheid Partij Nederland, een voorloper van de SP, de partij waarvoor ze nu in de Eerste Kamer zit.

Anderen zochten de vernieuwing meer in het persoonlijke: in experimenten met drugs en nieuwe relatievormen. Medicijnenstudent Bart Huges deed Nederland in 1965 versteld staan door een gaatje in zijn hoofd te boren, in de veronderstelling dat hij daarmee zijn leven lang high zou zijn. Schrijvers Simon Vinken-oog en Gerben Hellinga stortten zich vol overgave in experimenten met lsd en andere geestverruimende middelen, op zoek naar het hogere en het mystieke.

Tussen alle aksies, popkonserten, teach ins en happenings door, kregen de bloemenkinderen ook zélf kinderen, die opgroeiden in een periode van ongebreidelde experimenteerdrift. Inmiddels zijn ze oud genoeg om de verworvenheden van de jaren zestig te kunnen wegen. De meesten hebben kinderen, sommigen zijn gescheiden. Vrij Nederland ging op bezoek bij elf van deze ‘kinderen van de revolutie’. De jongste is Luyt van Hoesel (28), de oudste Armin Meulenbelt (46). Hoe herinneren zij zich hun vroege jeugd? Hebben ze de idealen van de tijd overgenomen, of zijn ze juist een heel andere kant op gegaan? Zijn ze trots op hun ouders, of koesteren ze wrok? Doen ze het zelf anders, of blijkt de geest van de sixties onontkoombaar?

Televisie op de bon

Bij de kleine Alex Vinkenoog was het altijd een zoete inval. Het huis van vader Simon aan de Amsterdamse Noordermarkt stond in de hele stad en ver daarbuiten bekend als dé plek waar ‘altijd wel wat te beleven viel’. Jimi Hendrix crashte er ooit op de bank en ook de Rolling Stones kwamen langs ‘als ze in de stad waren’. Het huis was piepklein, in het midden stond een groot bed. Alex had in een van de erkers een leeshoek waar hij ook sliep, hoe hard de muziek ook stond, hoe veel men­sen er ook waren, hoe laag de hasjdampen ook hingen. ‘Sommige mensen vonden het maar niets, zo’n klein kind te midden van al dat feesten,’ zegt Alex. ‘Maar ik vond het wel rustgevend, dat geroezemoes.’

Alex was al vroeg zelfstandig. Op zijn vierde liep hij al alleen door Amsterdam. Toen hij op zijn zesde met zijn moeder Ilse Monsanto op hippie-eiland Ibiza bivakkeerde, stuurde zij hem noodgedwongen met een minderjarige oppas met de trein naar vader Simon en zijn ‘tweede moeder’ Reineke – het geld was op.

Opgroeien in het hippie- en kunstenaarsdorp Ruigoord was ‘heel erg gezellig’, zegt Noumi Hellinga (38). Ze leefde in de natuur, met talloze andere kinderen, omringd door kleurrijke types. Er werd vaak gezamenlijk gegeten, vergaderingen mondden uit in feesten. ’s Winters gingen ze soms maanden op reis in een bont beschilderde bus. Naar Marokko, en zelfs naar India. En niemand die zei wat ze moest doen. ‘Tanden poetsen, naar bed, eten – we mochten alles zelf beslissen. Na een paar dagen dacht je: misschien moet ik maar weer eens gaan dou­chen.’ Maar de keerzijde van deze Pippi Langkous-achtige idylle was dat ze jarenlang elke nacht dezelfde nachtmerrie had. ‘Dan droomde ik dat alles één grote kluwen was, waar ner­gens een eind aan zat. En zo was het leven ook. De wereld was wel heel groot en chaotisch. En onze ouders waren erg met zichzelf bezig.’

In het huis van Armin Meulenbelt (46) staat de televisie al jarenlang de hele dag aan. En hij weet hoe dat komt. Toen hij een jaar of twaalf was, woonde Armin met zijn moeder Anja twee jaar in de commune Brood en Rozen, waar zes vrouwen gezamenlijk hun kinderen opvoedden. Televisiekijken was er, letterlijk, op de bon. Alle kinderen kregen drie bonnetjes per week, elke bon was een programma waard. ‘Popeye en de Berenboot keek ik stiekem mee met de kleintjes,’ zegt Armin. ‘En als ik aan de beurt was, ging ik expres eerder in de woonkamer zitten om de laatste vijf minuten van het vorige programma te kunnen zien.’

Toen zijn moeder een nieuwe vriend kreeg en verhuisde naar diens woongroep, ging Armin vanzelfsprekend mee. Anja bivakkeerde met haar vriend op zijn kamer, Armin – die inmiddels naar de middelbare school ging – sliep in de gemeenschappelijke woonkamer op de bedbank. Een eigen hoekje waar ­hij zich als puber kon terugtrekken, had hij niet. ‘Als ik zelf kinderen had, zou ik ze zoiets nooit aandoen,’ zegt hij nu. Maar boos is hij er nooit om geworden. ‘Ik ben altijd inschikkelijk geweest. Mijn vader heb ik nooit gekend, mijn moeder was de enige die ik had. Ik wist: er is er maar één, en die kan je maar beter niet tegen je krijgen. Als zij zou wegvallen, zou dat het einde van de wereld betekenen.’

Ook Taco Regtien (43) woonde enige tijd in een commune, waar hij werd opgevoed ‘door iedereen die maar in de buurt kwam’. Gelukkig was er ook nog zijn moeder ‘die rust bracht in het turbulente bestaan’. Later was zijn ouderlijk huis ’s avonds vaak gevuld met driftig rokende, drinkende en discussiërende studenten. Maar toen hij na de scheiding van zijn ouders, op zijn tiende, alleen met zijn vader in een enorm huis in Groningen ging wonen, verviel hij in het andere uiterste. ‘Vanaf dat moment stond ik eigenlijk op eigen benen,’ zegt hij. ‘Ton was er vaak niet. Dan lag er eten in de ijskast, geld op tafel, en een briefje dat hij later kwam. En dat kon dan ook wel heel wat later worden.’

Moeite heeft hij daar nooit mee gehad, zegt Taco. ‘Ik kon het aan, en dat wist hij. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik iets tekort kwam, maar ik werd niet meer opgevoed of zo. Mijn vader werd een vriend voor me, mijn beste vriend. En toen ik op mijn twaalfde weer bij mijn moeder ging wonen, nam ik natuurlijk helemaal niks meer van haar aan. Dat was wel lullig voor haar.’

Scheidingsgolf

Wat voor de een een chaos was, was voor de ander vrijheid. Maar je kunt veilig stellen dat de voorhoede van de jaren zestig weinig op had met de opvoedregels die tien jaar daarvoor nog heilig waren. Wie heeft er tijd voor Rust, Reinheid en Regelmaat als de wereld veranderd moet worden? Als er iets typerend is aan het jeugddecor van de meeste geïnterviewden, dan is het dat ‘het gezin’ in die dagen een rekbaar begrip was. Zeker nadat de eerste scheidingsgolf zich aandiende. Het is opvallend dat het voor velen van hen nog knap lastig is om de familiesituatie in één keer uit te leggen.

Alex Vinkenoog, die als twaalfjarige in alle rust twee zomers lang alleen met zijn vader had gewoond, kreeg er opeens twee stiefzusjes bij toen zijn vader hertrouwde – Juana en Talitha. ‘Ik vond mijn vaders vrouw Barbara toen als puber niet leuk,’ zegt hij. ‘Ze kwam mijn leven binnenvallen met haar twee dochters.’ Vervolgens kregen Simon en zij ook nog twee kinderen. Waarmee de chaos in huize Vinkenoog alleen maar toenam. De destijds aan speed verslaafde Barbara Huges, ex-vrouw van de Provo die in 1965 een gaatje in zijn hoofd had geboord, kon de zorg voor de kinderen nauwelijks aan. ‘Mijn broertje Arthur liep met gaatjes in zijn melkgebit. Het was allemaal een beetje verwaarloosd.’ Vinkenoog was kostwinner, maar geld was er vaak niet. Tussen Barbara en Simon waren er flinke schreeuwpartijen. Arthur kwam in een pleeggezin. Alex en Juana zaten inmiddels op de middelbare school en hielpen hun ouders het huishouden draaiende te houden. ‘Vooral Juana was een stabiliserende factor.’ Zelf trok Alex zich vaak terug op zijn kamertje om aan de chaos te ontkomen. ‘Ik was al jong streetwise,’ zegt hij. ‘En ondanks alles was ik redelijk gelukkig. Met mijn vrienden kon ik ’s nachts altijd aankomen bij Simon die dan zat te werken. Van de “professor of the underground” leerden we dan veel.’

Hadassah de Boer had een veel stabieler thuis en wel een gevulde ijskast, maar dat maakte de gezinssamenstelling nog niet eenvoudiger. ‘Het werd er na de scheiding van mijn ouders niet overzichtelijker op,’ zegt de tv-presentatrice. Haar moeder kreeg een relatie met PvdA-prominent Ed van Thijn, haar vader met documentairemaker Trix Bethlem. De kleine Hadassah had opeens een heel ander leven. ‘Mijn broer en ik kregen er zomaar vier zussen bij. En ik was de jongste. Toen vond ik dat wel aardig en stoer. Ik keek tegen ze op. Maar als je wat ouder wordt en je doet eens een therapietje, kom je er achter dat al die veranderingen niet echt gunstig zijn voor je zelfbeeld. Ik probeerde altijd wanhopig ergens bij te horen, had steeds het gevoel dat ik op mijn tenen moest lopen.’

Milan van der Louw (44) noemt zijn vader ‘een geweldige man’ aan wie hij warme herin­neringen bewaart. Maar de Nieuw Linkser en voormalig redacteur van het hippe jongerenblad Hitweek had volgens zijn zoon één zwakke plek: zijn voorliefde voor vrouwen, die uit­eindelijk uitmondde in een scheiding. ‘In de jaren zestig en zeventig werd er wel eens buiten de pot gepist,’ zegt Milan. ‘Mijn vader stond in de belangstelling, er passeerden aan­trekkelijke vrouwen. En dat leidde natuurlijk tot spanningen thuis.’

Milan zegt dat de scheiding grote invloed op hem heeft gehad. ‘Het is echt een stempel op mijn leven. Mijn vader was net burgemeester in Rotterdam. Eerst woonde ik bij hem, later bij mijn moeder. Maar ik heb nergens meer mijn draai kunnen vinden. Ik dacht: als mijn ouders het niet kunnen, doe ik het zelf wel.’ Op zijn vijftiende liep Milan voor de eerste keer weg van huis. De politie, ‘waarvan mijn vader toen de baas was’, pikte hem op van straat en bracht hem thuis. Maar al na vijf minuten klom hij via de regenpijp weer naar beneden. Hij ging werken in de Exit, in die jaren in Rotterdam een ontmoetingsplek voor punks, new wavers en krakers. ‘Ik hield wel contact met mijn ouders, maar zorgde voor mezelf.’ Na een half jaar vond hij een kamer in het huis van een vriend. ‘Naar school ging ik niet meer. Ik heb nooit eindexamen gedaan. Mijn vader heeft eerst nog wel geprobeerd me te corrigeren, maar later liet hij me mijn gang gaan.’

Boudewijn de Groot verliet het huis toen zijn zoon Jim acht jaar was. ‘Maar daarvoor was hij er ook al zelden. Ik ben opgevoed door mijn moeder. Tot mijn tweeëntwintigste heb ik geroepen dat ik geen splinter rancune had overgehouden aan die scheiding, en toen begon het toch te borrelen. Mijn moeder had nooit slecht over hem gepraat, maar ik wist wel dat hij heel veel vreemd was gegaan. Ik wilde daar met hem over praten, maar wist eigenlijk niet wat dan de vraag was. Uiteindelijk zei ik: sinds je bent weggegaan, heb ik al zin om je een goeie peut op je bek te geven. En hij: tja, wat moeten we daar dan mee?’

Bij een latere ruzie verweet Jim zijn vader dat hij een ‘kille man’ was. ‘Hij is toen naar mijn broer en zus gegaan in de veronderstelling dat ze dat zouden tegenspreken. Maar ze gaven me gelijk.’ Die confrontatie, zegt Jim, heeft tot een ommezwaai geleid. ‘Als ik hem niet belde, sprak ik hem nooit. Nu herinnert hij zich dingen. En belt hij weleens, met van die mobiele telefoon-vragen: waar ben je? Wat doe je? Dat heb ik graag. En ik snap nu beter dat hij, met een zware jeugd in een Jappenkamp, ook een heel raar voorbeeld heeft gehad. Je leert liefde door het te krijgen, niet door er liedjes over te schrijven.’

Halfbroer

De pil bestond al wel, maar was nog niet echt gemeengoed in de jaren zestig. De liefde was al wel vrij. En dat kon verstrekkende gevolgen hebben. Toen ze al in de puberteit was, kreeg de zus van Juana Huges, de toen zestienjarige Talitha, opeens te horen dat vader Bart niet haar échte vader was. Dat was de Haagse kunstenaar Bob Lens. ‘Het was een behoorlijke schok,’ vertelt Juana. ‘Ik hoorde het van mijn stiefbroer Alex Vinkenoog, en heb het Talitha zelf verteld. Mijn moeder Barbara vond het niet zo nodig dat te vertellen. Wat deed het ertoe? Maar natuurlijk doet dat ertoe.’

Precies hetzelfde overkwam Hadassah de Boer. Zij was elf toen ze hoorde dat niet Guus de Boer, maar Berend Boudewijn de vader was van haar twee jaar oudere broer Hajo. ‘Shocking,’ zegt ook zij. ‘Vooral voor Hajo natuurlijk. Want om het nog verwarrender te maken: toen ze ons dat vertelden, had mijn moeder opnieuw een verhouding met Berend Boudewijn.’ Terugkijkend noemt Hadassah haar eigen vader ‘heldhaftig’. ‘Zijn vrouw kwam zwanger thuis en hij zei: hou het maar. Hij heeft nooit enig onderscheid gemaakt.’

Taco Regtien ontdekte pas na de dood van zijn vader dat hij een halfbroer had. ‘Ik had weleens wat hints opgevangen, dingetjes in zijn dagboek gezien – want wij lazen elkaars dagboeken. Maar ik was er toen blijkbaar nog niet aan toe om op onderzoek uit te gaan.’ Tot hij zich, als enthousiast beoefenaar van het behendigheidsspel footbag, aansloot bij een groep jongleurs en straatartiesten die elkaar dagelijks ontmoetten in het Vondelpark. ‘Dat werd echt een gang,’ zegt Taco. ‘We vertelden elkaar ons levensverhaal.’ Op een dag had een van hen een lang gesprek gevoerd met een andere jongleur uit het groepje. ‘Waarna hij op me afliep en zei: volgens mij is dat je halfbroer. En het bleek te kloppen! Terwijl we al wekenlang tegenover elkaar met hetzelfde bezig waren. Nou ja, ik met mijn voeten, en hij met zijn handen.’

In de meeste gevallen betekende het, uiteindelijk, een verrijking. Taco Regtien vond het geweldig om opeens zoveel – ‘Die neus! Die oren! Die oogopslag!’ – in een vreemde te herkennen. Zijn echte broer (bent u er nog?) vormt inmiddels een professioneel jongleursduo met zijn halfbroer. Zowel Talitha Huges als Hajo de Boer hebben een goede relatie met hun echte vader. Maar verwarrend is het wel, zo’n extended family met relaties waar geen goed woord voor bestaat. Dat merkte Hadassah de Boer toen haar zoon onlangs zomaar aan iemand vroeg: ben jij ook opa? ‘Hij begrijpt er niks meer van,’ lacht ze. ‘Want hij heeft er zóveel. Hajo’s kinderen noemen Berend opa, dus doe ik dat met mijn zoon Willem ook maar. Maar er is ook opa Guus, opa Aatje en via mijn ex nog opa Peet.’

Je moet het in zijn tijd zien, vinden ze alledrie, en begrijpen welk taboe er rustte op een onverwachte buitenechtelijke zwangerschap. Maar dan nog. In 2008 is het moeilijk voor te stellen dat iemand zo’n geheim zo lang voor zich houdt. ‘Ik zou dat nooit kunnen,’ zegt Taco Regtien. ‘Er zijn meerdere redenen waarom mijn vader zo vroeg dood is gegaan, maar dit is er zeker een van.’ Hadassah de Boer zegt aarzelend: ‘Als je het nou hebt over dingen die je anders zou doen dan je ouders…’

LSD in Florence

Als de ’68’ers niet bezig waren met het veranderen van de wereld, dan waren ze wel druk met het verruimen van de geest. Experimenteren met drugs werd in eerste instantie gezien als iets goeds. Veel kinderen groeiden op met het idee dat het erbij hoorde. Jim de Groot herinnert zich dat hij bij zijn vader op schoot zat. ‘Met op míjn schoot weer een Walt Disney-boek waar hij een joint op aan het draaien was. Dat is een van de helderste beelden uit mijn jeugd.’ Als de familie Regtien op vakantie ging, stopte vader Ton een flinke homp hasj – ‘wel goed verpakt hoor’ – in de voor zijn zoon bestemde pot pindakaas. En Alex Vinkenoog stond er zenuwachtig bij toen de Zweedse douane het spiegeldoosje waar de schrijver altijd zijn wiet in bewaarde, uit de bagage trok. ‘Simon pakte het doosje, trok een gekke bek en zei: “O, da’s niks. Dat is mijn spiegeltje”. Hij maakte ze aan het lachen en ze lieten ons door. Maar stel je voor dat hij was opgepakt. Dat was heel vervelend geweest. Ik was elf.’ Een jaar eerder had hij al zijn vader door Florence moeten leiden, terwijl die een lsd-trip had genomen. ‘Ik zag er destijds niet veel kwaad in,’ zegt Alex. ‘Hij deed altijd een beetje gek, hij was een homo ludens, ik maakte me nooit echt zorgen. Maar tegelijkertijd voelde ik me ook verantwoorde­lijk voor hem. Als we politie zagen, zorgde ik dat we een blokje om liepen.’

Zelf is Alex Vinkenoog nooit echt ‘diep in de drugs’ gegaan. Tot zijn twintigste raakte hij zelfs geen joint aan. ‘Ik was een echte sporter,’ zegt hij. Maar, toeval of niet, zowel Jim de Groot als Taco Regtien hadden in hun leven lange tijd moeite de lokroep van de cannabis te weerstaan. ‘Mijn vader draaide mijn eerste joints,’ zegt Jim de Groot. ‘En toen ik hem vroeg wat lsd was, zei hij: “Dat moet je niet doen, maar als je het doet, doe het dan met mij.” Zo werd erover gesproken.’ Eerlijk was het wel, zegt hij. ‘Maar ik vraag me af of je een kind wel zo’n eerlijk antwoord moet geven. Het hangt ook af van de woorden die je kiest. Van hasj ging je lekker zweven, zeiden ze, je kwam in een andere dimensie. Ik dacht: zweven? Dimensie? Dat klinkt goed!’

Nadat hij zich jarenlang ‘de tyfus’ had geblowd, lukte het Jim om er met hulp van een psycholoog mee te stoppen. ‘Ik was een wandelende moodswing. Al sinds mijn vijftiende werden al mijn gevoelens getemperd, onderdrukt. Je weet niet meer wat het is om iets te voelen als pijn, woede, liefde. Het is een puur biologisch verhaal: vuile receptoren betekent onechte gevoelens, schone receptoren: echte gevoelens. Maakt u uw keuze maar, zei mijn psycholoog.’ Taco Regtien heeft de hoop opgegeven dat hij er ooit helemaal vanaf komt. ‘Het is wel veel minder geworden. Maar al die pogingen om te stoppen die telkens weer mislukten, die gaven me zoveel onvrede. Dus dat heb ik losgelaten.’ In zijn volkstuintje verbouwt hij tegenwoordig zijn eigen wiet.

Is er een oorzakelijk verband? ‘Ik vind het niet zo slim dat mijn vader er zo mee omging,’ zegt Jim. Taco is milder. ‘Een drempel is er nooit geweest,’ zegt hij. ‘Maar zoiets zit ook in de genen. Ik heb een bepaalde Süchtigkeit geërfd, en daar konden zij niks aan doen. Maar als mijn kinderen straks groter zijn, ga ik niet meer openlijk blowen. Ik wil ze niet met die erfenis opzadelen.’ Iets dergelijks had Jim de Groot onlangs al bij de hand. ‘Mijn tienjarige nichtje is heel erg bezig met hippies. Daar hield ze een spreekbeurt over en ze kwam mij vragen of ik twee joints wilde draaien. Zonder iets erin natuurlijk. Ik zei: dat is goed, maar alleen als je het hele verhaal gaat vertellen. Ook dat het niet goed voor je is, dat je verslaafd kan raken. Je gaat niet tegen een klas vol tienjarigen zeggen dat je er zo lekker van gaat zweven.’

Maria Juana

De zoektocht naar een verruimde geest leidde niet alleen tot stevig drugsgebruik. Er ontstond ook volop aandacht voor mystiek en spiritualiteit. In die jaren werd de kiem gelegd voor de huidige New Age-beweging. ‘Er werd bij ons veel over astrologie gepraat,’ zegt Noumi Hellinga, in het dagelijks leven yoga- en pilateslerares. ‘Het was vanzelfsprekend. Ik ben er nooit echt ingedoken, maar ik geloof zeker in dat soort dingen. Als ik ergens mee zit, vraag ik mijn vader de I Tjing voor me te gooien. Ik geloof ook heel erg in mijn vader. Hij is een wijze man.’

Toen ze haar zinnen had gezet op het huis waar ze nu woont, gaf ze gehoor aan haar vaders advies en stopte een foto van het huis en een steentje in een rode doek, die ze onder haar bed legde. En mooi dat ze het huis eerst niet, en uiteindelijk wél toegewezen kreeg. ‘Mijn vader riep: zie je wel! Niet twijfelen, magie werkt. Zelf denk ik meer: ach, baat het niet, dan schaadt het niet.’ Toen de Amsterdamse haven zo ver richting Ruigoord was opgerukt dat het huis van haar broer moest worden gesloopt, besloten Noumi en een aantal vriendinnen in een opwelling hun kinderen kaal te scheren. Het haar deden ze in een doosje dat ze begroeven op een plek waar nu de auto’s overheen razen. ‘Ik weet niet precies waarom,’ zegt ze lachend. ‘Gewoon: om iets te doen.’

Juana Huges hoeft maar in haar paspoort te kijken om herinnerd te worden aan het belang dat haar vader hechtte aan een verruimd bewustzijn. Daarin staat: Maria Juana. ‘Ik ben daar niet altijd zo blij mee geweest,’ zegt ze bedachtzaam. ‘Al vond ik het ook niet vervelend genoeg om mijn naam te veranderen.’ Als kind vroeg ze zich af waarom pappa toch zo beroemd was dat hij in de televisieshow van Willem Duys werd uitgenodigd. ‘Het antwoord was: omdat hij een gat in zijn hoofd had geboord zodat hij altijd high zou zijn. Dat zijn niet echt gangbare dingen, hè? Nogal extreem. Ik was nog klein, maar ik heb nooit geloofd dat het waar was, en ik sta er ook niet achter. Het was een vorm van aandacht vragen, zoals veel mensen in die tijd aandacht vroegen door andere wegen te bewandelen.’

Haar vader, zegt Juana, was ‘een zoeker’. En dat is ze zelf ook. Of liever: wás. Ze had haar gymnasium afgemaakt en woonde in het chaotische gezin Vinkenoog. ‘Daar werd je een beetje geleefd, met al die mensen om je heen. Ik wist helemaal niet wat ik wilde.’ Drugs en relaties waren er in overvloed. ‘Ik heb alles geprobeerd, en een tijd was dat interessant. Maar toch merkte ik dat het mijn weg niet was.’

Vanwege haar kwakkelende gezondheid besloot ze een cursus Sahaja Yoga te doen. En die veranderde haar leven. Sindsdien mediteert ze al vijftien jaar elke dag. Via de yoga ontmoette ze haar Indiase echtgenoot, die zelf ook yogi is. In haar Bussumse appartement komen geen drugs of alcohol over de drempel. Schoenen trouwens ook niet. Overdag werkt ze als secretaresse in een ziekenhuis, maar yoga, zegt ze, is de zin van haar leven. Het geeft haar rust en vredigheid. Natuurlijk vertelde ze haar vader over die ontdekking. ‘Ik zei: pap, wat jij je hele leven al zoekt, dat heb ik gevonden. Maar hij zag er helemaal niks in.’

Verderfelijk kapitalisme

Toen Hadassah de Boer een jaar of negen was, en ze op school ‘weer eens’ een discussie over politiek had gehad, confronteerde ze haar moeder met het verschil tussen links en rechts, zoals haar klasgenootje Roderick dat had uitgelegd. ‘Die zei: als je een rolletje drop hebt, wil de PvdA dat je dat met anderen deelt, maar van de VVD mag je het helemaal zelf opeten. Nou, dat vond mijn moeder een uitstekende uitleg! En vreemd genoeg was ik het helemaal eens met de PvdA, vond ik ook dat je moest delen. Dat krijg je toch mee.’

De jaren zestig mogen dan vooral herinnerd worden als een tijdperk van lang haar, drugs, goeroes en love, peace and happiness, het was ook een periode van hevige politieke strijd. Hedy d’Ancona richtte de feministische organisatie Man Vrouw Maatschappij op. André van der Louw, vader van Milan, stortte zich in 1969 in het politieke gewoel bij de PvdA en ontketende een kleine revolutie met de Nieuw Links-beweging.

De vader van Taco Regtien werd ‘Teach in Ton’ genoemd, omdat hij regelmatig en met veel vuur voor studenten toespraken hield tegen de Vietnam-oorlog. Hij hielp ook deserteurs uit die oorlog met het zoeken van een safehouse, en dat was voor zijn zoon Taco nogal verwarrend. ‘Amerikanen waren voor mij de vijand, de boeman. Toen ik hoorde dat mijn va­der met die lui op stap was, maakte ik me zorgen. Soms sliepen er een paar een nacht bij ons. Dan dacht ik: wow, als dat maar goed gaat.’

Aan Taco werd al op jonge leeftijd uitgelegd hoe verderfelijk het kapitalistische systeem was. Bij anderen ging dat minder expliciet. Maar je wist wel hoe het hoorde, zegt Hadassah de Boer. En vooral ook: hoe niet. ‘Als je ergens thuiskwam waar De Telegraaf op tafel lag, dacht je: wat is dit voor gezin?’ zegt ze lachend.

Ja, ze wisten al vroeg wat ‘goed’ en wat ‘fout’ was. Maar opvallend genoeg heeft geen van de geïnterviewden ooit zelf de neiging gehad om op de barricaden te gaan staan. Milan van der Louw heeft wél even geroken aan het politieke bedrijf. Hij was lid van de Jonge Socialisten, maar werd geroyeerd nadat hij tijdens een vergadering een biertje dronk. Eind jaren tachtig – hij had toen al zijn eigen koeriersbedrijf – begon hij met een paar gelijkgestemde jongeren van de PvdA, VVD en D’66 de debatclub Vernieuwing aan de Maas. Maar het initiatief sneefde voortijdig. Sindsdien stemde de zoon van de PvdA-coryfee een paar keer op D66, in 2002 op de partij van de toen net vermoorde Pim Fortuyn en bij de laatste verkiezingen op Marco Pastors van Een NL. ‘En nu weet ik net als het grootste deel van de kiezers bij God niet meer op wie ik moet stemmen.’

Taco Regtien zei ooit ‘met jeugdige arrogantie’ tegen zijn vader: ‘Ach, elke generatie haar eigen sensatie.’ Het zou de laatste zin worden in Ton Regtiens laatste boek Springtij – zijn terugblik op de jaren zestig. Inmiddels beseft Taco dat hij het engagement van zijn vader wel degelijk heeft geërfd. Maar niettemin doet hij, als ‘moderne hippie’, alles volstrekt anders. ‘Ik herken de woede die Ton had als hij de krant las. Maar die hele grote, hemelbestormende bevlogenheid… ik vind dat zonde van de tijd. Er zit ook een zekere tragiek in, want veel van de idealen zijn niet bereikt. Al kun je wel zeggen dat het feit dat iedereen tegenwoordig naar de universiteit kan een gevolg is van de studentenbeweging van de jaren zestig.’ Zelf probeert Taco alles juist zo klein mogelijk te houden. ‘Ik doe wat in mijn macht ligt, anders zou ik gedesillusioneerd kunnen raken. Wat ik heb meegekregen, wil ik integreren in mijn leven. Ik geloof in mijn gezin, in de dorpsfunctie van de buurt. Ik steun bewust de middenstand, ben actief op de crèche en de school van mijn kinderen.’

Sinds hij twee jaar geleden samen met een vriend een ronde, schuimrubberen zitbal uitvond, is hij mede-eigenaar van een heus bedrijf, Oolaalaa genaamd. Meer dan de helft van de winst gaat naar een goed doel. En hij voelt zich hevig verantwoordelijk voor zijn werknemers, die ‘wel een beetje gelukkig moeten zijn’. Als zijn vader nog leefde, vermoedt Taco, zouden ze er pittige discussies over voeren. ‘Want ik ben nu een sociaal geëngageerde kapitalist, ha ha ha. Goed, we hebben een foundation aan ons bedrijf hangen, maar wie heeft dat tegenwoordig niet? Dat kan ook een heel politiek correcte oplossing zijn.

Eeuwige strijd

‘Sloom,’ vindt Hadassah de Boer zichzelf als ze zich vergelijkt met haar moeder. ‘Laatst, met die anti-racisme-demonstratie op de Dam, staat zij weer door een microfoon te schreeuwen. En ik denk: ach, ik heb mijn zoon, en het is wel heel erg kutweer. Dus ik was er niet. Maar dan schaam ik me ook wel een beetje. Hoe vaak ben ik als kind niet meegesleurd naar demonstraties? Ik ken al die liedjes nog uit mijn hoofd: “Hé vrouw, kom in ’t verzet, tegen de nieuwe abortuswet…”’

Die instelling ziet ze ook bij haar generatiegenoten. Pragmatisme, wel lid zijn van een paar goeie doelen, netjes je trees for travel afkopen. ‘Maar die echte drive om iets te bereiken, heb ik niet. Ik ben niet bevlogen en dat vind ik jammer. Ik kan jaloers zijn op mensen die dat wel hebben. Onze generatie is veel minder uitgesproken, we nuanceren alles. Een beetje over-soft zijn we. Ik zou ook echt niet weten van welke politieke partij ik lid zou moeten worden. Maar ik ben me er wel altijd van bewust dat ik iets niet doe. In ideologische zin kan ik het alleen maar slechter doen dan mijn moeder.’ Lachend: ‘Maar toen ik haar dat vertelde zei ze: “Ach, je staat toch aan de goede kant. Er zijn ook heel veel kinderen uit die tijd juist heel rechts geworden.”’

Zo iemand is Jan Middendorp (32), zoon van Asva-voorzitter en Maagdenhuisbezetter Johan. ‘Ik werk bij een grote financiële instelling,’ zegt hij met een grijns. ‘As much bedrijfsleven as you can get. Ik ben in dienst van datgene waar mijn ouders altijd tegen hebben gestreden. Zij noemden dat het grootkapitaal.’ Zijn vader was jarenlang lid van de CPN, en houdt er tot op de dag van vandaag stevige linkse ideeën op na. ‘Bij ons thuis staan de verzamelde werken van Marx nog steeds in de kast,’ zegt Jan. ‘Als hij en zijn vrienden vroeger op hun racefiets langs kapitale panden kwamen, raakten ze helemaal van de kook. Die villa’s moesten worden herverdeeld!’

Dat hij een overtuigd liberaal is, wordt hem niet kwalijk genomen, maar is wel aanleiding tot voortdurende discussie. Als hij bij zijn ouders een boterham komt eten, wordt er een artikel te voorschijn gehaald over, bijvoorbeeld, de neoliberale politiek in Zuid-Amerika. ‘En of ik die dan eventjes wil verdedigen. Nou, dat doe ik dan met verve. En als mijn vader weer eens roept dat Cuba de beste oogspecialisten ter wereld heeft, zeg ik: ja, maar daar heb je niet zoveel aan als je in de rij moet staan voor zeep.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Het is een eeuwige strijd, waar we nooit uit zullen komen.’

Bomaanslagen

De Maagdenhuisbezetting was in 1969 een nooit eerder vertoonde daad van verzet. Maar er waren er ook die uit politiek engagement kozen voor nog veel radicalere methoden. En daarin ging niemand zo ver als Lucien van Hoesel, secretaris van de maoïstische Rode Jeugd. Hij besloot dat de nieuwe wereldorde alleen gewapenderhand gevestigd kon worden. In Eindhoven pleegde de organisatie bomaanslagen om Philips te dwingen hun banden met het kolonelsregime in Griekenland te verbreken. Van Hoesel zat twee jaar in de gevangenis nadat onder zijn bed onderdelen voor bommen waren gevonden. Later ging hij met zijn vrouw Mirjam en een groep getrouwen naar een Palestijns trainingskamp in Jemen.

‘Mijn ouders hadden het heilige vuur in zich,’ zegt hun zoon Luyt (28), werkzaam op de afdeling tapijt van een bouwmarkt. ‘Ik niet, maar dat vind ik niet erg.’ Tot zijn achttiende wist hij niks van het extremistische verleden van zijn ouders. Ze hadden er al mee gebroken voordat Luyt geboren werd. ‘Op een avond riepen ze mijn broer en mij bij zich. Ze wilden ons vertellen wat er destijds was gebeurd, voordat we het van anderen zouden horen. Ik dacht: wow. Ik was niet meteen afwijzend. Het is goed als mensen ergens voor staan.’ Maar raar vond hij het ook: ‘De man met wie ik als jongen had lopen ravotten, met wie ik vliegtuigen spotte, was oprichter van zó’n organisatie, die auto’s had opgeblazen.’

Zelf is Van Hoesel min of meer apolitiek. Hij is vegetariër, lid van Greenpeace, en stemt uit arren moede D66. Onder zijn kennissen in de kraakscene heeft hij veel mensen die zich boos maken over de bio-industrie. ‘Daar zitten vast ook radicale dierenbevrijders tussen, hoewel ze dat nooit zullen zeggen. Voor die mensen voel ik sympathie. Het is goed als de bontfokkers op de huid worden gezeten.’ Maar zelf meedoen, dat niet. ‘Ik was tegen de oorlog in Irak. Maar toen er demonstraties waren, verzon ik steeds een excuus om niet te gaan. Ik ben er gewoon niet zo erg mee bezig.’

Nooit huiswerk

De ’68’ers leidden een heftig leven, waren vaak niet thuis, namen hun kinderen op sleeptouw en hadden een rumoerig liefdesleven, met alle gevolgen van dien. Maar opvallend genoeg staat niet een van de geïnterviewden anno 2008 op slechte voet met zijn ouders. Sterker: ze zijn trots op hen. Armin Meulenbelt gaat regelmatig met zijn moeder naar de film en leert haar de geheimen van de computer doorgronden. Hadassah de Boer woont bij haar moeder om de hoek en gaat vaak langs voor een kop koffie. Alex Vinkenoog en Juana Huges vieren elk jaar met de rest van de uitgebreide familie Pasen bij Barbara Huges, waar Simon Vinkenoog ook aanschuift als hij fit is. Jim de Groot heeft tegenwoordig weer goed contact met zijn vader, en ook Jan Middendorp gaat ondanks alle politieke meningsverschillen re­gelmatig met zijn vader een rondje fietsen.

Maar nu het merendeel van de kinderen van toen zelf ouders zijn geworden, merken ze dat ze dingen anders aanpakken. Zowel Taco Regtien als Noumi Hellinga vinden dat ze wel wat meer gepusht hadden mogen worden als het op school en studie aankwam. ‘Dat ging heel erg van: nou ja, wat jij leuk vindt,’ zegt Taco. Noumi kan zich zelfs niet herinneren dat ze ooit huiswerk heeft gemaakt. ‘Terwijl dat toch vrij normaal is. Ik had wel wat meer discipline kunnen gebruiken.’

Ze komt nog graag in Ruigoord, heeft er zelf een huisje. Maar haar eigen twee dochters houdt ze strakker dan ze zelf gewend was. ‘Ik zit er veel meer bovenop,’ zegt Noumi. Indertijd gingen de hippiekinderen van Ruigoord naar een dorpsschooltje in Spaarndam. ‘Daar werden we vaak gepest. Omdat ze ons raar vonden. En vies. En eerlijk gezegd waren we dat ook een beetje. We hadden paarden en daar roken we naar, onze kleren waren vaak smerig. Ik had lang haar dat altijd in de klit zat, we hadden luizen. Nu denk ik: wat vreemd dat onze ouders daar niet wat meer aandacht aan besteedden. Want ze wisten best dat we gepest werden.’

Feministische man

Alex Vinkenoog heeft zijn vader hoog zitten, maar zegt in één moeite door dat hij in zijn jeugd wel structuur en aandacht heeft gemist. ‘Ik heb mijn studie niet afgemaakt, en nooit een vak geleerd. Er kwamen altijd dingen tussen.’ Dat wijt hij voor een deel aan het ontbreken van stabiliteit, zowel in het huishouden van zijn vader als in dat van zijn moeder Ilse. Zij leefde van de bijstand, had nog vier kinderen bij twee andere vaders, en lag in die periode in scheiding. ‘Er zijn momenten in mijn leven geweest dat ik advies nodig had, maar daar had Simon geen begrip of tijd voor. Hij heeft te vaak zijn kop in het zand gestoken, liep weg voor alle verantwoordelijkheden in het leven: vrouwen, kinderen, belastingen. Hij ontsnapte in zijn werk.’

Zelf voedt Alex, die al jarenlang met dezelfde vrouw is, zijn twee kinderen veel beschermder op. Ze mogen wel de straat op, maar worden dan ‘goed in de gaten gehou­den’. Vergeleken met zijn vaders levensstijl leidt hij een bijna burgerlijk bestaan. ‘Ik heb met mijn vriendin een balans gevonden. Zij werkt fulltime en ik ben, zeer geëmancipeerd, parttime huisvader. Ik zie hoe gelukkig mijn kinderen zich daarbij voelen. En daar word ik weer gelukkig van. Simon zegt dat ik misschien wel een betere vader ben dan hij.’ Ook op zijn oude dag is de schrijver niet echt veranderd. Voor zijn kleinkinderen heeft hij niet veel tijd. ‘Soms geef ik hem foto’s van de kinderen en dan zegt hij: “Alweer foto’s?” Hij vindt dat hij niet gekozen heeft voor kleinkinderen. Maar ja, hij heeft nooit ergens voor gekozen. Het overkomt hem allemaal altijd. Het leven draait om Simon en dat is eigenlijk altijd zo geweest.’ Voor de vijfenzeventigste verjaardag van zijn vader schreef Alex een toespraak die hij op het feest in Ruigoord zou voorlezen. Daarin schreef hij onder meer: ‘Liefde is niet je kop in het zand steken en je kinderen pijn doen door alleen maar je eigen ego uit te dragen.’ Maar toen het moment daar was, besloot hij de tekst niet voor te lezen.

Armin Meulenbelt ziet zijn moeder nog steeds als een voorbeeld, als een sterke vrouw die ‘beslissingen nam, alles repareerde en ondertussen mijn eten maakte’. Hij is trots op wat ze voor de vrouwenstrijd heeft betekend, en noemt zichzelf lachend een ‘feministische man’. Maar ze was er ook wel erg vaak niet. ‘Later hoorde ik dat ik als klein kind lag te huilen in bed als ze weer eens weg moest. Ik weet nu dat ik affectie tekort ben gekomen.’

Armin is altijd verlegen geweest en nooit echt goed met relaties. ‘Ik ben wel eens gaan graven om te kijken waar die irrationele onzekerheid vandaan kwam. Nou, dan kan je vrij makkelijk vaststellen dat die zijn oorsprong vindt in mijn vroege jeugd, dat ik toen wat tekort kwam.’ Maar boos is hij als jongetje nooit geworden en ook nu kan hij niet kwaad worden op zijn moeder. ‘We hebben het uitgesproken, en ik kan de loop der dingen toch niet meer veranderen. Ik heb liever dat we het nu leuk hebben.’ Of hij zelf kinderen wil, weet hij niet. ‘Ik wil mijn kind niet hetzelfde soort leven geven als ik heb gehad. Zo, met maar één ouder. Dat heb ik wel overgehouden aan mijn jeugd.’

Fier en vrolijk

Hadassah de Boer verbrak een jaar geleden de relatie met haar vriend, met wie ze een zoontje van vijf heeft. Daarover vertelt ze enigszins gelaten, alsof het onontkoombaar was. ‘Eerlijk gezegd snap ik niet hoe mensen hun hele leven bij elkaar kunnen blijven,’ zegt ze. ‘En het voorbeeld dat ik heb gehad, zal daar zeker mee te maken hebben. Het was vroeger een rommeltje, en dan maak je er zelf ook sneller een rommeltje van.’ Soms maakt ze zich zorgen om haar zoon. ‘Als Willem heel lief doet, denk ik vaak: als dat maar niet een vorm van compensatie is, omdat hij denkt dat het zijn schuld is dat we uit elkaar zijn.’

Toen ze haar moeder vroeg of die tijdens háár scheiding dezelfde zorgen had, zei ze dat ze daar helemaal niet mee bezig was geweest. ‘Dat vond ik wel opmerkelijk,’ zegt Hadassah. ‘Ze maakte zich meer druk over het welzijn van mijn vader. Maar goed, mijn moeder heeft zoveel meegemaakt als kind. Haar vader kwam om in een concentratiekamp. Wat is zo’n scheiding dan? We hadden toch alles? Een groot huis, een goed gevulde ijskast! Geen gezeur, dat is wel een motto dat leefde.’

In 1978 schreef Hedy d’Ancona haar dochter een brief (later gepubliceerd in haar boek Het persoonlijke is politiek), waarin ze vertelde dat ze weliswaar een ‘knagend schuldgevoel’ had ten opzichte van haar kinderen omdat ze zo vaak van huis was, maar dat ze de consequenties daarvan best aandurfde. Onafhankelijkheid, schreef ze, maakt vrouwen ‘fier en vrolijk’. Als ze dat door kon geven aan haar dochter, dan was het de moeite waard – hoe onrustig het leven soms ook was.

Daar kan Hadassah zich helemaal in vinden. Ze realiseert zich dat zij ook de vruchten plukt van de strijd die haar moeder voerde. ‘Toen ik ging studeren, dacht ik dat de emancipatie wel zo’n beetje klaar was. Al mijn vriendinnen gingen naar de universiteit, net als de jongens. Maar toen er overal kinderen kwamen, waren het in negen van de tien gevallen toch de vrouwen die een grote stap terug deden. Toen was er wel opeens een rolverdeling die er eerst niet leek te zijn.’

Voor haar was dat allerminst logisch, mede dankzij het voorbeeld dat ze kreeg. ‘Mijn moeder werd inderdaad “fier en vrolijk” van het leven dat ze leidde. Ik dacht: zo ga ik het later ook doen. Als fulltime moeder zou ik waarschijnlijk een gefrustreerd en bitter mens worden. Ik heb werken echt nodig.’ De conflicten die dat veertig jaar geleden opleverde, zijn vandaag de dag nog vrijwel hetzelfde. ‘Ik loop nu ook tegen die problemen op,’ zegt Hadassah monter. ‘Heb altijd het gevoel dat ik de dingen half doe. Maar ik besef heel goed hoe veel ik eraan heb dat mijn moeder altijd heeft gehamerd op het belang van onafhankelijkheid, ook in financieel opzicht. Ik vond scheiden al ingewikkeld genoeg, maar het feit dat ik mijn eigen geld verdien, maakt het allemaal stukken eenvoudiger. Ik kan mijn leven nu inrichten zoals ík het wil.’ Met dank aan de jaren zestig.

Juryrapport

‘Wie wil blijven geloven dat de jaren zestig het leven voorgoed hebben veranderd, kan dit - in die zin onthullende - verhaal beter overslaan.’

Kinderen van de revolutie

De vraag wat er nog over is van de idealen uit de jaren zestig, wordt door Harm Ede Botje en Sander Donkers beantwoord door kinderen van kopstukken uit die tijd te interviewen. Het eindresultaat is een mooi coherent tijdsbeeld. Het prikkelt de nieuwsgierigheid om er achter te komen hoe de kinderen van Vinkenoog, Stolk, Meulenbelt, Regtien c.s. in het leven staan. Die nieuwsgierigheid wordt bevredigd in een aantal mooie portretten. Wie wil blijven geloven dat de jaren zestig het leven voorgoed hebben veranderd, kan dit – in die zin onthullende – verhaal beter overslaan.