Volvo mee naar huis
Op 1 juli 2003 neemt Meine Bruinsma officieel afscheid. Dat gaat met het nodige feestgedruis want Bruinsma is de hoogste provincie-ambtenaar in Brabant. Als de glazen allang zijn opgeborgen rijdt Bruinsma nog gewoon rond in de auto die bij zijn functie hoorde: een Volvo S60 2.4 liter automaat van bijna 93.000 gulden (46.000 euro). De leasekosten 2.743,53 gulden (zo’n 1250 euro) inclusief btw per maand betaalt de provincie.
Bruinsma’s dienstverband blijkt formeel nog door te lopen tot 1 februari 2004. Behalve de auto betaalt de provincie al die tijd zijn salaris, vanwege ‘opgespaard verlof en achterstallige atv-dagen’. Het leasecontract voor de Volvo loopt af rond juni 2004.
Al een half jaar voor zijn afscheidsfeest, in januari 2003, is de topambtenaar een eigen managementbureau begonnen. Terwijl zijn dienstverband doorloopt mag hij onbelemmerd bijverdienen. De inkomsten daaruit hoeft Bruinsma niet op te geven, ‘evenals dat geldt voor alle ambtenaren’, voegt de provincie daaraan toe.
Eerste vrouwelijke directeur
Vol trots presenteert het provinciebestuur in juli 1998 de eerste vrouwelijke directeur. Elisabeth Fleuren heet ze, en ze krijgt de leiding over de dienst Waterstaat, Milieu en Vervoer (WMV). Anderhalve maand eerder is Fleuren vertrokken als directeur van de dienst Milieu en Openbare Werken in de gemeente Arnhem, waar eerder een managementcrisis uitbrak.
Fleuren kan de hooggestemde verwachtingen niet waarmaken. Ze treedt terug wegens ziekte en wordt op non-actief gesteld. Hoogste ambtenaar Bruinsma komt eind 2002 een minnelijke regeling met haar overeen. Als Fleuren nog wil bijklussen moet zij, in tegenstelling tot Bruinsma kort daarna zelf, de inkomsten vooraf opgeven. Is dat meer dan haar directeurssalaris van zo’n 7.000 euro bruto per maand, dan wordt er gekort, luidt de afspraak. Volgens de regeling die de provincie op last van de Raad van State heeft vrijgegeven wordt 55 procent van haar salaris doorbetaald tot 1 april 2007. De wao-uitkering van Fleuren vloeit in de provinciekas.
Fleuren woont inmiddels in Frankrijk en staat sinds 1 december 2005 niet meer op de loonlijst. Met 119 andere ambtenaren maakte zij gebruik van de speciale vut-regeling. Daardoor krijgt de ex-directeur nu 80 procent van haar oorspronkelijke salaris. De provincie wentelt de sociale lasten af op het pensioenfonds ABP, en is daarmee goedkoper uit.
Zondebok?
Met een gouden handdruk van rond 500.000 gulden (225.000 euro) verlaat E. Bronkhorst in april 2000 de dienst. Hij is hoofd van de afdeling facilitaire voorzieningen en projectleider voor de renovatie van het provinciehuis. Als binnenskamers duidelijk wordt dat het project financieel compleet uit de hand is gelopen, valt het doek voor Bronkhorst. Hem wordt schorsing aangezegd en een rechtszaak dreigt, tot het conflict in der minne wordt geschikt. Bronkhorst krijgt 375.000 gulden bruto plus vijf maanden salaris (naar schatting 30.000 gulden bruto). Een studieschuld van 30.000 gulden wordt hem kwijtgescholden. Bovendien steekt de provincie maximaal 30.000 gulden in bemiddeling naar een andere baan, en krijgt hij de gebruikelijke duizend gulden om afscheid van zijn afdeling te nemen. Intern heet het dat Bronkhorst ‘op zijn verzoek eervol ontslag’ wordt verleend omdat hij ‘zijn toekomst op een andere wijze invulling wil geven’.
Met Bronkhorst spreekt baas Bruinsma het diepste stilzwijgen af over diens gouden handdruk. Mocht de politiek onverhoopt vragen stellen over deze regeling, dan wordt die vertrouwelijk bijgepraat, luidt de afspraak. Een jaar later mag de bestuurlijk verantwoordelijke voor het renovatiedebacle, VVD-gedeputeerde Peter van Vugt, gewoon aanblijven.
In 2005 bereikt Bronkhorst een vraag van de provincie: of hij wil reageren op een verzoek van het Brabants Dagblad om informatie over zijn gouden handdruk. De gewezen projectleider beroept zich op de afgesproken geheimhouding en dreigt met een schadeclaim. De Raad van State weigert hiermee rekening te houden en vindt schending van de persoonlijke levenssfeer evenmin aan de orde. Alleen het bedrag dat het afdelingshoofd aan salaris heeft meegekregen, hoeft niet te worden onthuld.
Uitkering van 25 jaar
39 jaar oud pas is C. Velder als hij blijvend wordt heengezonden. Het is 1983 en het hoofd van het bureau registratie en archief is volgens GS ‘ongeschikt voor zijn functie om andere redenen dan ziekte’. Hij krijgt een welvaartsvaste uitkering, doorlopend tot zijn 65ste verjaardag in december 2008 (!).
Volgens de Rijkswachtgeldregeling uit 1959 zou Velder recht hebben gehad op anderhalf tot twee jaar wachtgeld, aflopend van 100 naar 80 procent van zijn salaris. Hij was immers maar zo’n drie jaar bij de provincie in dienst geweest. In plaats daarvan krijgt Velder 25 jaar lang een uitkering. Geen woord over aftrek van andere inkomsten – zoals de rijksregeling voorschreef – of over enige sollicitatieplicht.
Bij zijn vertrek in 1983 koopt de provincie ook nog eens het huis van het bureauhoofd, aan de Geelgors in Sint-Michielsgestel over. Dit zou hem ‘de mogelijkheid bieden een functie in het buitenland snel te kunnen aanvaarden’. Velder krijgt naar verluidt 336.000 gulden (ruim 150.000 euro) voor het pand. Het verhaal gaat dat het bedrag hem contant wordt overhandigd in het chique restaurant De Pettelaer, vlakbij het provinciehuis. Als de provincie Geelgors 46 na precies drie maanden van de hand doet, gebeurt dat met 110.000 gulden (50.000 euro) verlies. Dit bizarre smijten met gemeenschapsgeld zou het gevolg zijn van een conflict tussen Velder en de toenmalige griffier A. Nieuwenhuijzen.
De uitzondering
In zwaar contrast met de andere voorbeelden staat het dossier Brugman. Met grote hardnekkigheid en roerend plichtsbesef zit de provincie in de jaren negentig voormalig PvdA-provinciebestuurder Ton Brugman op de huid. De ex-gedeputeerde zou 28.264 gulden (3.000 euro) aan bijverdiensten hebben verzwegen. Volgens GS moet dit bedrag op zijn wachtgeld worden gekort. Brugman woont al jaren op Curaçao en krijgt sinds zijn vertrek in 1991 het volle pond aan wachtgeld tot zijn 65ste in maart 2006. Direct na zijn afscheid al treedt Brugman in loondienst van het adviesbureau Brugman/Schmitz, op naam van zijn echtgenote José Schmitz. Hij raakt in opspraak. Voor hotelmagnaat Van der Valk probeert consultant Brugman de bouw van een motel langs de A2 bij Budel binnen te halen. Kort voor zijn vertrek als gedeputeerde had hij voor dit project zelf de loper uitgelegd, in strijd nota bene met het provinciaal beleid.
Pas na twee sommeringen door de provincie doet Brugman opgave van zijn inkomsten als consultant. Die blijken exact zo hoog als het verschil tussen zijn wachtgelduitkering en het salaris dat hij als gedeputeerde verdiende. Ingevolge de regels hoeft Brugman geen wachtgeld in te leveren. De argwaan bij de provincie leidt tot een onderzoek van de boeken bij de bv Brugman/Schmitz. De conclusie: Brugman deelt voor de helft mee in de winst en dat had hij eveneens moeten opgeven. De provincie vordert 28.264 gulden terug en kort 1000 gulden (450 euro) op zijn wachtgeld. Brugman tekent bezwaar aan bij de Centrale Raad van Beroep in Utrecht en wint. De hoogste bestuursrechter in sociale en ambtenarengeschillen acht niet bewezen dat Brugman aan het roer staat van het adviesbureau. Als de provincie in 1997 ter ore komt dat het GAK de oud-gedeputeerde al ruim drie jaar niet meer als werknemer van de bv aanmerkt, ruikt ze bloed. De provincie vraagt om herziening van de uitspraak. De Centrale Raad van Beroep vindt het ‘nieuwe bewijsmateriaal’ te mager om een korting op Brugmans wachtgeld te rechtvaardigen. Wéér vangt de provincie bot.