Het oud-college van bestuur van InHolland, met de hoofdrolspelers in de affaires: Jos Elbers (links), Joke Snippe en Lein Labruyère (rechts). Ook op de foto staat bestuurssecretaris Maarten Knoester Foto: InHolland
Geert Dales had er zin in, toen hij op een broeierige en bewolkte maandagochtend in juli 2007 het hoofdgebouw van Hogeschool InHolland in Den Haag binnenstapte.
Vandaag zou hij beginnen als bestuursvoorzitter van een hbo-instelling. Als onderwijsbons. En als puinruimer. Zo zag hij zichzelf. En zo was het hem in de zes weken durende selectieprocedure – die hij als burgemeester van Leeuwarden in het grootste geheim had doorlopen – voorgehouden.
InHolland zat in de zomer van 2007 in grote problemen. Dales voorganger, Jos Elbers, had de school veranderd in een van de grootste hbo-instellingen van Nederland en ver daarbuiten –met vestigingen op negen locaties in de randstad en in Suriname, met bijna 40 duizend studenten en zo’n 3.000 medewerkers.
Elbers – huidig voorzitter van D66 Rotterdam – had de school als een bedrijf gerund, met overnames, gelikte folders, grote feesten en bonussen. Daarbij was hij de docenten en studenten vergeten. Onder zijn leiding was het aantal lesuren sterk afgenomen en hadden tientallen docenten uit protest de school verlaten. Voor zichzelf had Elbers wel goed gezorgd. Hij domineerde de lijstjes van grootverdieners in de onderwijssector.
Dales wist bij zijn aantreden niet beter of Elbers was aan de kant gezet door de raad van toezicht van InHolland. Er had een kop moeten rollen, en dat was die van Elbers geweest –die met zijn gulzige bestuursstijl de verpersoonlijking was geworden van de overdaad aan de top van het hoger onderwijs.
In de lift liet Dales zijn jaren als burgemeester in Leeuwarden de revue passeren. Hij had het weinig dynamisch gevonden. Zijn overstap verheugde hemen was goed voor InHolland, vond hij. De school kreeg de aanpakker, de doener, en de verbinder waarop ze zaten te wachten. Hij zou zijn tomeloze energie gebruiken om de school er bovenop te helpen.
Schimmige declaraties
Diezelfde week in juli was ook Jos Elbers op het InHolland-kantoor in Den Haag aanwezig, maar om heel andere redenen. Elbers kwamzijn handtekening zetten onder een contract voor de nieuwe lease-auto die hij had uitgezocht – een Citroën C6,met een cataloguswaarde van zo’n 70 duizend euro.
De wagen was onderdeel van de nieuwe arbeidsvoorwaarden die Elbers had uitonderhandeld met Haddo Meijer, voormalig bestuursvoorzitter van rederij Nedlloyd en de toenmalige voorzitter van de raad van toezicht van InHolland. Elbers was helemaal niet ontslagen, zoals de buitenwacht dacht. Integendeel. Hij was weliswaar afgetreden als voorzitter, maar had in plaats daarvan een nieuw vierjarig contract met InHolland gesloten.
Tot januari 2011 zou Elbers in dienst blijven als ‘adviseur van het college van bestuur’. De functie was begroot op drie dagen per week, tegen een salaris van 178 duizend euro op jaarbasis. Plus extra’s, bonus en nieuwe leasewagen – de Citroën C6.
Dales wist niet van het bestaan van dit contract, toen hij op zijn eerste werkdag Elbers tegenkwam. Het zal wel iets met de overdracht te maken hebben, dacht hij. Maar toen hij zijn voorganger bleef tegenkomen in de gangen van InHolland, vroeg hij hem op de man af wat hij daar nog deed.
Het antwoord – dat Elbers hem zou gaan adviseren, tegen een buitensporige vergoeding – trof Dales recht tussen de ogen. Wie had dat afgesproken? Geert Dales had toch zeker geen adviseurs nodig? En hoezo was Elbers nog verbonden aan InHolland? Had de raad van toezicht in de weken voor zijn komst dit allemaal nog even geregeld?
Weg met die man, dacht Dales. Maar dat kon niet. Elbers had contracten getekend met de raad van toezicht – inmiddels voorgezeten door Karel Noordzij, ex-bestuursvoorzitter van pensioenfonds PGGM – en daar had Dales niets over te zeggen. De raad van toezicht meende bovendien dat Elbers zichzelf zou terugverdienen door elders adviezen te geven.
Zo kon het gebeuren dat InHolland was opgezadeld met een adviseur die geen adviezen gaf. Een adviseur bovendien van wie een niet aflatende stroom declaraties en andere uitgaven opdoken.
Het ging om bonnen en aanvragen voor onder meer de inbouw van een televisie in zijn auto, voor duizenden euro’s aan telefoongebruik, persoonlijk financieel advies, extra pensioenstortingen, bonussen, een uitbundig afscheidsfeest en een reis naar Zuid-Frankrijk van Elbers en zijn echtgenote.
Oorlog
Dit moest wel oorlog worden, besefte Dales. Er was jarenlang op te grote voet geleefd. Iedereen had het zien gebeuren, had het goedgekeurd of zelf meegedaan. Maar waar moest hij beginnen? Bij de raad van toezicht, die het bestuur niet in toom had gehouden? Bij zijn collega-bestuurders? Of bij de opleiding zelf, waar een dikke stapel dossiers om aandacht smeekte?
Uit interne documenten en uit gesprekken met talrijke betrokkenen is een goed beeld te destilleren van de strijd die Geert Dales de afgelopen jaren heeft gevoerd met de bestuurders en toezichthouders bij InHolland. Hij verloor de strijd uiteindelijk.
In het bestuurscollege van InHolland zaten – behalve Geert Dales – twee tegenpolen: de bourgondische selfmade man Lein Labruyère en de gepromoveerde, ingetogen onderwijskundige Joke Snippe.
Na een moeizame start ontstond er een redelijke persoonlijke verstandhouding tussen Labruyère en Dales. De heren – beiden oud-burgemeester – vonden elkaar in hun voorliefde voor politiek, een goed glas wijn en hadden een vergelijkbaar gevoel voor humor.
Minder overeenstemming was er over Labruyères voorliefde voor het ‘grijze gebied’ van declareren en ondernemen, zoals hij het zelf omschreef. Grijs – want echt rare dingen deed hij niet.
De twee bestuurders kregen botsingen over declaraties. Bijvoorbeeld over een lentereis met partner naar Zuid-Frankrijk voor een netwerkcongres. Dat was ten tijde van Elbers de normaalste zaak van de wereld, maar onder Dales een discussiepunt.
Ruzie maakten Dales en Labruyère niet. Maar ze botsten wel. Twee jaar lang, elke keer weer. De raad van toezicht van InHolland was hiervan tot in detail op de hoogte, maar liet de mannen begaan.
Labruyère zag InHolland graag vertegenwoordigd op allerhande evenementen en congressen, Dales vond het een verspilling om mee te betalen aan benefietgala’s, filmfestivals en sportsponsoring.
Informeel werd binnen het bestuur besproken dat Labruyère na zijn tweede termijn bij de hogeschool zou opstappen. Enige tijd later bleek dat de raad van toezicht en Labruyère heel andere plannen hadden. Labruyère werd een contractverlenging na 2011 toegezegd.
Dales was ziedend. Achter zijn rug om? Waarom had niemand hem gebeld? Vanaf dat moment spraken de bestuurders van de school elkaar vrijwel alleen nog op verplichte vergaderingen en overleggen. Verder runden zij ieder hun eigen toko.
Miljoenenverlies
Zo regelde Labruyère de portefeuille vastgoed, waar problemen ontstonden. In 2006, op het hoogtepunt van de vastgoedmarkt, had de hogeschool een schoolgebouw in Diemen verkocht aan woningbouwcorporatie de Key. InHolland – als school met ambitie – hoorde helemaal niet in het troosteloze Diemen thuis, was de gedachte. Een elegant pand op een A-locatie, dat was het plan.
Daarom zou de school op termijn verhuizen naar de Amsterdamse Zuidas. Tot die tijd moest het huurcontract voor Diemen elke twee jaar worden verlengd.
Afgelopen zomer moest Labruyère schoorvoetend bekennen dat hij vergeten was de verlening te regelen. Hij had het ontstane probleem opgelost door de verkoop te ontbinden, hield hij zijn medebestuurders en de toezichthouders voor.
Wat hij niet erbij vertelde was dat InHolland door zijn vergeetachtigheid een aantal miljoen was misgelopen en dat de studenten moesten blijven zitten in een afgebladderd kantoorpand in Diemen waar zij graag wilden vertrekken.
Joke Snippe uit Drenthe, een gepromoveerd onderwijskundige en overtuigd vegetariër, stak anders in elkaar. Tot verdriet van haar chauffeur reed zij in een Toyota Prius. Van haar voorliefde voor stiltevakanties in de bergen begrepen Dales en Labruyère weinig.
Snippe was verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs bij InHolland. Van haar was bekend dat zij vond dat studenten niet per se veel les zouden moeten krijgen. Dat zou de motivatie voor zelfstudie verminderen, zo liet zij weten aan collega’s die klaagden over het onderwijs bij InHolland.
Het onderwijsconcept dat Snippe voor ogen stond – met de inzet van computers, zelflerende studenten en projectmatig onderwijs – was vanaf haar aantreden in 2002 door de toenmalige top van InHolland en door de raad van toezicht omarmd. Het was modern en sloot aan bij de ideeën over het studiehuis in het middelbaar onderwijs.
Studenten waren minder enthousiast. De hogeschool kwam herhaaldelijk in het nieuws met klachten van studenten over een steeds verder teruglopend aantal contacturen en summiere begeleiding. Voor gebouwen, overnames en (commerciële) nevenactiviteiten, werd ondertussen voldoende geld vrijgemaakt.
Toen Dales de schermutselingen met zijn voorganger Elbers achter de rug had, stortte hij zich op het onderwijs. Hij schreef een notitie, en begon zich met alles en iedereen op de school te bemoeien.
Een van de maar liefst 48 actiepunten die Dales lanceerde, was het opstellen van een onderwijsconvenant. Dat gebeurde tijdens een grote show, in september 2009, waar Dales samen met de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb een paar duizend Rotterdamse InHolland-studenten
uitnodigde in voetbalstadion de Kuip. Tijdens het spektakel trad Xfactor-winnaar Jaap op, en werd het eerste InHolland onderwijs-convenant ondertekend door Dales en door drie uitverkoren studenten. De school beloofde in het convenant goed onderwijs te geven en committeerde zich aan een aantal vast omschreven wekelijkse contacturen, beginnend met 20 in het eerste studiejaar. Studenten, op hun beurt, tekenden voor inzet en studietoewijding.
Gesjoemel met diploma’s
Vlak na de ondertekening van het convenant druppelden bij Dales de eerste signalen binnen dat InHolland haar beloften aan studenten niet waar kon maken. Hij kreeg mail waarin studenten lieten weten dat zij het gevoel hadden dat zij een thuiscursus volgden, dat de opleidingen niet motiverend waren en dat er veel te weinig begeleiding was. Uit roosteroverzichten bleek bovendien dat er vaak maar enkele uren per week les werd gegeven.
Dales ging verhaal halen bij Joke Snippe, die eerder had laten weten dat InHolland klaar was om de convenanten te ondertekenen. Dat bleek niet het geval te zijn. Uit een telling van een extern bureau, begin 2010, kwam naar voren dat de urennorm niet werd gehaald.
Snippe moest iets doen, vond Dales. Maar er veranderde niets.
Net zoals er niets veranderde toen de eerste berichten van een alternatief afstudeertraject voor langstudeerders bij de Haarlemse opleiding Media & Entertainment Management (MEM) Snippe bereikten. Zij werd door een lid van de medezeggenschapsraad geïnformeerd over het bestaan van een ‘rendementscoach’ met de naam Theo die ‘de kansloze gevalletjes’ uit het stuwmeer van ouderejaars studenten gemakkelijk aan een diploma zou helpen. Snippe benadrukte dat kwaliteit het uitgangspunt diende te zijn, en wenste de boodschapper veel succes met de kwestie.
Haar medebestuurders Dales en Labruyère zou zij tijdens een rondvraag van de kwestie op de hoogte hebben gesteld. In de notulen is haar opmerking echter niet opgenomen.
Half juli barstte de bom. Een publicatie in de Volkskrant in het weekend van de WK-finale over de ‘Theo-route’ leidde tot de aanstelling van een onderzoekscommissie. Er bleek gesjoemeld, op grote schaal, met cijferbriefjes, vervangende opdrachten en eerder afgekeurde scripties. Studenten die de opleiding de rug hadden toegekeerd, waren gebeld door de rendementscoach, anderen hoorden via via van de gemakkelijke afstudeerroute. Allemaal in opdracht van de schooldirectie.
Snippe moest voor het onderzoek terugkeren van haar stiltevakantie in de bergen. Pas in oktober werd de kwestie in de raad van toezicht besproken, in een reguliere toezichtsvergadering, als regulier agendapunt.
Geofferd
Bij de opleiding Media & Entertainment Management in Haarlem vonden in die tijd inmiddels wekelijks crisisberaden en praatsessies plaats voor medewerkers. Er was zelfs een psycholoog ingehuurd, maar die kon het onderlinge wantrouwen niet wegnemen. Snippe kwam in die periode vrijwel nooit langs in Haarlem. Niemand kwam langs. En niemand werd ontslagen. Een van de verantwoordelijke managers werd gepromoveerd tot lector, de ander verplaatst naar Rotterdam.
Snel rechtstrijken en weer door. Dat leek het motto dat bestuurders en managers bij de school voerden. Jaar in jaar uit, incident na incident.
Maar het bestuur verkeek zich, net als de raad van toezicht. Ditmaal werkte het rechtstrijken niet. Want iedereen had de school inmiddels in het vizier: het begon met de media, de minister volgde en daarna de Kamer en de Onderwijsinspectie. Onderzoek van de inspectie zal zich niet alleen richten op de kwaliteit van de verstrekte diploma’s, maar ook op declareergedrag van bestuurders, private aanbestedingen, falend toezicht.
De eerste die sneuvelde, was de man die in 2007 werd aangetrokken om InHolland weer op de rails te krijgen. Geert Dales stapte op, nadat Snippe, Labruyère en de raad van toezicht de rijen hadden gesloten. Zijn vertrek zou voor de broodnodige rust zorgen, zo was de verwachting bij InHolland.
Het bleek een illusie. Er is nog steeds vrijwel dagelijks crisisberaad bij InHolland, en de roep om ingrijpen is alleen maar sterker geworden. Gelekte stukken duiken op in de media, en de kersverse VVD-staatssecretaris van Onderwijs Halbe Zijlstra heeft al twee keer aan de Tweede Kamer verantwoording moeten afleggen over de situatie bij InHolland.
Dit verhaal is gebaseerd op informatie uit interne documenten en uit gesprekken met talrijke betrokkenen. Het bestuur en de raad van toezicht van InHolland laten weten zich niet in het geschetste beeld te herkennen en er nadrukkelijk afstand van te nemen. ‘Gedurende het onderzoek van de Inspectie gaat InHolland niet in op veronderstellingen van de media waar die voorwerp zijn van onderzoek’, aldus de woordvoerder. Geert Dales wil niet publiekelijk reageren. Jos Elbers verwijst naar InHolland voor commentaar.