In het spoor van de dood doen de details pijn
Correspondent Olaf Koens kwam vrijdagavond aan op de plek waar een dag ervoor de Boeing 777 neerstortte. Op de plek van de ramp bracht hij de nacht door met de reddingswerkers, tussen wrakstukken en lichamen.
Het is kwart voor twee ’s nachts. De rebellen zijn vertrokken. Het is aardedonker, en dat is maar goed ook. Op het asfalt, langs de berm en in het veld liggen de onderdelen van het vliegtuig, als schroot. Wanneer ik het flauwe licht van mijn iPhone over het korenveld laat schijnen zie ik de takken. Scheef in het veld gestoken. Zo veel takken. Bij iedere tak een lichaam.
In de verte wordt gebombardeerd. Bij iedere knal janken de honden in de boerendorpen. ‘Je moet alleen aan je werk denken’, zeggen de mannen van de reddingsdienst. ‘Niet aan de doden. Die liggen hier gewoon. Hier, drink nog wat.’ Ze komen uit de dorpen en kleine steden in de buurt. Ze redden katten uit bomen, ze knippen dronkaards uit hun verkreukelde Lada’s. Nu staan ze midden tussen wat er over is van vlucht MH17 vanuit Amsterdam. De tranen hebben ze een dag eerder al uit het gezicht geveegd. Nu drinken ze om het leven.
‘Je mag bij ons blijven slapen. Daar, in die tent’, zegt Igor, de ondercommandant van de brandweerbrigade. De wind steekt op. Igor schenkt een extra scheut zelfgestookte alcohol in de plastic glazen, zo waaien de plastic glazen niet van tafel. ‘Jouw leed is mijn leed’, zegt hij. ‘Niemand wil dit.’ We drinken naar goede Sovjettraditie op de vriendschap der volkeren. Het zijn mannen van weinig woorden, maar ze praten. Over hun vrouwen, over hun kinderen. Allemaal sympathiseren ze met de rebellen, al pakken ze zelf niet de wapens op. ‘Nog niet’, zegt Igor. ‘Maar als het moet wel. Dit is ons, Russisch land. Wij zijn Russen. Kiev vuurt raketten op ons af, laat ons bombarderen.’ Wanneer hij het zegt, klinkt er een doffe knal op de achtergrond. ‘Niemand geeft om ons hier. Weet je wat ik betaald krijg voor dit werk? Omgerekend zo’n 150 euro per maand.’
Onderbroek
Igor staat op en leidt me met een zaklamp langs een klein paadje. Links het verpletterde lichaam van een vrouw. Rechts een jonge man. In onderbroek. Zijn ogen en mond geopend. Hij kijkt omhoog. In ongeloof. ‘Niet op letten’, zegt Igor. Het regent. De tent is nat. Igor klapt een draagbaar open, zet een fles bessensap en een fles geitenmelk op de grond. ‘Tegen de kater.’ Ik trek een brandweerjas over me heen, als deken. De reddingswerkers snurken al nog voor ze slapen. Niemand wenst elkaar welterusten. Iedereen schrikt om de zoveel tijd wakker.
Dan is het plots licht. Oogverblindend licht. Ik kijk lang naar de blauwe korenbloemen, de rest is niet om aan te zien. Een voet. Een hand. Een lijf. Vliegtuigstoelen, onduidelijke stukken metaal. Het spoor van de dood trekt naar het boerengehucht een paar honderd meter van de tent. Daar is een deel van het toestel terechtgekomen en in brand gevlogen. ‘Red en bescherm’ staat er op een klein houten kruis gekerfd. Het heeft niet mogen helpen.
Een bijna spitsvormige cilinder is wat er over is van een van de twee motoren van het toestel. De enorme vleugel van de Boeing ligt over het paadje uitgestrekt, als kauwgom. Het is een zwartgeblakerde ravage. ‘No step’, staat er op een scharnier. Je moet lang zoeken om iets te herkennen. Het metershoge bos geknakt metaal is waarschijnlijk het landingsgestel. Overal liggen dikke buizen, dunne stukjes draad. Hoopjes as. Bouten, koppelingen. Zwartgeblakerde lichaamsdelen.
Op sommige panelen ligt nog een plasje kerosine. Het aluminium is in de hitte gesmolten. In kleine riviertjes kronkelde het naar beneden, nu is het gestold. Verderop ligt het gewone dorpsafval. Lege bierflessen, stenen, piepschuim, een wc-pot. Maar ook daar liggen weer lichamen. Een kind van hooguit een jaar of zes. Het naakte lichaam is door een van de omwonenden afgedekt met een reep bouwwol. Gelukkig maar.
Korenhelmen
Igor reikt me de geitenmelk aan. We lopen terug naar de tent. Nog geen honderd meter verderop ligt het staartstuk. In een straal van hooguit een halve meter zijn de korenhelmen geplet, de rest ruist door de wind. Maar de echte horror ligt aan de andere kant van de weg, verspreid over honderden meters braakliggende grond. Brokstukken. Vliegtuigstoelen. Koffers. Lichamen. De gewapende rebellen zijn nergens te bekennen. Met een kater kijken de reddingswerkers over een kaart. Met nieuwe takken trekken ze het stuk grond over. Ieder lichaam wordt gemarkeerd.
De details doen pijn. Het enige wat ik kan doen is schrijven. Alles opschrijven. Ik noteer: Een pakje Goudklompje Naturel, smeerkaas. Een steeksleutel. Een cd met Afrikaanse muziek. Een instapkaart. Een pakketje luchtpost. Twee plastic zakken met oranje pennen als reclame van een accountantskantoor. Het boekje Leren schrijven met in kinderkrullen de woorden ‘ananas’ en ‘muis’. Een babyrammelaar. Een klein hup-holland-hup-shirtje, fel-oranje. De Lonely Planet Bali en Lombok. Een tas met ‘Hard Rock Café Penang’. Liga’s. Het laatste nummer van Voetbal International. Een Friese kruidkoekreep. Een tas van Omroep Gelderland. Een kruik. Een petje. Een Rabobankkaartlezer. Familiefoto’s uit Parijs. De Lonely Planet East Coast Australia. Sportlife-kauwgom. Een iPhone 5-kabeltje. Flessen whisky uit de duty-free-shop van Schiphol. Ze zijn nog verzegeld en zelfs de knalgele tas zit er nog omheen. See. Buy. Fly. Een leerboek Malinees. Een zorgvuldig uitgeschreven wandeltocht op Bali. De Linda. Een pak Fenz hagelslag. Een bikini. Een strip anticonceptiepillen. Nog een instapkaart. Exotische roofvogels. Mueslirepen. Kinderkoffers. Een blauw-gele papegaai, dood, van een kooi geen spoor. Een dagboek. De ANWB-reisgids voor Lombok. Een brilletje. Een schriftje met Assepoester in een mooie jurk. Een rode papegaai. Het boek Geachte heer M. van Herman Koch. Kolonisten van Catan, voor twee personen. Vouwfietsen. Een portemonnee. Een kaartspel, verkocht door Terre des Hommes voor het goede doel. Roze ‘Hello Kitty’-schoentjes. Een knuffel-giraffe. Een knuffelaap. Het boek Gezocht, redder in nood van Rachel Gibson. Een fles Merlot. Een zak M&M’s.
Dan komt er een oude vrachtwagen over de landweg geprutteld met een handvol brandweermannen in zeebroeken. Ook de rebellen komen terug, sommigen in trainingspak. Er worden zwarte lijkzakken uitgedeeld, de mannen trekken de wijde omgeving in. Er zijn geen experts, geen rampendeskundigen, geen internationale onderzoekers, geen politici. Niemand die de vraag stelt hoe dit in hemelsnaam kon gebeuren, en vooral: waarom? Igor haalt zijn schouders op. Een van de brandweermannen draait zich om. ‘Weet je, er is een Russisch gezegde: ‘Niemand heeft iets verkeerd gedaan, maar iedereen heeft een blauw oog.’ Snap je ‘m?’ Ik zeg dat ik het niet begrijp. De man steekt een sigaret op. ‘Wij zijn hier allemaal schuldig, en we weten het. Maar niemand durft het te zeggen, en eigenlijk kunnen we er niets aan doen.’
Bankpassen en creditcards zijn geblokkeerd
Het misbruik van bankpassen en creditcards die in het rampgebied worden gevonden is zo goed als onmogelijk. Dat zeggen vertegenwoordigers van banken en creditcardmaatschappijen. ‘Na dit soort rampen worden de passen van de slachtoffers doorgaans geblokkeerd zonder dat de nabestaanden daarvan iets merken’, zegt een woordvoerster van ICS, de grootste creditcardverstrekker in Nederland.
De organisatie werkt daarvoor samen met het onderzoeksteam dat in het gebied aanwezig is. In het weekend verschenen berichten in internationale media over misbruik van bankpassen en creditcards. Maar een bankpas zonder pincode is in principe onbruikbaar, meldt de Nederlandse Vereniging van Banken. Ook voor de met chip uitgeruste creditcards is een pincode nodig.
Vanuit veiligheidsoverwegingen geven banken in de regel geen informatie over hoe de banken precies te werk gaan om fraude te voorkomen. Als een bankpas of creditcard wel wordt misbruikt, wordt de schade aan de nabestaanden vergoed’, zegt de woordvoerder van de ING.