Aleppo, stad van sluipschutters
De strijdende partijen in de Syrische stad Aleppo willen het niet toegeven: ze hebben zich ingegraven en er is nauwelijks nog militaire vooruitgang aan beide zijden. Maar wie Aleppo verliest, verliest de oorlog.
Frontlinie
Nieuwsuur rijdt van Damascus naar het noorden van Syrië, naar de grootste industriestad van het land: Aleppo. De stad is zesduizend jaar oud en van onschatbare historische waarde. Maar ook al twee jaar de frontlinie tussen de regeringstroepen van president Bashar Assad en verschillende rebellengroepen, zoals Jahbat al-Nusra, de Syrische tak van Al-Qaida, en Islamitische Staat (IS).
Gezien het belang en de strategische ligging van Aleppo gaan de gevechten door; met bombardementen maar vooral met beschietingen door sluipschutters. Die leggen in grote delen van de stad het leven stil.
Genegeerd
De oorlog in Syrië gaat zijn vijfde jaar in. Volgens de VN vonden inmiddels 220.000 mensen de dood. Zo’n 3,9 miljoen mensen zijn gevlucht naar het buitenland.
Binnen de grenzen van Syrië zijn ruim 7 miljoen mensen op de vlucht. In zijn laatste rapport over de toestand in Syrië schrijft VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon dat de Syriërs zich meer en meer genegeerd voelen door de rest van de wereld.
Bloedige burgeroorlog
Het conflict in Syrië begon in 2011, in de nasleep van de Arabische Lente. In tegenstelling tot de machthebbers in Egypte en Tunesië echter sloeg president Assad het protest tegen zijn bewind hardhandig neer.
De situatie ontaardde geleidelijk in een bloedige burgeroorlog met het leger en de ordediensten van Assad aan de ene kant en een hele reeks rebellengroeperingen – al dan niet radicaal-islamitisch – aan de andere kant. Bovendien voeren sommige rebellengroeperingen ook onderling strijd.
Sinds kort is daar de terreurgroep IS bijgekomen, die nu delen van Syrië controleert en die de toestand alleen nog ingewikkelder heeft gemaakt. Want moet het Westen met Assad gaan praten om gezamenlijk IS aan te pakken? De wereld blijft erover verdeeld.