Migratie uit Afrika

EU snapt: alleen met hulp hou je migrant tegen

Europa beseft steeds beter dat de migratiestromen uit Afrika alleen kunnen worden gestopt als de Afrikaanse jeugd een helder perspectief wordt geboden. Dus worden Senegalezen aangemoedigd thuis hun geluk te beproeven. Maar het idee van Europa als El Dorado is hardnekkig. ‘De jongeren hier zijn onwetend.’

Door

Carlijne Vos namens De Volkskrant

Kolda

Natuurlijk wil Ibrahim Dabo naar Europa. ‘Wie niet?’, reageert de 15-jarige Senegalese jongen verbaasd. Maar nu nog even niet. Hij oriënteert zich vandaag op werk in zijn eigen regio tijdens de opleidingsbeurs Tekki Fii waarmee de Europese Unie door het zuiden van Senegal trekt. Met zijn hippe zwart-wit geblokte mutsje en modieus gescheurde T-shirt stapt Dabo stoutmoedig in Kolda naar binnen. ‘Moest van mijn vader.’ Leren lassen, dat lijkt hem wel wat.

Uit de luidsprekers schalt het nummer ‘Tuki wala Tekki Fii’ – ‘emigreren of thuis je geluk beproeven’ in de lokale taal Wolof – dat de bekende Senegalese rapper Didier Awadi in opdracht heeft geschreven om de jeugd aan te spreken. Doel van de werk- en opleidingskaravaan Tekki Fii, die een week lang door de arme regio’s trekt, is jongeren duidelijk te maken dat ze niet weg hoeven uit Senegal – dat hun leven niet hoeven te wagen in de woestijn, in de hel van Libië of op de Middellandse zee richting Europa.

De rondtrekkende beurs is een van de eerste concrete jongerenprojecten uit het Europese Emergency Trust Fund for Africa. Het investeringsfonds vertegenwoordigt een waarde van 3,2 miljard euro en is in 2015 in reactie op de vluchtelingencrisis opgericht met het doel migranten buiten Europa te houden en alternatieven in de eigen regio te bieden. Woensdag komen de Europese Unie en de Afrikaanse landen bijeen in Abidjan in Ivoorkust om twee dagen lang verder te praten over het creëren van mogelijkheden voor Afrikaanse jongeren – in Afrika welteverstaan (zie inzet).

Voor baantjes hier halen ze hun neus op, maar gek genoeg willen ze wel werken in Europa

De opkomst bij de open dag in Kolda is wat mager. Een groep jongens is opgetrommeld om de vakschool te promoten waar ze in opleiding zijn als elektricien en metselaar. Ze wilden allemaal naar Europa maar hun ouders lieten ze niet vertrekken op de onveilige bootjes. Allemaal kennen ze wel iemand die is verdronken of verdwenen op reis naar Europa. Dus gingen ze maar naar school om een diploma te halen. Daarna wil Ali Sane (19) alsnog gaan, vertrouwt hij ons vanonder zijn groene honkbalpetje toe. ‘Maar wel op een veilige manier.’

De rampen op de Middellandse zee hebben er flink ingehakt bij de jeugd. In een van de dorpjes van de gemeente Pakour, 50 kilometer verderop, zijn vorige maand nog vijf jongens verdronken. Toch wint de angst het in Kolda niet van de ‘obsessie’ met Europa. Werkloze jongeren zien de mooie stenen huizen naast hun rieten hutjes in het dorp verrijzen die succesvolle migranten in Europa laten bouwen, de plotselinge rijkdom van buren of familieleden met zonen in Europa. Vaders die ineens op pelgrimstocht naar Mekka kunnen. Dat willen zij ook. ‘Barça ou Barzakh’ – Barcelona of hier sterven – zo zijn de gevleugelde woorden onder de migranten.

Senegal behoort tot de top-10 van herkomstlanden van Afrikaanse migranten in Europa. Al op de eerste grote migratiegolf naar Spanje, via de Canarische Eilanden begin van deze eeuw, domineerden de Senegalezen. Toen die vluchtweg na 2006 werd afgesloten, verlegde de route zich naar Libië.

In het zuiden van het land kwijnt de jeugd er weg van verveling. De Casamance, waartoe Kolda behoort, mag vanwege zijn weelderige tropische landschap en idyllische dorpjes van rieten hutjes een grote aantrekkingskracht hebben op toeristen, voor jongeren is hier niets te doen. Door de afgelegen locatie – afgesneden van de hoofdstad door het tussengelegen Gambia – en decennia van onafhankelijkheidsstrijd zijn investeerders weggebleven en is de economische ontwikkeling van Senegal volledig aan de regio voorbij gegaan.

Ik verwacht de eerste veelbeloven-de resultaten echt al in de loop van volgend jaar

Alle bedrijvigheid speelt zich af in en rond de hoofdstad Dakar, 700 kilometer verderop. Langs de nieuw aangelegde weg van Dakar naar de Casamance neemt de bedrijvigheid zichtbaar af naarmate Kolda dichterbij komt. Geen drukke werkplaatsen, winkeltjes en handel meer, maar eindeloos ongerept groen met her en der een nederzetting van rieten dorpjes. Vee wandelt onbekommerd over de vrijwel verlaten snelweg.

Onwetend

‘Het idee van Europa als El Dorado is hardnekkig’, zegt Abdoulah Kharma, de ondergouverneur van Pakour. ‘Jongeren hier zijn onwetend; ze zijn niet naar school geweest en niet gewend om te werken, of te sparen. Alles wat je vroeger nodig had, groeide hier in het bos. Maar de tijden zijn veranderd. Nu willen jongens mobiele telefoons en mooie spullen en de voedselvoorziening wordt bedreigd door klimaatveranderingen. Jongeren hebben nu geld nodig. Voor de meeste baantjes hier halen ze hun neus op, maar paradoxaal genoeg willen ze wel werken in Europa. Ze hebben geen idee dat Europa niet meer is zoals vroeger.’

De jongens die onlangs naar Europa vertrokken, weten inmiddels beter. Velen stranden in Libië of zelfs al in doorgangsland Niger, dat met hulp van de Europese Unie zijn noordelijke grenzen beter bewaakt. Steeds meer migranten keren daarom met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) terug naar Senegal. In 2016 waren dat er 1.818, dit jaar al 2.400, vooral vanuit Libië, waar naar schatting 400 duizend migranten vastzitten in detentiecentra of werkkampen. De IOM verwacht dat de komende drie jaar nog minstens 10 duizend migranten terugkeren. ‘Drie keer zoveel als we hadden verwacht. Daar zijn we nog helemaal niet op berekend’, verzucht Marise Habib van IOM in de Senegalese hoofdstad Dakar.

Reïntegratie

Een belangrijk deel van het EU Trust Fund gaat naar IOM die de terugkeerders moet helpen om te reïntegreren in hun eigen land. Voorheen kregen de teruggekeerde migranten een zakcentje mee, nu moeten er duurzame programma’s worden opgezet voor groepen migranten die liefst ook de rest van de gemeenschap vooruit helpen. Die projecten komen nog moeizaam van de grond. In Pakour is de katholieke hulporganisatie Caritas net van start gegaan met een kippenproject voor ongeveer 300 teruggekeerde migranten en hun mededorpelingen.

De 28-jarige Abdullah Bah heeft twee keer geprobeerd Europa te bereiken. ‘Ik zag hoe goed mijn buren het hadden, omdat ze geld uit Europa kregen. Op een gegeven moment realiseerde ik me dat mijn hele schoolklas weg was, behalve ik. Toen ben ik ook gegaan. Onderweg in Mali heb ik pas mijn ouders gebeld en gevraagd of ze een koe willen verkopen en geld sturen.’

Drie jaar is Bah onderweg geweest om eerst vanuit Mali en later bij een tweede poging vanuit Mauritanië te worden teruggestuurd. ‘Weggegooide jaren’ zijn het geweest, die hem en de andere migranten zichtbaar hebben getekend. Niet alleen vanwege de ontberingen onderweg, maar ook vanwege hun schuldgevoel naar hun families: dat ze hen berooid hebben achtergelaten en met lege handen zijn teruggekeerd.

Op zijn erf heeft Bah nu een nieuwe kippenren staan waar een door Caritas gedoneerde fokhaan voor een sterker nageslacht moet zorgen dat twee keer zoveel opbrengt als de lokale kippen op de markt. De migranten hebben training gekregen over fokmethoden, vaccinaties en voeding zodat ze meer inkomen uit het houden van kippen kunnen halen. ‘Het levert een leuk extraatje op’, zeggen de teruggekeerde migranten die verzameld zijn in een kring onder een mangoboom. ‘Maar de jeugd houdt je hiermee echt niet in Kolda’, zegt projectleider Jean Simon Dieme van Caritas. Daarvoor zijn grotere investeringen nodig: in irrigatie en landbouwmachines bijvoorbeeld, om de vele natuurlijke rijkdommen van de Casamance te kunnen exploiteren. Mango’s en cashewnoten bieden enorme potentie voor export, de haven van Ziguinchar wordt zelfs al met steun van de Nederlandse overheid uitgebreid.

Te laat

Marise Habib van IOM erkent dat Europa met het Trust Fund achter de feiten aanloopt. ‘Het komt allemaal veel te laat van de grond, heel tragisch. Maar gelukkig is er nu tenminste wel het besef dat er een relatie bestaat tussen migratie en de noodzaak van ontwikkelinghulp. Dat is pure winst.’ Het is een kwestie van geduld voordat de verschillende landbouw- en werkgelegenheidsprogramma’s aanslaan en op elkaar inwerken, zegt ook een woordvoerster van de Europese delegatie in Dakar. ‘Ik verwacht de eerste veelbelovende resultaten echt al in de loop van volgend jaar.’

In een piepklein naaiatelier in het centrum van Kolda geeft ‘leermeester’ Ibrahim Sabaly instructies aan zijn vijf leerlingen of ‘gezellen’. Onder de posters van hun voetbalhelden van FC Barcelona buigen zij zich geconcentreerd over de naaimachines. Over achttien maanden moeten zij volleerd kledingmaker zijn en krijgen ze hulp om een eigen bedrijf te starten. Voor het vakschoolproject, dat is opgezet door de ontwikkelingsorganisatie Luxdev en mede door het Trust Fund wordt gefinancierd, zijn in vijf regio’s 280 leermeesters zoals Sabaly geselecteerd. Zij moeten het voorbeeld geven aan de jongeren en hen inspireren om hier in Senegal hun geluk te vinden. Maar het dromen over Europa is moeilijk te stoppen. ‘Zelfs ik denk er wel eens aan’, lacht hij.

MIGRATIE UIT AFRIKA NEEMT VERDER AF

De leiders van Europese Unie, onder wie Mark Rutte, vliegen woensdag naar Abidjan in Ivoorkust voor een tweedaagse top met hun Afrikaanse collega’s over verdere samenwerking om migratie naar het noorden tegen te gaan. De aantallen migranten die de oversteek wagen zijn in de loop van 2017 al wel gedaald, mede door Europees ingrijpen aan de grenzen in de Sahel. In 2016 stak een record van 181 duizend migranten uit Afrika over, halverwege dit jaar stopte de stroom en is de teller blijven steken op 100 duizend.

Maar de grondoorzaken van migratie – armoede, werkloosheid, onderdrukking en gebrek aan perspectief- zijn lastig weg te nemen, en Afrika verlangt daarbij wel Europese hulp in ruil voor medewerking aan het stoppen van de stroom.

Migranten sturen miljarden euro’s terug naar huis die in belangrijke mate bijdragen aan het nationale inkomen. In Senegal bijvoorbeeld verdubbelden deze zogenoemde ‘remittances’ in de afgelopen tien jaar tot 2 miljard euro. De 161 miljoen euro uit het Europese Trust Fund voor Senegal steken hierbij vergeleken schril af. De Afrikaanse leiders waar de EU de komende dagen mee rond de tafel zit, weten dat maar al te goed en zullen dus meer uit de onderhandelingen willen slepen zoals bijvoorbeeld studiebeurzen en tijdelijke arbeidscontracten in Europa.

 

Einde aan de exodus

Al jaren is Somalië een van de landen van waaruit de meeste illegale migranten naar Europa trekken. Maar er is een stille revolutie gaande.

Door

Carlijne Vos namens De Volkskrant

Wil je soms gaan schoonmaken of afwassen in Europa, net als de Ethiopische migranten bij ons doen?’ Ismail Aden, directeur van het jeugdcentrum SOSTA in Borama, confronteert de jongeren in zijn stad graag met de harde realiteit van illegale migratie. ‘Ze verwachten dat ze in Europa met hun diploma’s mooie kantoorbanen kunnen krijgen, maar als ze de tocht al overleven, belanden ze in baantjes waarvoor ze hier hun neus ophalen.’

In het krappe gebouwtje aan het hobbelige zandweggetje vol keien en afval, vlak naast de moskee, is deze avond de jeugd van Borama bijeengekomen om te debatteren over de voor- en nadelen van illegale migratie. Aan de muren hangen de bekende foto’s van overvolle rubberboten en drenkelingen op de Middellandse Zee. ‘Illegale migratie is de verkeerde keuze’, zo valt erop te lezen voor wie de boodschap nog niet had begrepen.

Vanachter de lange tafel staan vier sprekers een voor een op om de zaal te overtuigen. ‘Laat je niet misleiden door de opgepoetste verhalen op Facebook en andere sociale media vanuit Europa. Die mooie auto’s en huizen waarvoor de migranten poseren, zijn niet van henzelf, hoor. Ze mogen ze alleen maar schoonmaken’, roept Sareedo tot hilariteit van de andere studenten. ‘De jongens die hun leven wagen in de woestijn en op de Middellandse Zee zijn sukkels’, vervolgt ze, terwijl ze haar felrode hoofddoek schikt. ‘Laten ze hier iets opbouwen, voor hun land.’

In Borama, de tweede stad van Somaliland vlak bij de Ethiopische grens, kent iedereen wel een jongen of meisje dat de oversteek naar Europa heeft gewaagd of dat van plan is te gaan doen. En iedereen kent ook nabestaanden van de vele honderden die de tocht niet hebben overleefd. Vorig jaar nog verdronken 27 jongeren uit dezelfde buurt bij een van de scheepsrampen op de Middellandse Zee. Illegale migratie – Tahriib, zoals de Somaliërs het noemen – en de bijbehorende rouw zijn niet meer weg te denken uit de straten van Borama.

Somalië behoort al jaren tot de toptien van belangrijkste toevoerlanden van illegale migranten in Europa. De migranten komen voornamelijk uit de relatief stabiele deelstaat Somaliland, die zichzelf na de burgeroorlog in 1992 onafhankelijk verklaarde, en niet zoals te verwachten valt uit het door de Islamitische terreurorganisatie Al Shabaab beheerste zuiden. Elke maand vertrekken ten minste driehonderd jongeren op hun gevaarlijke reis naar Europa, velen met diploma’s op zak. Hun belangrijkste doel: geld terugsturen naar de familie thuis.

Het is niet de armoede die jongeren naar Europa duwt, maar het gebrek aan perspectief. 70 procent van de bevolking in Somaliland is onder de 27 jaar en liefst 84,2 procent van die jongeren zit werkloos thuis. Overheidsbanen zijn schaars en alleen te krijgen via de juiste familierelaties. Private investeringen ontbreken nagenoeg omdat Somaliland niet wordt erkend als zelfstandig land door de internationale gemeenschap en daarom feitelijk is afgesloten van de kapitaalmarkt.

Diploma’s zijn waardeloos omdat er geen banen zijn die aansluiten op de talloze academische studies die jongeren door het overschot aan private universiteiten krijgen aangeboden.

Mohamed Essa (30) heeft alle hoop verloren, vertelt hij in een theestalletje op het plein rond het neergestorte gevechtsvliegtuig dat als nationaal oorlogsmonument dient in Hargeisa, de hoofdstad van Somaliland. Essa is afgestudeerd in politicologie en internationale betrekkingen. ‘Ik ben geduldig geweest, maar na vijf jaar oeverloos solliciteren ben ik uitgeput. Ik zie het niet meer zitten. Ik leef als een parasiet bij mijn moeder, terwijl ik als oudste zoon voor haar zou moeten zorgen. Hoe kan ik ooit zelf trouwen en een gezin stichten zonder inkomen?’

De kentering

De overheid van Somaliland ziet de uitstroom van talentvolle en gediplomeerde jongeren met lede ogen aan. ‘Wij hebben nog geen oplossing ‘, erkent Ahmed Abokor Mahamed van het ministerie van Informatie in Hargeisa. ‘We organiseren bewustzijncampagnes op scholen om jongeren te wijzen op de gevaren van Tahriib, maar het lijkt niet te helpen. Ze blijven gaan. Het is doodzonde. De miljoenen dollars die ze aan smokkelaars betalen, zouden ze in Somaliland moeten steken.’

Yahya Abdirachman Moumin (24) begrijpt wel waarom jongeren blijven gaan. ‘Somaliërs zijn stronteigenwijs en niet bang uitgevallen. Ook al waarschuwt iemand voor gevaren, dan willen we toch eerst even zelf een kijkje nemen.’ Abdirachman Moumin spreekt uit ervaring. Zijn broertje is ondanks zijn vele waarschuwingen toch vertrokken en zit nu vast in Libië. Hoewel hij zich zorgen maakt, is hij bovenal woedend. ‘Hij zet zijn leven op het spel, maar zelfmoord is haram (verboden, red.) volgens de islam. Nu moet mijn vader 5.500 euro zien op te hoesten. En dan? De smokkelaars laten hem niet teruggaan. Ze zullen hem de boot opduwen en hij zal sterven op zee.’

Toch is er wel degelijk sprake van een kentering. Vorig jaar vertrokken beduidend minder jongeren naar Europa, ‘hooguit 3.500’, zegt de overheid. De horrorverhalen over de tocht door de Sahara, de martelingen in Libië en de duizenden doden op de Middellandse Zee maken toch ook indruk in Somaliland, evenals de verhalen over toenemende aversie tegen migranten in Europa en de lange wachttijden in asielzoekerscentra.

In het theehuis

In een theehuis in Buroa, een handelsstadje in het oostelijke nomadengebied van Somaliland, vertelt Yassin Abdilahi Aydid (22) hoe hij terugkwam op zijn plan om te vertrekken. ‘Ik wilde naar Europa omdat ik een goede opleiding wilde die me dezelfde carrièrekansen zou geven als de jongeren daar. Ik wilde niet net als al die andere afgestudeerden hier werkloos in een theehuis zitten en op de zak van mijn ouders teren. Maar toen ik meer informatie ging inwinnen en hoorde over alle risico’s, kwam ik tot de conclusie dat dit een zelfmoordactie zou worden. En voor wat? Je bent in Europa niet eens meer welkom als migrant.’

Nu, drie jaar later, is Abdilahi Aydid blij dat hij niet is vertrokken. Van zijn vrienden die de overtocht wel hebben gewaagd, hoort hij dat ze nog steeds in asielzoekerscentra zitten en zich kapot vervelen. ‘Ze slapen de hele dag en zitten op hun telefoon. Zonde van de tijd.’ Het gevoel van opluchting werd nog sterker toen hij tot zijn afschuw hoorde dat zijn beoogde reisgenoot voor de kust van Libië is verdronken. ‘Ik had zelf op de bodem van de zee kunnen gelegen.’

Zijn studie rechten heeft hij inmiddels voltooid, nu moet hij solliciteren. ‘Dat wordt nog wat’, lacht hij charmant. ‘Een diploma in Somaliland heeft twee gezichten: de ene kant vertelt welke studie je hebt voltooid, de andere wie je bent, uit welke familie en welke clan je komt. Niemand kijkt hier naar wat je kan, alleen je afkomst bepaalt of je een baan krijgt.’

Clancultuur

De sterke Somalische clancultuur vormt een belangrijke obstakel voor de jeugd. Wie niet tot de juiste familie hoort, maakt geen kans op een baan bij de overheid of bij de weinige private ondernemingen in Somaliland. Nog schrijnender voor de jongeren is het dat alle belangrijke politieke posities worden ingenomen door teruggekeerde vluchtelingen uit Europa en de Verenigde Staten, de zogenoemde ‘diaspora’. Dat sterkt de jongeren ook weer in het idee dat je eerst in het Westen geweest moet zijn om ooit in Somaliland aan de bak te komen.

De diaspora vormen zo ongewild een belangrijke factor voor de uittocht vanuit Somaliland naar Europa. Somalische jongeren willen de kans om een goede studie te volgen, een mooie baan te vinden en de wereld te ontdekken net als hun westerse leeftijdsgenoten. Dat laatste vereist een paspoort of visum waarmee gereisd kan worden. Met jaloezie wordt gekeken naar de ruim 2 miljoen vluchtelingen die Somalië in de jaren negentig na de burgeroorlog hebben verlaten, en die nu grotendeels legaal in Europa, Kenia, de Verenigde Staten en Canada verblijven.

De voormalige oorlogsvluchtelingen en hun inmiddels volwassen kinderen sturen jaarlijks ongeveer een miljard euro naar het thuisland, waarmee ze veruit de belangrijkste inkomstenbron van Somaliland vormen. Bovendien keren de ‘diaspora’ nu steeds vaker terug naar het thuisland voor vakantie of zelfs om zich er weer te vestigen, waarmee ze – ongewild – de achterblijvers de ogen uitsteken met hun erkende paspoort, westerse opleiding, carrière en geld.

Schoenenpoetsers

Na de siësta en de afkondiging van het namiddaggebed die vanuit de vele minaretten over de stad schalt, stromen rond vier uur de terrassen vol in Borama. Op de drukke ongeasfalteerde straat passeren karren en ezels met handel, op de stoep overleven de Ethiopische migranten met schoenenpoetsen. Aan de theetafels bespreken de werkloze jongeren hun toekomstdromen – dienstbare baantjes zoals schoenenpoetsen, kappen of serveren komen daarin niet voor. De jeugd in Somaliland wil niet dienen, sloven in een fabriek of zich afbeulen op het platteland zoals hun ouders deden. Ze wil een nette kantoorbaan, zoals hun vrienden in Europa hen laten zien op Facebook.

De talloze private universiteiten in Somaliland spelen gretig in op de westerse dromen van de jeugd. Alleen al in Hargeisa zijn twintig internationale instituten die academische studies aanbieden als business administration, architectuur of accountancy. Het is vooral theorie, veel jongeren blijken nog nooit een Excel-bestand te hebben gezien of hun kennis anderszins in praktijk te hebben kunnen brengen. Stages zijn er niet, kantoorbanen evenmin, zoals te verwachten valt in een straatarm land met een budget van 309 miljoen dollar – krap genoeg voor de salarissen van slechts 16 duizend ambtenaren – en een vrijwel ontbrekende private sector. Desondanks blijven jaarlijks meer dan vierduizend jongeren met nutteloze academische diploma’s de universiteit verlaten – evenveel als er ongeveer op Tahriib gaan.

‘Somaliland heeft meer niet-academici nodig’, zegt directeur Ismael Aden van jeugdcentrum SOSTA. ‘Iedereen wil hier een kantoorbaan, maar er is een schreeuwend tekort aan technici en vaklui. Die moeten we nu invliegen uit India en Bangladesh.’ Aden besloot in 2013 zijn succesvolle baan als hr-consultant in Londen op te zeggen en met zijn gezin terug te keren naar Somaliland. ‘De tragedies op de Middellandse Zee gaven voor mij de doorslag. Ik wilde iets terugdoen voor mijn land en jongeren alternatieven aanreiken. Met het geld dat je een smokkelaar betaalt, kun je hier makkelijk een eigen bedrijf beginnen. De ondernemerskansen liggen voor het oprapen want er is hier vrijwel niets. ‘

In zijn jeugdcentrum in Borama probeert hij de jongeren te overtuigen dat ze ook in Somaliland een toekomst voor zichzelf kunnen creëren. Hij begon praktijkcursussen zoals elektrotechniek, henna aanbrengen en videoproductie, zodat jongeren met de opgedane vaardigheden een eigen bedrijf kunnen oprichten. Het loopt storm. Voor de komende cursussen mobiele-telefoonreparatie, banketbakkerij en loodgieterij zijn zelfs de wachtlijsten al vol. ‘Ik moet mensen wegsturen’, zegt Aden.

De eerste lichting geslaagde cursisten staat deze morgen te glunderen met hun diploma’s voor de gouverneur van Borama. Sommigen zijn er al in geslaagd wat geld te verdienen met hun pas verworven kennis. Een meisje uit de hennaklas heeft klusjes bij familie en vrienden. ‘Ik verdien 4 euro per keer’, zegt ze trots, terwijl ze haar kunsten ijverig vertoont op de hand van een klasgenoot. Vier meisjes uit de videoproductieklas willen samen een bedrijf beginnen. ‘Zodat we bruiloften en feesten kunnen filmen’, zegt Amina Zahra (23) vanachter haar zwarte gezichtssluier. ‘Onze feesten zijn gescheiden voor mannen en vrouwen, maar het zijn altijd mannen die bij ons komen filmen. Als een vrouw dat kan doen, kunnen we onze nikab afdoen en eindelijk echt ons eigen feest hebben’, lacht ze.

Er is echter een probleem, zegt Zahra. ‘Hoe komen we aan een camera?’ Niemand in Borama heeft geld voor de opstartkosten van een bedrijf. Dat is de ontbrekende schakel in het programma, geeft Aden toe. ‘We leren jongeren te denken in kansen, leren ze vaardigheden, maar het geld om te beginnen ontbreekt. Zo zijn we dus weer terug bij af.’

Het wachten is op de Nederlandse overheid. SOSTA ontvangt via de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) zo’n half miljoen euro van Nederland voor een periode van drie jaar, maar de betaling geschiedt in fases. Voordat de nieuwe cursussen kunnen beginnen, moet er eerst ergens in Den Haag een handtekening worden gezet.

‘Elke donor heeft nu eenmaal zijn eigen regels’, zegt Liban Mohamoud Essa van het IOM diplomatiek. Hij wil een gegeven paard niet in de bek kijken, maar lastig is het wel, geeft hij toe. ‘Nu ligt er een goed programma om de jeugd in Somaliland alternatieven te bieden, maar is er geen structureel geld om het tot ontwikkeling te laten komen. Laat staan dat er geld is om bedrijven te helpen met beginnen.’ Zonder toegang tot leningen blijft het vliegwieleffect uit, vreest hij.

Zahra hoopt het geld voor haar videocamera bij elkaar te krijgen via crowdfunding. ‘Met hulp van bedrijven, familie en diaspora komen we wellicht een heel eind’, zegt Aden. ‘Als het families lukt om het geld voor smokkelaars bij elkaar te brengen, zouden ze dat in theorie ook voor het bedrijf van hun kind kunnen doen. Maar investeren in een eigen bedrijf zit hier nog niet tussen de oren. Bovendien’, lacht hij, ‘ze zullen vrezen dat hun neef of nicht het geld toch stiekem gaat gebruiken voor Tahriib.’

__
DE SMOKKELROUTE

De reis vanuit Somaliland begint doorgaans op de pof. De typische Somalische sterke clancultuur geeft smokkelaars de zekerheid dat familie het geld wel bijeen weet te brengen aan het eind van de rit. Jongeren worden dus eerst ‘gratis’ meegenomen via Ethiopië naar Soedan door nog vriendelijke ‘reisbegeleiders’. Dan worden ze overhandigd aan iets minder vriendelijke smokkelaars die ze vastzetten voor de eerste ronde losgeld om de zware etappe door de woestijn vooruit te betalen.

Als ze dat traject hebben overleefd, wacht in Libië een door mensenhandelaren gerunde ‘gevangenis’ waar ze worden mishandeld en/of tot arbeid worden gedwongen. Dan worden de moeders – ‘want die zijn het weekhartigst’ – gebeld om hun kinderen vrij te kopen.

Het proces van loskopen kan maanden duren en kan bovendien steeds worden herhaald. Eenmaal vrij kunnen jongeren vaak niet meer terug, maar worden ze via andere mensenhandelaren per rubber boot richting Italië gezet. Het totaalbedrag voor het illegale reispakket is mede door het strengere migratiebeleid in Europa inmiddels opgelopen tot 10- à 15 duizend euro en wordt opgebracht met hulp van familie, buren en door de verkoop van land, vee en andere bezittingen. Soms informeren de smokkelaars al van tevoren of de familie grond heeft om te verkopen

 

Niets om naar terug te keren

Om de verscherpte grenspatrouilles in Niger te ontlopen, kiezen mensensmokkelaars steeds gevaarlijkere routes door de Sahara. Gevolg: een stijgend aantal doden. Maar terugkeren is voor veel migranten geen optie.

Door

Carlijne Vos namens De Volkskrant

De oproep van de muezzin voor het ochtendgebed klinkt door de donkere nacht als de militairen zich klaarmaken voor vertrek richting woestijn. Een enkeling loopt nog snel met zijn bidkleedje weg of rookt een sigaretje, de anderen zitten al achter op de bewapende pick-uptruck, hun benen bungelend over de rand, sjaals tegen het stof voor hun gezicht gebonden. Telefoonschermpjes lichten op in het donker.

De reddingswerkers van de Internationale Migratie Organisatie (IOM) inspecteren nog snel hun vracht in de eigen pick-up; koekjes, benzine en water, vooral veel water. Ze weten niet wat de conditie is van de achttien migranten die ze gaan oppikken bij Assamaka, de grenspost tussen Niger en Algerije in het hart van de Sahara. De migranten zijn daar zes dagen eerder gedropt door het Nigerese leger nadat dit ze meer dood dan levend had opgevist uit de woestijn waar ze door meedogenloze smokkelaars waren achtergelaten.

Als de zon opkomt vertrekt het reddingskonvooi. Vrijwel direct als de auto’s het stadje Arlit achter zich laten, houdt de weg op en strekt de woestijn zich in al zijn eindeloosheid uit. Alleen bandensporen geven richting aan, soms zakken de auto’s weg in het rulle zand. Als de zon helemaal is opgekomen, zijn ook de laatste groepen kamelen uit het beeld verdwenen en is er alleen nog zand. Zand zover het oog reikt. Zand waarin duizenden kilometers lange landsgrenzen met Algerije en Libië verborgen gaan.

De Europeanen komen maar hier en roven alles weg, maar als wij iets van welvaart willen, gaat de deur dicht

De reddingsoperaties die IOM sinds april met steun van de Nederlandse overheid uitvoert in de woestijn, zijn paradoxaal genoeg een rechtstreeks gevolg van het Europese antimigratiebeleid. Nu Niger onder druk van Europa is begonnen migranten tegen te houden op hun weg naar Libië en vandaar naar Italië en verder Europa in, sterven meer migranten in de woestijn. Om de verscherpte grenspatrouilles te vermijden, kiezen smokkelaars immers gevaarlijkere routes door de Sahara, ver weg van waterputten of menselijke hulp. Gaat er iets mis – een lekke band, een roofoverval of een verkeerde transfer – dan zijn de migranten vrijwel kansloos om te overleven onder de brandende zon.

Rommelige grenspost

De hitte is bijna ondraaglijk als het konvooi na vier uur rijden Assamaka bereikt, een rommelige grenspost vol autowrakken, lukraak geplaatste gebouwtjes en handelswaar midden in de zandvlakte. De enige plek die schaduw biedt is een grote boom. Daaronder zitten de gestrande migranten, hoofdzakelijk afkomstig uit buurland Kameroen. Als ze de gewapende militairen zien, schrikken ze, maar IOM-teamleider Azaoua Mahaman weet ze al snel gerust te stellen. ‘Wij zijn niet van de politie of het leger, wij zijn hier om jullie te helpen. Wij zijn neutraal.’

Terwijl de migranten de zojuist uitgedeelde koekjes opknabbelen, legt Mahaman uit dat IOM er is om mensen te helpen veilig terug te keren naar hun land van herkomst. ‘Maar het is vrijwillig, je hoeft niets’, voegt hij er haastig aan toe. ‘Het is de beste optie, geloof me. Algerije houdt de grens dicht, jullie kunnen hier geen kant uit. Ik weet dat jullie vreselijke dingen hebben meegemaakt. Laat me jullie helpen om in waardigheid terug naar huis te keren.’

Dan klinkt een harde schreeuw. Een jongen staat op, met zijn bivakmuts, handschoenen en zijn sokken hoog over zijn broekspijpen getrokken, voert hij een hopeloze strijd tegen het zand. ‘Terug naar huis?’, brult hij. ‘Ik heb geen hulp nodig. Ik heb vijf jaar naar deze reis toegeleefd. Mijn vader is dood, mijn moeder heb ik nooit gekend en mijn zusje is in Europa. In mijn land is niets om naar terug te keren. Wat moet ik daar beginnen. Zijn niet alle mensen gelijk? Zwart of wit. Waarom krijg ik het recht niet om een bestaan op te bouwen?’ Snikkend zakt hij terug in het zand, een jonge vrouw strijkt troostend over zijn hoofd.

Zij en haar zusje zijn de enige twee vrouwen in het inmiddels hechte gezelschap onder de boom. Langzaam wordt duidelijk wat hun is overkomen in de woestijn. Met vier auto’s zijn ze vertrokken uit Agadez, voorbij Arlit verloren ze elkaar uit het oog toen auto’s werden gewisseld. Twee auto’s wisten Tamanrasset in Algerije te bereiken, vanwaar de migranten via Libië of Marokko Europa hopen te bereiken. De andere twee auto’s werden overvallen door bandieten. De migranten hebben alles moeten inleveren; hun telefoons, geld en spullen. ‘De kleren die ik draag zijn alles wat ik nog heb’, zegt er een.

Mengue (20), de jongste van de twee Kameroense zussen, werd verkracht door de bandieten. ‘Twee keer’, zegt ze zacht als ze twee vingers opsteekt. Haar auto werd zelfs nog een tweede keer overvallen, dit keer door gewapende bandieten. Wat de migranten nog verborgen hadden weten te houden, waren ze nu ook kwijt. Zus Laur (28) had haar geld echter in haar haar ingevlochten en onder haar hoofddoek verborgen. ‘Ze hebben er niet gezocht’, zegt ze wat triomfantelijk en wijst naar de joggingbroeken en T-shirts die de meisjes voor zichzelf hebben kunnen kopen in een verwoede poging om zichzelf iets van waardigheid terug te geven. De vernedering van het seksueel geweld hebben ze zes dagen later nog steeds niet van zich af kunnen wassen.

Moordende zon

Na de roofoverval raakte de chauffeur in paniek en vluchtte toen hij een politiecontrole meende te bespeuren. De migranten werden zonder water achtergelaten midden in de woestijn. Bijna twaalf uur hebben ze in de moordende zon gelopen voordat ze werden gered, af en toe zagen ze beenderen van migranten die hen zijn voorgegaan in de helse tocht. ‘Heel luguber’, rilt Mengue. Dat ze het overleefd hebben, is een wonder, realiseren ze zich nu. ‘Ik dacht dat ik stikte in mijn eigen tong, zo droog voelde mijn mond aan’, vertelt Mengue. Toen ze een van de jongens zag plassen, kwam ze op het idee om urine te drinken. ‘Dat is mijn redding geweest.’

Algerije is de nieuwe hoop voor migranten om Europa te bereiken nu voor hen de route via Libië is bemoeilijkt en Libië zelf praktisch een ‘no-goarea’ is geworden omdat milities er de dienst uitmaken en migranten uitbuiten en martelen in detentiecentra. De migrantenroute door de woestijn van Arlit in Niger naar Tamanrasset in Algerije is niet nieuw; Afrikanen trekken al generatieslang naar Algerije voor werk in de bouw of op het land om daarna met geld terug te keren naar huis. Net zoals zij dat deden in het ‘rijke’ Libië voor de val van de Libische leider Kadhafi in 2011.

Lang niet iedereen in Algerije wil doorreizen naar Europa. Fotso Albert (30) bijvoorbeeld wilde alleen maar naar Algerije om er een tijdje te werken. Hij draagt een zwarte muts en een groen shirtje van het Kameroense voetbalelftal en stelt zich op als de leider van de groep. ‘Ik heb dit vaker gedaan. Gewoon een paar maanden werken zodat ik met geld terug kan naar mijn gezin. Het was nooit een probleem. Maar door Europa kom ik nu niet de grens over.’ Woedend vervolgt hij: ‘De Europeanen komen maar hier en roven alles weg, mineralen en voedsel, maar als wij iets van welvaart willen, gaat de deur dicht.’

Doden in de woestijn

Onder de boom gaat een aantal fotoalbums rond met de bekende plaatjes van rubberbootjes in nood en de aangespoelde lijken op de stranden van de Middellandse Zee. De migranten kijken er wat lacherig naar, ze kennen die beelden: het maakt ze niet bang. Voor de foto’s van de doden in de woestijn met hun uitgedroogde lippen en holle ogen hebben ze meer belangstelling. Aan die vreselijke dood zijn ze net zelf ternauwernood ontsnapt, zo realiseren ze zich maar al te goed. ‘Dit willen jullie toch niet?’, zegt IOM-teamleider Mahaman. ‘Ik smeek jullie, ga met ons mee terug. Algerije gaat jullie niet doorlaten. Er is geen andere keuze.’

Mahaman legt uit dat IOM hen gaat helpen om terug te keren en ze begeleidt om een toekomst in hun eigen land op te bouwen. ‘Krijg ik dan ook werk?’, vraagt een jongen. ‘Ik kan niks beloven, maar we kunnen jullie helpen om een vak te leren. Echt, er zijn ook kansen in je eigen land. Jij bijvoorbeeld’, wijst hij naar de kleine jongen uit Guinee Conakry die bijna onder zijn stoere zwarte muts verdwijnt. ‘Jij kan zo mooi praten, ga de politiek in zodat je zelf dingen in jouw land kunt veranderen.’

De jongens lachen. Alpha (17) – ‘Guinee’, zoals ze hem gekscherend noemen – is nogal een praatjesmaker. Zojuist heeft hij met veel bravoure verkondigd liever te sterven in de woestijn dan terug te keren naar het land waar hij zijn ouders heeft verloren aan ebola. ‘Waarom help je ons alleen om terug te gaan en niet om door te gaan?’, vraagt Alpha uitdagend. ‘Ik wil verder; naar Nederland of België. Daar lijkt het me fijn. Hier in Afrika is niets te zoeken, alle leiders zijn corrupt, niemand zorgt voor werk.’

Ineens springt er weer iemand op, hooguit 18 zal hij zijn. ‘En mijn voetbalcarrière dan? Ik zou de nieuwe Ronaldo worden’, roept hij energiek. De anderen lachen als de jongen met zijn blote voeten volleys in de lucht maakt. Ook zij doen mee en trappen de denkbeeldige voetbal. ‘FC Sahel’, roepen ze vrolijk als ze stoeiend in het zand vallen. De meisjes kijken vertederd toe, deze jongens hebben hen beschermd als hun eigen zussen na de vreselijke gebeurtenissen in de woestijn.

Schaamte

Kampto (31), een zachtaardige man in een gestreept T-shirtje, is klaar om terug naar huis te gaan. Als hij had geweten wat hem te wachten stond, was hij nooit gegaan. ‘Maar hoe kan ik terug?’, verzucht hij. ‘Mijn moeder heeft me al haar geld geleend voor deze reis, hoe kan ik haar ooit terugbetalen?’

De schaamte om met lege handen terug te keren naar huis vormt voor de meeste jonge mannen de grootste drempel om hun avontuur op te geven. Vaak rust de verantwoordelijkheid voor de hele familie op hun schouders. Alle hoop op een beter leven is op hen gevestigd: zij moeten het als ‘hoofd van het gezin’ gaan maken in Europa.

‘We discussiëren verder in het kamp in Arlit’, stelt Mahaman voor. ‘Eerst moeten jullie tot rust komen.’ Gelaten stappen de jongens achter op de pick-uptrucks. Terug de woestijn in naar vanwaar ze zijn gekomen, achter de stofwolk aan die het legervoertuig achterlaat in het inmiddels avondwarm gekleurde zand.

Het is laat in de avond als het konvooi eindelijk het kamp in Arlit bereikt. De migranten zijn bekaf, zitten onder het stof. ‘Waar is de zeep? Die zouden we toch krijgen’, roept Fotso Albert, die zich ondanks zijn bestofte verschijning weer als leider ontpopt. Ze krijgen zeep, een tandenborstel, slippers en een afgeragd matrasje om op te slapen. Ze sloffen naar de slaapzaal, waar de moordende hitte van de dag is blijven hangen. ‘Kom buiten liggen’, roepen migranten vriendelijk naar de nieuwkomers. ‘Het is hier veel lekkerder.’ Albert knikt: ‘Oké, nu eerst op krachten komen, dan gaan we kijken hoe we verder komen. Is hier een Western Union voor geldtransfers?’

 

Geen werk en een fooitje ter compensatie

Tot vorig jaar was mensensmokkel in Niger legaal. De ‘veermannen’ van Agadez betaalden zelfs belasting. Nu zijn ze werkloos en van de beloofde EU-miljoenen zien ze niets.

Door

Carlijne Vos namens De Volkskrant

Bachir Amma (38) wist niet wat hem overkwam toen zijn pick-up met migranten vorig jaar september voor het eerst werd tegengehouden bij het checkpoint buiten Agadez. ‘Ik dacht dat het een grap was, dat de agenten meer smeergeld wilden. Maar nee, de volgende week gebeurde het weer en de week erna ook. Begin dit jaar heb ik het voor gezien gehouden.’

Amma, een potige ondernemer die zich op krukken voortbeweegt vanwege een handicap, verdiende jarenlang goudgeld aan het vervoer van Afrikaanse migranten naar Libië en vandaar naar Europa. Maar nu Niger onder druk van de Europese Unie mensensmokkel strafbaar heeft gesteld, is de lol eraf. Honderden handelaren zoals hij zijn gearresteerd, auto’s zijn in beslag genomen, corrupte ambtenaren ontslagen. Alleen waaghalzen of criminele bendes begeven zich nog in de woestijn om migranten over de grens met Libië of Algerije te zetten.

De traditionele ‘passeurs’ – veermannen, zoals ze zichzelf noemen – in Agadez zitten nu zonder werk. Amma, voorzitter van de ‘belangenvereniging van migratiewerkers’ in Agadez, is woedend op Europa. ‘Wat wij deden was legaal: migranten uit West-Afrika vervoeren van de ene grens tot aan de volgende. We betaalden zelfs belasting. Omdat Europa de migranten niet wil, zitten wij nu duimen te draaien.’ Zijn collega’s Mohamad ‘Boss’ – naar eigen zeggen de beroemdste smokkelaar in de Sahel – en Ahmed ‘Small Boss’ knikken instemmend.

Omdat Europa zijn grenzen niet kan bewaken, ligt de grens van Schengen nu in Agadez. En wie denk je dat de prijs betaalt?

De ex-smokkelaars zitten in hun witte djellaba’s op de grond in de bloedhete woonkamer van Amma in Agadez, die vol staat met protserige meubels en apparatuur uit Libië – cadeautjes van dankbare migranten. Tot voor kort was dit een ‘getto’, een opvanghuis waar migranten wachtten op hun reis richting Europa, nu heeft Amma er zelf zijn intrek genomen met zijn gezin. Hij toont de stapels papieren die hij moet indienen om in aanmerking te komen voor de subsidiepot die Europa heeft geopend om de gedupeerde smokkelaars en potentiële migranten te compenseren. Miljarden heeft de EU in dit ‘Emergency Trust Fund for Africa’ gestort om te voorkomen dat Afrikanen hun geluk blijven zoeken in Europa.

Restaurantje

Amma wilde wel een restaurantje beginnen in Agadez, dus diende hij met vier collega-ex-smokkelaars een aanvraag in voor een startkapitaal van 4 miljoen CFA-frank, ongeveer 8.000 euro. Nu, een halfjaar later, heeft Amma nog geen cent gezien. Zijn plan werd tot drie keer toe afgewezen, de lijst begunstigden voor het Europese fonds werd steeds kleiner. Toen zijn beoogde compagnons van de lijst verdwenen, kon hij het restaurantplan op zijn buik schrijven. Nu krijgt hij hooguit 2.000 euro om een kruidenierswinkeltje te beginnen. Het wachten is op de bevoorrading, zelfs de inkoop van rijst en bonen wordt de voormalige smokkelaars niet toevertrouwd. De betutteling ten top, vinden de gefrustreerde veermannen.

Europa beloofde Niger miljarden euro’s aan militaire en economische steun om de migratie naar Europa te helpen stoppen. Niger is de enige stabiele factor in de onrustige Sahel-regio; de geweldscirkel om Niger loopt vanaf de strijdende milities in het uiteengevallen Libië via de aan Al Qaida gelieerde Toearegrebellen in Mali tot aan Boko Haram in Noord-Nigeria, Kameroen en Tsjaad in het zuiden. De druk op Niger werd opgevoerd na de belangrijke Europese migratietop in Valetta in 2015, waarin werd besloten Afrikaanse landen met de wortel-en-stokmethode te betrekken bij het antimigratiebeleid. Als gevolg voerde Niger vorig jaar een wetswijziging in die mensenhandel strafbaar maakte. Ook werd een tijd lang serieus werk gemaakt van patrouilles aan de grenzen, het arresteren van corrupte douanebeambten en politie en het in beslag nemen van auto’s.

De ‘crackdown’ was een feit en met resultaat, zo leek het: het aantal migranten dat Libië bereikte, daalde van circa 20 duizend per maand naar gemiddeld 5.500. Maandelijks keren nu zelfs twee keer zoveel migranten terug uit Libië om de beruchte detentiecentra, marteling en uitbuiting door milities te ontvluchten. ‘De mensenhandel is met 70 procent teruggebracht’, constateert waarnemend gouverneur Adam Attahir tevreden. Al weet ook hij dat niemand het exacte aantal migranten kent dat illegaal de grens met Libië of Algerije weet over te steken. Bovendien zitten in Libië naar schatting nog een half miljoen Afrikaanse migranten vast die mogelijk voor de winter alsnog de Middellandse Zee op worden geduwd.

De gouverneur benadrukt dat de crackdown een ‘autonome beslissing’ van Niger was. ‘Wij laten ons niets voorschrijven door andere staten’, zegt Attahir hooghartig vanachter zijn imposante bureau in Agadez. ‘Illegale migratie was voor ons nooit een probleem toen onze veermannen het nog regelden, maar na het uitbreken van de burgeroorlog in Libië is mensensmokkel steeds meer geïnfiltreerd door criminele bendes. Wij weten nu niet meer wie er in onze woestijn actief zijn. Terreur kent geen grenzen, drugs- en mensenhandel ook niet.’

De toenemende onveiligheid in de woestijn is voor Niger hoofdreden geweest om de hulp van Europa te aanvaarden en bovendien toe te staan dat de Verenigde Staten bij Agadez nu de grootste antiterreurbasis van Afrika bouwen. Het aantal overvallen in de woestijn door gewapende bandieten en drugs- en wapenhandelaren uit Libië en Mali neemt fors toe, iedereen is als de dood dat de terreur van Al Qaida in de Islamitische Maghreb (AQIM) overwaait vanuit buurland Mali.

Veiligheidsprobleem

Ook EU-ambassadeur Raul Matteus erkent in hoofdstad Niamey dat de aanpak van migratie in Niger onderdeel is van een groter veiligheidsprobleem in de Sahel. ‘Het tegengaan van terrorisme, allerhande smokkel en illegale migratie is in ons aller belang, vandaar dat Niger en de EU de koppen bij elkaar hebben gestoken.’ Matteus geeft toe dat het geen eenvoudige klus wordt. ‘Niger heeft het hoogste geboortecijfer ter wereld. Elk jaar moeten er eigenlijk vierduizend schoolklassen bijkomen, geld en de leraren ontbreken. Al die jongeren zitten straks zonder opleiding en zonder werk en zijn vatbaar voor radicalisering.’

Het Europese ontwikkelingspotje moet juist hierop antwoord bieden. Maar in de straten van Agadez is een jaar nadat de migratiebusiness is stilgelegd nog geen spoor te vinden van de 130 miljoen die Niger uit het Trust Fund for Africa heeft gekregen. Het leeuwendeel van het budget is terechtgekomen bij de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) die gestrande migranten helpt terug te keren naar het land van herkomst met wat zakgeld om daar een vak te leren of een bedrijfje te beginnen. Met toenemend succes: dit jaar worden meer dan 6.000 migranten terug naar huis begeleid, in 2015 waren het er nog maar 1.500.

De werkloze smokkelaars in Agadez hebben nog geen cent gezien. Twee toegewijde jonge hulpverleners van de lokale jeugdorganisatie Karkara die zich op hun vrije zaterdagmorgen buigen over de stapels aanvragen van de veermannen ogen zichtbaar gefrustreerd. Vooralsnog worden er nu slechts 57 van de ruim duizend ingediende businessplannen gehonoreerd, een druppel op een gloeiende plaat voor een stad die grotendeels drijft op migratie, zo erkennen ook zij. Bovendien: wat is 1,5 miljoen CFA-frank – 2.200 euro – als startkapitaal als je dat als smokkelaar per week of zelfs per dag verdiende?

In Agadez neemt de woede over de crackdown en de uitblijvende Europese hulp met de dag toe. De stad leefde op migratie, ander werk is er vrijwel niet. Na de laatste Toearegopstanden in 2003 is het toerisme weggevallen, de uranium- en goudmijnen die aan duizenden mensen werk boden, liggen praktisch stil. Werken over de grens is door de politieke onrust in de buurlanden vrijwel onmogelijk geworden. Nigerezen staan met hun rug tegen de muur.

Volgens burgemeester Rhissa Feltou van Agadez is het een kwestie van tijd voordat de veermannen hun werk weer oppakken. ‘Omdat Europa zijn grenzen niet kan bewaken, ligt de grens van Schengen nu in Agadez. En wie denk je dat de prijs betaalt?’, schampert de Toeareg-burgemeester. ‘Wij dus. Onze jongeren zitten zonder werk en krijgen een fooitje aangeboden als compensatie. Van al die miljarden euro’s komt straks 64 miljoen in Agadez terecht omdat iedereen een graantje wil meepikken uit de EU-korf. Wat kun je met zo’n bedrag uithalen? Ik ontving het tienvoudige uit belastinginkomsten toen de veermannen hun werk nog konden doen. Nu is mijn schatkist leeg.’

Volgens de EU-ambassade in Niamey die belast is met de verdeling van het fonds, komt het heus goed, maar moet Agadez wat meer geduld hebben. Na lang zoeken blijkt één Europees project van start te zijn gegaan. Een twintigtal ‘kleine jongens’ uit de migratiebusiness beitelt onder begeleiding van een edelsmid op een sieraad. De voormalige chauffeurs, ronselaars en getto-bewakers hopen de aloude traditie van sieraden maken op te pakken als vervanging van hun oude beroep, zo zeggen ze braaf na wat de instructeurs van de Italiaanse hulporganisatie CISP hun hebben voorgezegd.

Het is nog maar een begin, zeggen ze bij CISP. De organisatie heeft een nog veel ambitieuzer plan ingediend bij de EU-ambassade in Niamey voor de restauratie en schoonmaak van de traditionele lemen huizen in de oude stad Agadez. Wat dit met de aanpak van smokkelaars en werkloosheid te maken heeft, begrijpt niemand in Agadez. Iedereen weet dat de grote bazen die goud verdienden aan de mensensmokkel hun neus zullen ophalen voor oude ambachten en het bijhorend hongerloon. Maar de directrice van CISP – toevallig getrouwd met een EU-diplomaat in Niamey – vraagt net als de EU-ambassade om wat meer vertrouwen. ‘Het is gewoon nog te vroeg om resulaten te kunnen laten zien.’

Smokkel gaat door

Ondertussen gaat in Agadez de mensensmokkel gewoon door, maar nu ondergronds. In een getto in een van de buitenwijken van Agadez wacht een groepje Nigerianen op de volgende etappe richting Libië. Ze zijn gefrustreerd en hongerig. ‘Niemand vertelt ons wat, we krijgen niets te eten’, zegt Miracle (22) ontevreden als hij zich met moeite opricht van zijn matje. Van de gevaren in Libië en op de Middellandse Zee zeggen de jongens niets te weten. ‘Wij willen gewoon naar Europa om te werken, we zijn geen luie jongens. We pakken alles aan’, zegt Sylvanos die zijn studie industriële chemie moest onderbreken omdat zijn familie het niet meer kon betalen.

Het groepje jongens uit Ivoorkust in een getto verderop zit er vrolijker bij. Onder een afdakje spelen ze een spelletje kaart, in een pannetje pruttelt water voor thee. In de met graffiti bekladde kamers liggen kleden en toiletartikelen op de grond. ‘Mama, huil niet om mij’, ‘Vergeef me’ en ‘Laat God met ons zijn’, zo herinneren de teksten op de muur aan de wanhoop en angst van hun voorgangers.

De Franstalige migranten zijn in Agadez beter af dan de Engelstalige Nigerianen, constateren de ex-smokkelaars Bachir Amma en Mohamad ‘Boss’, die de geheime getto’s ondanks hun afgekondigde pensioen nog feilloos weten te vinden. ‘Een goede veerman zorgt dat de migranten veilig vanaf Abidjan, Ivoorkust, tot aan Sabha in Libië komen. Toen wij de business nog verzorgden, ging het gesmeerd. Nu betalen migranten woekerprijzen en zijn ze overgeleverd aan criminelen die hen voor dood achterlaten in de woestijn of opsluiten in Libië. Mijn hart bloedt voor die arme jongens.’