
Jongeren voor een pand waar drugs worden verkocht in de beruchte wijk Roseland aan de South Side van Chicago. Obama was er 23 jaar geleden buurtwerker. Foto: Daniel Rosenthal / de Volkskrant
Op de oprijlaan van Obama’s villa staat een zwarte SUV slordig geparkeerd. Eromheen verveelt zich een plukje brede mannen met oortelefoons. Andere agenten zijn verstopt als paaseieren. Toevallig brengt oma net Malia (10) en Sasha (7) thuis, de dochtertjes van Obama. Als we er naartoe lopen, springen twee agenten van de secret service uit een kleine geparkeerde auto. De een voelt of zijn pistool er nog zit.
Om de villa heen gaat het gewone leven intussen door. ‘Ik heb een klotewoning’, klaagt een zwarte vader die om de hoek woont, slechts twee kamers heeft en nu zijn gezin uitgeleide doet. Robert, een elegante buurtgenoot, vertelt op de stoep tegenover Obama’s huis: ‘Het aardige van deze buurt is dat er nog wel een béétje misdaad is.’
Hyde Park, de wijk waar Obama al twintig jaar woont, is een mengeling van zwart en blank, welvarend en progressief, net als de kandidaat zelf. Het ligt als een oase van integratie in de uitgestrekte South Side van Chicago, waar de huizen vervallen zijn en de bewoners zwart en kansarm.
In Hyde Park heb je naast goedkope supermarkten mooie appartementen en hippe boetiekjes. Er is de klassieke baksteenarchitectuur van de University of Chicago, waar Obama jarenlang constitutioneel recht doceerde. Veel universiteitsmedewerkers wonen in de buurt.
‘Hyde Park, dat is rijk zwart en blank samen tegen arm zwart’, grapt Steven, zelf blank en universitair docent Italiaanse literatuur. Hij heeft net boodschappen gedaan en zijn levenspartner, een student, haalt de auto. ‘Het is een heel fijne, rustige wijk. Iedereen hier accepteert ons.’ Hij vermoedt dat negentig procent van de buurtgenoten straks op Obama stemt. Een kleine opiniepeiling bevestigt het.
‘Natuurlijk moet Barack het worden’, zegt een van de twee oude, zwarte vrienden op een stoepje. ‘Gelukkig zit het huis van Louis Farrakhan een stukje verderop.’ Inderdaad wonen hier enkele omstreden radicalen, met wie Obama volgens zijn tegenstanders nauwe banden heeft. Dat is niet waar. Maar hij woont wel te midden van gelijkgezinde ‘lakefront liberals’. En die denken heel anders dan de blanke arbeiders in Ohio die Obama nu voor zich moet winnen.
Het grote celebrity-toerisme is nog niet op gang gekomen. Maar Obama’s buren worden nu al gek van de nieuwsgierige voorbijgangers. En de Chicago Tribune heeft op de website een kaart met de precieze locaties van Baracks leven: zijn vroegere appartement, zijn basketbalveldje en de stoep waar hij Michelle voor het eerst mocht kussen, na het eten van een ijsje. ‘Het smaakte naar chocola’, schreef Obama later.
Op Obama-bedevaart is nog meer te vinden, zoals het winkeltje waar zijn dochtertjes kraaltjes in hun haren krijgen gevlochten (‘Hij komt ze gewoon zelf brengen’) en de kapper waar hij elke twee weken zijn kroeshaar kort laat knippen. ‘De één na beroemdste klant’, zegt de kapper, en wijst naar een gigantische foto op de achterwand, van bokser Mohammed Ali. Die had in Hyde Park een huis en liet er een moskee bouwen.
Op een halve kilometer van Obama’s villa hangt een groepje zwarte mannen rond een auto. Ze zijn een beetje dronken of stoned, en sommigen hebben geen voortanden meer. ‘Obama!’, roept er een. Het is niet de eerste beroemde buurtgenoot, sommen ze op: ‘Louis Armstrong, Muddy Waters, de Marx Brothers, Gladys Knight, Lou Rawls. En natuurlijk Harold Washington, Chicago’s eerste zwarte burgemeester, die stierf aan een hartaanval. Hij werd uit de weg geruimd, weten de mannen. En dat kan Obama ook overkomen. ‘Ik moet nog zien dat hij de vier jaar vol maakt’, zegt de een. ‘Hij wordt doodgeschoten’, zegt een ander. ‘Nee, ze gebruiken daar geen kogels meer voor’, beslist de oudste. ‘Ze doen iets in zijn drankje.’
De Afrikaanse gewaden zweven op de maat van de soulband. Het koor, honderd mensen sterk, prijst Jezus Christus. Dan geeft iedereen elkaar een hand voor het laatste gebed.
Op talloze zondagen heeft Barack Obama hier ook zo gestaan. De Trinity United Church of Christ was een van de nieuwe dingen die de twijfelende jonge intellectueel in Chicago vond. Hij had gewoond op Hawaii en in Indonesië, gestudeerd in Los Angeles en New York, maar had geen thuis en zwalkte tussen blank en zwart. Chicago bood hemde oplossing. Als buurtwerker dompelde hij zich onder in de armoede en het onvermogen van de zwarte gemeenschap. Hij trouwde met een dochter uit een echt Afrikaans-Amerikaans gezin. Hij merkte – zelf atheïstisch opgevoed – wat het geloof betekent voor zwarten. En of het nu was uit spirituele honger of voor zijn politieke carrière, hij trad toe tot de kerk met de Afrikaanse wortels.
Maar nu heeft Obama Trinity verlaten, omdat de vorige dominee, een vaderfiguur voor hem, zijn kandidatuur schaadde met anti-Amerikaanse tirades. De kerkgangers hebben begrip. ‘We houden nog steeds van Obama en hij van ons’, zegt een van hen. Bovendien, fluistert een portier, ‘Onze dominee was ook een beetje gek’.
Meteen buiten de kerk begint de slordige armoede van de South Side. Obama werkte in Altgeld, een wijk tussen vuilstortplaatsen en gesloten fabrieken. Hij organiseerde er de strijd om asbest uit de huurhuizen verwijderd te krijgen. Nu is de helft van de huizen dichtgespijkerd, ze worden gerenoveerd. ‘Maar zodra iemand hier genoeg geld heeft, verhuist hij’, zegt Romanita. ‘De gangs verpesten ons leven’. Naast haar staat zoon Ricky. ‘Met Gods hulp houden we hem op het rechte pad.’ Obama inspireert hem, zegt Ricky. ‘Hij laat zien dat een zwarte man alles kan bereiken.’
In Chicago wonen nog de mensen die Obama destijds leerden kennen. ‘De meeste jonge mensen zijn niet erg verstandig, dat kan ik je vertellen’, zegt Loretta Augustine-Herron, een lerares. ‘Maar Barack was met zijn 23 jaar al zo wijs, hij maakte een enorme indruk. Hij leerde heel snel, en had aandacht voor onze problemen.’ Ze was bestuurder bij de organisatie die Obama een baan gaf, voor tienduizend dollar per jaar en een oude auto. Talloze uren bracht Augustine met de jonge Obama door in haar keuken. ‘Hij kwam dan altijd terug op dingen die ik eerder had gezegd, en vroeg door.’ Zij en haar vriendinnen maakten zich wel zorgen om zijn gezondheid. ‘Hij werkte van ’s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat. Hij was mager en at vooral salades, niet de zoetigheid en junkfood die wij aten.’
Obama leerde de arme bewoners hoe ze bij de autoriteiten gezamenlijk hun recht moesten halen. Hij had weinig succes, schreef hij in zijn boek Dreams from my father, waarin hij Loretta opvoert onder de naam Angela. Hij concludeerde dat hij alleen hogerop echt iets kon veranderen, en ging rechten studeren aan Harvard.
Mike Kruglik, collega-buurtwerker, herinnert zich de mooie verhalen die Obama schreef op zijn spartaans ingerichte kamer. ‘Hij wilde schrijver worden. Hij was op zeer jonge leeftijd een universeel mens. Hij had het vermogen om over de dingen na te denken.’ Aan de South Side leerde Obama volgens Kruglik hoe hij mensen bij elkaar kon brengen. ‘Dat heeft hij in deze campagne gebruikt om een beweging op gang te brengen.’
Loretta Augustine voorvoelde iets toen hij 25 was. ‘Ik keek toe hoe hij iets uitlegde aan mensen en ze bij elkaar bracht, en ik dacht – ik begrijp niet waarom – deze man wordt een keer president.’
De stoel op de vroegere werkkamer van Obama is wereldberoemd. Fotografen en camerateams, soms helemaal uit China, hebben hem vastgelegd. Net als de tafel, het uitzicht, de gezinsportretten. ‘Ik zeg steeds dat dit andere kinderen zijn, en een andere stoel, dat hier een andere advocaat zit en Obama al jaren weg is. Maar dat houdt ze niet tegen’, lacht Judd Miner, partner van advocatenkantoor Miner, Barnhill en Galland in downtown Chicago.
Tussen de klassieke wolkenkrabbers is het fijn rondlopen. Vrouwen in mantelpakjes spoeden zich ’s ochtends naar hun werk, de onvermijdelijke kartonnen koffiebeker in de hand. Ze zijn van diverse huidskleur en afkomst, want Chicago is een echte immigrantenstad. Iets compacter dan New York, maar economisch krachtig en van bepaald grootsteedse allure, compleet met het knarsen van een oude, bovengrondse metrobaan, de ‘L’. Er staat een indrukwekkend stadhuis, eens broedplaats van Chicago’s beruchte ‘machine politics’ (de oude burgemeester Daley wist decennia te heersen door gunsten en baantjes te verdelen).
In deze wereld kwam Obama terecht toen hij de tweede keer naar Chicago kwam. Hij was in Harvard summa cum laude afgestudeerd en de grote advocatenkantoren van Amerika vochten om hem binnen te halen. Maar Obama liet zijn keus vallen op het kleine, linkse advocatenkantoor van Judd Miner, gespecialiseerd in burgerrechten. Zonder lift, maar met een mooie houten trap en politieke connecties, wat voor Obama’s plannen van belang was. ‘Hij stelde altijd de vragen die dieper groeven’, zegt Milner. ‘Hij had voor een jong iemand veel zelfvertrouwen en werkte als een magneet op mensen.’ Obama organiseerde een groot project omzwarte kiezers te registreren, schreef zijn later zo succesvolle jeugdmemoires, en leerde via Miner de juiste mensen kennen voor de lancering van zijn politieke carrière.
Ging hij daarbij opportunistisch te werk? Dat is een interessante vraag bij zo’n idealistisch politicus, zeker nu zijn tegenstanders hem zwartmaken als een product van Chicago’s ‘machinepolitiek’.
Zo ligt het niet, zeggen mensen die hem meemaakten, maar ambitieus en handig was hij wel. Miner: ‘Hij doet alles grondig, denkt heel goed na over wat hij doet, en vermijdt dat deuren voor hem gesloten worden’. Marilyn Katz, chef van een communicatiebedrijf: ‘Chicago is het grootste dorp van Amerika, iedereen kent elkaar. Barack wist hoe hij moest netwerken. De juiste mensen hebben hem geholpen.’
Hij beschikte over ‘stalen ambitie’ en had ‘het presidentschap in zijn achterhoofd’, zegt Andrew Mooney, directeur van een stadscorporatie. ‘Politiek is na de Chicago Bears (het American footballteam, red.) onze lievelingssport, het wordt hier keihard gespeeld. Obama bleek het te kunnen, maar zonder zijn integriteit te verliezen.’
Zijn eerste campagnes won Obama juist onafhankelijk van de Democratische machthebbers in het stadhuis, precies zoals de ‘lakefront liberals’ in zijn kiesdistrict Hyde Park het graag zien. Maar toen hij opklom in de beruchte handjeklappolitiek van Illinois wist hij precies die zwarte leiders, geldschieters en politici te vinden die hij nodig had. Uiteindelijk sloot hij zelfs een politiek verbond met burgemeester Daley, zoon van de legendarische Daley, en – op kleinere schaal – nog steeds aan het hoofd van een Democratische ‘machine’.
Judd Miner vindt Obama geen berekenend mens, vertelt hij tussen de houten lambriseringen. Maar dat kan komen doordat hij een goede vriend is en bij Obama over de vloer komt. ‘Soms moet ik mezelf knijpen. Ik zit hier gezellig een biertje te drinken met de volgende president’. Hij gaat ook met Obama golfen. ‘Dan wil hij heel graag winnen. Hij kan absoluut niet tegen zijn verlies.’