Winnaar ‘Pionier’
Vertaler van het ´nee´
Het ´nee´ tegen de Europese Grondwet kwam bij Frans Timmermans zo hard aan dat hij overwoog de politiek te verlaten. Inmiddels draagt hij als staatssecretaris van Europese Zaken de milde euroscepsis van Nederland met verve uit. Vrij Nederland volgde Timmermans een aantal maanden en zag hoe hij schippert tussen Europa, Den Haag, zijn eigen overtuigingen en het Nederlands belang. Portret van een welbespraakte marktkoopman.
Eigenbelang nastreven in Europa, zegt Frans Timmermans, is net als seks in vroeger tijden. Je spreekt er niet over, want dat is niet netjes, maar ondertussen doe je het gewoon lekker wel. ‘Vroeger heerste er een taboe op het onderwerp seks. Maar je gaat me toch niet vertellen dat mijn grootouders er niet aan deden? Zo is het ook met de Europese Unie. Natuurlijk hebben de Nederlandse belangen altijd voorop gestaan in Brussel, maar dat zeiden we nooit hardop.’
Het Nederlandse belang nastreven in Europa, dat is wat Frans Timmermans de afgelopen maanden stevig heeft gedaan. Afgelopen februari trad hij aan als staatssecretaris van Europese Zaken in het vierde kabinet-Balkenende. Vrijwel meteen daarna werd duidelijk dat Europa een serieuze poging ging doen tot reanimatie van de Europese Grondwet. Dat verdrag lag in een diepe coma sinds het in 2005 was weggestemd bij referenda in Nederland en Frankrijk. Maar nu besloot de Duitse bondskanselier Angela Merkel, halfjaarlijks voorzitter van de EU, dat het tijd was voor een nieuwe overeenkomst.
Timmermans moest meteen aan de bak. Sinds maart heeft hij bijna alle hoofdsteden van de Unie bezocht. Hij ging naar Madrid, Rome, Berlijn, Parijs, Lissabon, Kopenhagen, Brussel, Praag, Warschau, Luxemburg, Wenen, Boedapest en Londen. Voor speeches, werkbezoeken en ontmoetingen met collega’s. Zijn doel: uitleggen waarom Nederland twee jaar geleden in ’s hemelsnaam de Grondwet wegstemde. En duidelijk maken wat deze keer de Nederlandse inzet was: een verdrag dat ‘qua naam, omvang en inhoud verschilt van de Grondwet’, zoals hij voortdurend herhaalde.
Timmermans is een man die je om een boodschap kunt sturen. Met zijn kleine, stevige postuur en waakzame hoofd heeft hij het voorkomen van een marktkoopman. Hij brengt de dingen met bravoure, soms op het pedante af, en laat zich niet snel van de wijs brengen. Hij praat graag over zijn roomse afkomst en zijn stamkroeg in Heerlen. Als geboren Limburger gebruikt hij vaak wielermetaforen. Zo is het staatssecretariaat voor hem ‘een fiets die ik te leen heb gekregen van de Nederlandse bevolking, met de opdracht zoveel mogelijk koersen te winnen’.
De afgelopen maanden moest hij al zijn verbale vermogens aanwenden: hij dreigde voortdurend in spagaten te belanden. Tussen grondwetminnende EU-lidstaten en een Tweede Kamer die, aangevoerd door SP en PVV, behoorlijk sceptisch staat tegenover een nieuw verdrag. Tussen zijn eigen pro-Europese neigingen en een met flink wat euroscepsis gekruid regeerakkoord. Dat allemaal namens een partij – de PvdA – waarvan het electoraat hopeloos verdeeld is over Europa, en een land – Nederland – dat zich nog altijd graag te goed doet aan Brussel-bashen. Hoe brengt Frans Timmermans al die verschillende opvattingen in vredesnaam bij elkaar?
Passie
‘Die cappuccino hier is niet te drinken. Laten we er straks aan boord maar eentje nemen.’ Op een morgen in mei zit Frans Timmermans in alle vroegte in de VIP-lounge van Rotterdam Airport, in een blauw pak en een wit overhemd met manchetknopen van AS Roma, zijn favoriete voetbalclub. Zo meteen gaat hij met zijn staf aan boord van een achtpersoonsvliegtuig. Reisdoel: Berlijn. Programma: bezoek aan de Nederlandse ambassadeur, gesprek met de Duitse minister van Europese Zaken, lunch met een prominent sociaal-democratisch Bondsdaglid. Maar bovenal: een lezing op de Humboldt Universiteit. Het is precies een maand voor de EU-top over de toekomst van de Grondwet.
Twee uur later zitten we op het dakterras van de Nederlandse ambassade in Berlijn. Vier medewerkers van Timmermans nemen de lezing die hij heeft geschreven voor de laatste keer door. ‘Hier moet nog iets tussen,’ zegt zijn persoonlijk secretaris tegen de speechwriter. Hij heeft zojuist de feedback ontvangen van het ministerie van Algemene Zaken: bij een gevoelige kwestie als de Grondwet houdt premier Balkenende graag vinger aan de pols. ‘Er staat: “Europa heeft passie nodig.” Dat is waar, maar Timmermans moet ook zeggen dat Europa wel degelijk succesvol is geweest. Anders is het te negatief.’ Uiteindelijk wordt besloten om twee zinnetjes toe te voegen: ‘Europa heeft veel bereikt met zijn projecten. Ik wil dat niet ontkennen.’
De letterenfaculteit van de Humboldt Universiteit ligt in het hart van Berlijn, aan Unter den Linden. Een spreuk van Karl Marx in het trapportaal herinnert aan het DDR-verleden: ‘De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd. Het gaat er echter om haar te veranderen.’ In een redelijk gevulde aula zegt Timmermans wat hij al weken overal in Europa verkondigt: Nederland heeft een constructieve houding, maar er moet een nieuw verdrag komen met substantiële veranderingen. Hij haalt Willy Brandt aan, cineast Wim Wenders en zanger Herbert Grönemeyer, en dan legt hij de Nederlandse wensen op tafel. Eén: het verdrag mag geen Grondwet heten, en alle ‘constitutionele’ verwijzingen (vlag, volkslied) dienen geschrapt, inclusief het Europese Handvest van Grondrechten. Twee: de rol van nationale parlementen dient te worden versterkt. Drie: klimaatbeheersing en energiesolidariteit worden gemeenschappelijke taakstellingen. Vier: Brussel mag zich straks niet meer mengen in de publieke diensten van de lidstaten (woningcorporaties, gezondheidszorg, pensioenfondsen). Vijf: de voorwaarden voor toetreding tot de Unie, de zogenaamde Kopenhagen-criteria, moeten expliciet worden opgenomen in het verdrag.
‘Europa heeft veel bereikt met zijn projecten. Ik wil dat niet ontkennen,’ besluit hij zijn speech. ‘Europa heeft passie nodig.’
Grofvuil
Het is even wennen, scherpe woorden over Europa uit de mond van Frans Timmermans (Maastricht, 1961). Zijn hele carrière al is Brussel voor hem een vanzelfsprekendheid. Zeven jaar werkte hij als diplomaat (onder meer op de Nederlandse ambassade in Moskou), twee jaar was hij medewerker van eurocommissaris Hans van den Broek in Brussel, en drie jaar de rechterhand van oud-minister Max van der Stoel bij de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Altijd hard gewerkt en veel van huis – zo veel zelfs dat het hem zijn eerste huwelijk kostte.
In 1998 werd hij Tweede Kamerlid voor de PvdA. Hij kreeg het woordvoerderschap van Europese Zaken. Niet bepaald een sexy onderwerp in die tijd, bij kiezers noch collega-politici. ‘Je was een schlemiel als je in de Kamer Europa deed,’ zegt hij. ‘De EU was zoiets als het weer: het is goed of slecht, maar je kunt er toch niets aan doen.’
Toch kweet hij zich vol overgave van zijn taak. Jaren trachtte hij de Nederlanders warm te masseren voor Europa. Hij ging het land in, hield spreekbeurten en ontving de burgers thuis in Heerlen. Als beloning voor zijn ijver werd hij in 2002 door Nederland afgevaardigd naar de Europese Conventie om mee te schrijven aan de Grondwet. Manmoedig probeerde hij de Haagse politiek erbij te betrekken. ‘Er waren precies twee Tweede Kamerleden en vijf Eerste Kamerleden in geïnteresseerd, verder helemaal niemand.’
En toen kwam het referendum. Op 1 juni 2005 serveerde de Nederlandse bevolking de Grondwet met grote overmacht af. Het luide ‘nee’ (62 procent stemde tegen) was een gigantische dreun voor Frans Timmermans, nota bene een van de initiatiefnemers van de volksraadpleging. In één klap werd alles waar hij zich al die jaren voor had ingezet bij het grofvuil gezet. Erger nog, zijn collega-politici wisten niet hoe snel ze van mening moesten veranderen. ‘Het was verbijsterend om te zien hoe de politieke elite op de avond van het “nee” ineens zei: ach, eigenlijk was die hele Grondwet ook niets. Terwijl ze er eerst vol overtuiging campagne voor hadden gevoerd! Ze deden het allemaal: Balkenende, Bos, Van Aartsen en vooral minister Bot. Ik was daar ontzettend boos over.’
Die zomer ging hij door een ‘heel diep dal’. Doodziek was hij van Europa. Het enige wat hij deed, was fietsen. Weken achtereen zat hij in de heuvels nabij Heerlen op zijn racefiets. ‘Soms deed ik wel honderd kilometer per dag. Ik kon me nergens anders meer toe zetten.’ In oktober 2005 verscheen een rapport waarin zijn partij, de PvdA, zichzelf een nieuwe, mild-sceptische houding aanmat tegenover de EU. Auteur: Adri Duivesteijn, collega-Kamerlid. Timmermans, dé Europa-man van de PvdA, was er niet bij betrokken geweest. Overwoog hij uit de politiek te stappen? ‘Ja,’ zegt hij nu, ‘het speelde door mijn hoofd. Dat is wel het minste dat je kunt zeggen’.
Eurorealist
Het duurde een hele tijd voordat hij er weer bovenop was. Na de boosheid volgde een fase van ontkenning, en vervolgens van zelfanalyse. ‘Pas maanden na het referendum kwam ik tot de ontdekking dat er niets mis was met de kiezers, maar met Europa. Nederlanders tonen een allergische reactie. Als ze het woord “EU” horen, roepen ze: deugt niet! Dat moet ergens aan liggen.’ Hij kwam ongeveer tot de volgende conclusie: 1989, het einde van het communisme, was zowel het grootste succes van het verenigd Europa, als haar grootste probleem. ‘Door het einde van de Europese deling en de toetreding van nieuwe lidstaten is de plaats van Nederland in de EU en de wereld veranderd. We zijn onze vertrouwde plechtankers kwijt. Dat geeft onzekerheid, en dan komen er eurosceptische tendensen bovendrijven. Dat heb ik jaren onderschat.’
Geholpen door een fikse dosis politieke realiteitszin (en de benoeming tot staatssecretaris) vond Timmermans zichzelf opnieuw uit. Weg was het onvoorwaardelijke geloof in Europa, vanaf nu was hij eurorealist. Sindsdien zegt hij dat Nederlanders bang zijn dat de EU hun culturele identiteit aantast. Dat ze hun onlustgevoelens over de globalisering en immigratie projecteren op Europa. En bovenal: dat Brussel een symbool is geworden voor iets wat niet in de hand te houden is. Dat laatste punt illustreert hij graag met beeldspraak. De Nederlanders, zegt hij, zijn Brussel gaan zien als een octopus met grijpgrage handen. Of als een rondreizend circus. Het liefst gebruikt hij de metafoor van de trein. Dan zegt hij: ‘Nederlanders zien de EU als een op hol geslagen trein, zonder machinist.’ Soms, als zijn gehoor wat erudieter is dan gemiddeld, volgt er nog een semantische uitleg over de betekenis van het woord ‘grondwet’.
Die meimiddag op de Humboldt Universiteit in Berlijn is het publiek zeker erudiet. Prof. Dr. jur. Ingolf Pernice, zijn hooggeleerde gastheer, ondervraagt Timmermans na afloop van zijn lezing. ‘Waarom wilt u toch per se van de naam grondwet af?’ zegt hij. ‘Niemand in Europa wil toch een superstaat? En de eerdere verdragen vormen toch ook al een soort grondwet?’ Timmermans zegt: ‘Het gaat ook om de taal. In het Duits zijn er twee woorden voor grondwet: ‘Grundgesetz’ en ‘Verfassung’. Het Nederlands kent maar één woord, en dat heeft een heel duidelijke betekenis. Het wordt geassocieerd met wetten, met autoriteit. Mensen denken: Brussel schaft straks onze eigen grondwet af, en als we niet uitkijken moet onze koningin ook nog weg.’
Confituur
Toen Timmermans zes jaar oud was, zat hij op de gemeentelijke basisschool in Sint Stevens-Woluwe, vlak bij Brussel. Op een dag moest hij naar het klaslokaal van meester Bosmans, het schoolhoofd. ‘Ha Frans,’ zei Bosmans met zijn vette Vlaamse accent. ‘Wat heeft gij vanochtend op uwen boterham gegeten?’
‘Jam,’ antwoordde Frans.
De hele klas bulderde van het lachen, inclusief meester Bosmans zelf. ‘Ah, gij bedoelt natuurlijk confituur.’
Een groot deel van zijn jeugd woonde Timmermans in het buitenland. Zijn vader, oorspronkelijk marechaussee te Maastricht, nam een baan als administratief ambtenaar bij Buitenlandse Zaken en werd naar verschillende Europese steden gedetacheerd. Vóór Brussel woonde het gezin in Parijs, en zijn middelbareschooltijd bracht Timmermans door in Rome (vandaar de manchetknopen). Eén ding was tijdens zijn Europese jeugdjaren van wezensbelang: je zo snel mogelijk aanpassen aan de omstandigheden, vooral qua taalgebruik. ‘In het buitenland letten ze heel erg op wat je zegt en hoe je het zegt. Dus leer je zo te praten dat het niemand meer opvalt hoe je dingen zegt.’ Die ‘jam’ was eens en nooit meer. Tot op de dag van vandaag, zegt Timmermans, kan hij niet met een Vlaming spreken zonder bijna Vlaams te gaan praten. Daarnaast spreekt hij vloeiend Engels en Frans, accentloos Duits en Italiaans, kent hij Russisch en kan hij zich redden in het Spaans. ‘Als je goede diplomatie wilt bedrijven, moet je alle ruis uit de communicatie halen. Ruis ontstaat wanneer je niet goed verstaanbaar bent, of woorden gebruikt die mensen gek vinden. Dat creëert afstand. Je moet je verplaatsen in je gesprekspartner.’
Anderhalve week na zijn Berlijnse rede krijgt hij daartoe de gelegenheid. FNV-voorzitter Agnes Jongerius komt langs op het ministerie, met twee vakbondsvrouwen. Het gesprek gaat al gauw over punt één van het Nederlandse eisenpakket: het schrappen van het Europese Handvest van Grondrechten. Daar is Jongerius niet blij mee. In het Handvest staat een aantal garanties op het gebied van sociale wetgeving en arbeid – en die gaan op deze manier de prullenbak in. ‘Ik snap niet,’ zegt ze, ‘hoe jullie het “nee” hebben kunnen vertalen in: Europa moet zich niet bezig houden met sociaal beleid.’
‘De Nederlandse regering wil helemaal niet minder sociaal beleid,’ zegt Timmermans.
Jongerius: ‘Het lijkt wel zo. Op deze manier schoppen jullie een hoop mensen doelbewust tegen de schenen.’
‘We willen alleen maar de tekst van het Handvest vervangen door een verwijzingsartikel. Op die manier wordt het verdrag korter. Juridisch gezien blijft de status van het Handvest overeind, je moet het alleen elders lezen.’
‘Weet wat je doet.’
‘Luister, ik heb onlangs een tweetal lezingen gegeven, in Parijs en in Berlijn. Beide keren heb ik gezegd dat er zoiets bestaat als een Europees sociaal model.’
Dit is de tweede belangrijke conclusie die hij na zijn referendumcrisis trok. De sociale staat, de overlegeconomie – dat is wat Europa bindt. ‘Wat willen de meeste Europeanen? Betaalbare gezondheidszorg, ontspannen arbeidsverhoudingen, een vangnet voor als je werkloos wordt en onderwijs dat voor iedereen toegankelijk is. Of je dat nou een Scandinavisch model noemt, of poldermodel, of Beiers corporatisme – het zijn gedeelde Europese waarden waarin we ons duidelijk onderscheiden van de Verenigde Staten en Azië.’
De EU, zegt hij, is boven alles een sociaal-economisch project. Daarom hoeven we ook niet bang te zijn dat Brussel onze culturele identiteit opslokt. Hij wil nog wel ietsje verder gaan: ‘Europa helpt de nationale identiteit zelfs te versterken.’ Maar als je hem vraagt hoe Europa dat dan doet, komt hij er niet helemaal uit. Hij zegt iets over ‘promotie van culturele contacten’ en ‘bescherming van kleine talen’. Vraag dóór, en hij komt met de stoplap dat ‘culturele diversiteit een gegeven is dat niet onder druk moet staan van de EU’. En schakelt over op de onderschatte zegeningen van de euro en het opmerkelijk grote aantal hoofdkantoren van multinationals in Nederland. In de denkwereld van Frans Timmermans is cultuur een economisch begrip.
Chantage
‘Ik hou niet zo van olie op de golven, ik ben meer van olie op het vuur.’ Het is begin juni en Timmermans zit op de achterbank van zijn dienstauto. Enkele dagen eerder is er een politieke storm opgestoken rond zijn persoon. Tijdens een lunch met journalisten heeft hij zich laten ontvallen dat Nederland zich niet opnieuw een ‘nee’ tegen Europa kan veroorloven. Een tweede afwijzing, zei hij, kan ons land buiten de EU plaatsen. De Tweede Kamer was woedend. Pure chantage, vond de oppositie. Was dit soort regenteske bangmakerij niet precies de reden dat de regering twee jaar geleden zo ongenadig op zijn donder kreeg bij het referendum?
Het laat zien in wat voor lastig parket hij zit. In Europa vinden de meeste lidstaten het Nederlandse eisenpakket nogal ver gaan, ze zijn bang dat er niets overblijft van de Grondwet. Maar thuis, in de Tweede Kamer, vreest men juist dat hij niet genoeg aanpassingen binnensleept, dat het ‘motorblok’ van de Grondwet gewoon intact blijft. En op die manier zou niet voldoende recht worden gedaan aan de uitslag van het referendum. Timmermans, de vertaler van het nee, zit klem tussen Europa en Nederland. ‘Soms word ik gek van de Tweede Kamer,’ zegt hij terwijl zijn dienstwagen de snelweg verlaat. ‘Ik krijg ze maar niet over de inhoud. Met name de SP is overal tegen. De manier waarop zo’n Harry van Bommel oppositie voert tegen een nieuw verdrag, daar heb ik geen respect voor. Het zijn alleen maar slogans.’ Hij kijkt uit het raampje. ‘Iedereen in Nederland kan wel zeggen: we gaan even lekker onze tanden laten zien en op de rem staan, maar dan staan we straks met niets. Is dat in het Nederlands belang?’
We bereiken onze bestemming: de studio van BNR Nieuwsradio in Amsterdam. Vanavond kruist hij de degens met eurohaters en eurofielen uit politiek, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Op de eerste rij zitten de eurosceptische usual suspects die hem bij iedere gelegenheid achterna reizen. Zoals Willem Bos, oprichter en voorzitter van het comité Een ander Europa en auteur van manifesten met titels als ‘Nee tegen deze Grondwet’ en ‘Op welke grond rust deze wet?’. ‘Als ik vanavond nou uw tekst doe, dan doet u de mijne,’ heeft Timmermans zijn kwelgeest al eens gekscherend voorgesteld.
Maar verder heeft hij vanavond niet te klagen: hij krijgt het inhoudelijke debat dat de Kamer hem vooralsnog misgunt. Naarmate de avond vordert, raakt hij steeds meer in zijn element. Hij praat gemakkelijk, schudt fijne oneliners uit zijn mouw – en hij weet het. Als hij een punt wil maken, zet hij een beetje galm op zijn stem en tilt hij hem een halve octaaf de hoogte in. Of hij herhaalt een woord, waarbij hij het de tweede keer uitsmeert: ‘Morrelen aan de Grondwet is voor de Spanjaarden een enorme stap. Een e-nor-me stap.’
Het gaat over het milieu. ‘Sommige mensen,’ zegt hij, ‘vinden dat milieuwetgeving een nationale aangelegenheid is. Maar zo werkt dat niet. Stel, we verbieden in Nederland de gloeilamp. Dan gaat iedereen gewoon bij Enschede en Heerlen de grens over om gloeilampen te kopen. Goed, je behoudt je nationale soevereiniteit. Maar wat stelt die dan nog voor?’ Dit punt keert telkens terug in Timmermans’ betoog: méér EU betekent niet automatisch minder nationale soevereiniteit, of omgekeerd. ‘We moeten afleren om te denken in termen van concurrentie tussen Europa en de lidstaten. Brussel en Den Haag zijn niet per se communicerende vaten.’ Een mooie gedachte, en hij is ook waar als het over gloeilampen gaat, of over vennootschapsbelasting. Maar hoe zit het met de arbowetgeving, en voedselrichtlijnen? Daar haalt Brussel wel degelijk bevoegdheden weg uit de hoofdsteden. ‘Altijd als je mensen vraagt naar Europa,’ verzucht hij na twee uur verhit debatteren, ‘komen ze met negatieve dingen. Brusselse bureaucratie. Prijsstijgingen door de euro. De uitbreiding met Turkije.’
Eén ding is duidelijk: onder het laagje eurosceptisch vernis dat Frans Timmermans twee jaar geleden bij zichzelf heeft aangebracht, gaat nog altijd een gepassioneerd Europeaan schuil. En die komt tevoorschijn als het hard tegen hard gaat. ‘Het draait straks bij de top om de toekomst van Nederland in Europa,’ riposteert hij een eurocriticus uit het publiek. ‘Niet om de reglementen van Hengelsportvereniging De Edelkarper.’
Opgewonden regeringsleiders
Half juli zit Frans Timmermans te glimmen van trots op zijn werkkamer op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij is bijzonder in zijn nopjes met de uitkomst van de Europese Raad in Brussel, drie weken eerder. Er is een akkoord, en het ziet er bijna zo uit als Nederland van tevoren wilde. Goed, het echte verdrag moet nog geschreven worden en de Polen hebben al weer aangekondigd dat ze verder willen onderhandelen, maar daar gaat Europa natuurlijk niet aan beginnen.
Stapsgewijs loopt Timmermans het Nederlandse eisenpakket door. Verwijzingen naar de Grondwet? Geschrapt, inclusief het Handvest van Grondrechten. Paragraaf over energiesolidariteit? Binnengehaald. Diensten van nationaal belang? Min of meer vrijgesteld van Brusselse regelgeving. De zaken die Nederland niet voor elkaar heeft gekregen – want die zijn er ook – worden door Timmermans netjes gerelativeerd. Nee, de Kopenhagen-criteria voor nieuwe lidstaten staan niet expliciet in het verdrag, ze hebben ‘een iets andere vorm’ gekregen. En de nationale parlementen zijn weliswaar minder opgespekt dan gewenst, maar ‘met een tussenstap’ is eigenlijk precies bewerkstelligd wat Nederland beoogde.
Makkelijk ging het allemaal niet in Brussel. Timmermans’ eerste grote eurotop was meteen ook de langste en uitputtendste in jaren. Op donderdagmiddag hadden de Nederlanders hun intrek genomen in het gebouw van de Europese Raad in Brussel. Ze waren met een man of twintig: premier Balkenende, minister van Buitenlandse Zaken Verhagen, Timmermans zelf, hun adviseurs en woordvoerders, en een tiental diplomaten en ambtenaren uit Den Haag.
De officiële onderhandelingen vonden plaats in de vergaderzaal op de vijfde verdieping. Die beraadslagingen waren alleen toegankelijk voor de regeringsleiders, dus moest Timmermans op een andere manier op de hoogte zien te blijven. ‘Als je handig manoeuvreerde, kon je in de buurt van de zaaldeur komen. En als ze dan zagen dat je minister was, mocht je daar wel blijven staan.’ Het was er een komen en gaan van opgewonden regeringsleiders – zeker naarmate de gesprekken langer duurden. In de aanpalende koffiebar vonden heftige discussies plaats. Diep in de vrijdagnacht, tegen het krieken van de ochtend, was Timmermans er getuige van hoe de Franse president Sarkozy, getooid met een grote sigaar, de Belgische premier Verhofstadt onder handen nam.
Dat was de vijfde verdieping. Twee verdiepingen hoger, op de zevende, werd minstens even belangwekkend werk verricht. Daar bevonden zich, gegroepeerd rond een groot atrium, de delegatiekamers van alle EU-lidstaten. Langs de balustrade van het atrium was het een drukte van belang: bewindslieden, ambtenaren en spindoctors schepten een luchtje of rookten een sigaret. Ondertussen vonden er voortdurend bilateraaltjes plaats. Balkenende die even met de Engelse premier Blair ging praten. Timmermans die ook met Blair sprak. Minister Verhagen die zijn Spaanse collega aanschoot. Timmermans die de Deense premier Rasmussen nog even terzijde nam. ‘Ik had een vrije rol,’ zegt Timmermans. ‘Ik tastte af hoe de verhoudingen lagen, en bracht dat weer over aan de premier en de minister.’
Kreeg hij opdrachten van de premier?
Timmermans kijkt de verslaggever aan met een mengeling van onzekerheid en verbijstering. ‘Opdrachten? Nee joh, zo werkt dat toch niet! We bespraken onze strategie en maakten dan onderling afspraken. Dat zijn geen opdrachten!’
Op zaterdagochtend om half zes was er een akkoord. Nog even dreigde het mis te gaan toen premier Verhofstadt een enorme woedeuitbarsting kreeg over de opstelling van Nederland, maar na een interventie van wederom Sarkozy bond hij in. Om zes uur hielden Balkenende, Verhagen en Timmermans hun persconferentie. Timmermans ging naar zijn hotel om te douchen, waarna hij om zeven uur zijn eerste interview had. ’s Avonds zat hij in het voetbalstadion van FC Groningen, bij de finale van het EK onder 21. Nederland won, 4-1.
‘De afgelopen maanden,’ zegt hij in zijn Haagse werkkamer, ‘is het gegaan zoals het in Europa wel vaker gaat. Ineens ontstond er een breed gedragen gevoel van: hé, we moeten er nú uitkomen. De Duitsers kondigden aan dat ze er werk van wilden maken. Sarkozy werd tot president gekozen en wilde meteen daadkracht tonen. En Blair wilde vlak voor zijn afscheid geen crisis veroorzaken.’ Eigenlijk, zegt Frans Timmermans, is onderhandelen in de EU zoiets als koken. ‘Je staat te roeren en je denkt: het wordt niets. En dan ineens, hup, is de saus gebonden.’
Poolse loodgieters
In Europa heeft Nederland voorlopig weer even krediet. Maar hoe zit het intussen met de binnenlandse steun voor Brussel? Binnenkort besluit het kabinet, na advies van de Raad van State, over een tweede Europa-referendum. Een beetje enthousiasme van de bevolking zou goed van pas komen.
Op een doordeweekse namiddag in augustus zit Timmermans, vers terug van vakantie, in een studio in Amsterdam-West. Hij is te gast bij ‘De peiling’, een programma van Radio Noord-Holland waar luisteraars hun hart kunnen luchten. Een uur lang wordt Timmermans bedolven onder een verbijsterende lawine aan eurochagrijn. De ene beller klaagt over Poolse loodgieters. De ander maakt zich kwaad over de maandelijkse verhuizing naar Straatsburg. Een derde stelt voor om in Nederland opnieuw grensbewaking in te voeren, ‘met goedbewapende militairen, zoals bij de grens met Servië’. Vrijwel allemaal voelen ze zich belazerd door de euro en willen ze de gulden terug. ‘Wanneer gaan je ogen eens open, man?’ gilt een beller tegen de staatssecretaris.
Timmermans luistert geduldig, zijn handen voor zich op tafel gevouwen, en dient de boze burgers van repliek. Na afloop in de foyer is er op zijn gezicht weinig meer te bespeuren van de Brusselse euforie van anderhalve maand geleden. ‘Ik neem de zorgen van de mensen serieus, maar zoiets heb ik nog nooit meegemaakt. Na de top was de stemming over Europa even leuk, maar nu staan de mensen blijkbaar weer in hun normale stand.’ Hij zet gang richting zijn dienstauto. ‘Soms,’ zegt hij, ‘voel ik me een beetje Staatssecretaris van Chagrijn.’