Een jongen die wegliep uit het oeuvre van Van Zomeren

Bestuur is vooral beheer – Frans Weekers schijnt daar iets van te weten. Maar beheer is saai en ambtelijk en onpersoonlijk. Dus een Kamerlid met ambitie heeft wel wat beters te doen. Of je moet ineens een incident met fijn veel schandaalpotentie hebben.

Door

Tom-Jan Meeus namens NRC Handelsblad

Dit behandel je dan even met de bekende grote woorden – onderste steen, spoeddebat, vertrouwensvraag – en als dat achterwege is herstelt de Haagse orde zich razendsnel, zoals je donderdag kon zien. Twee dagen nadat ze Weekers  door de wringer haalden over de toeslagenfraude, de fraude die je wist dat zou komen, hadden politieke leiders en media amper aandacht voor het Verantwoordingsdebat, waar het beheer van alle rijksmiddelen in 2012 op de agenda stond.

Dit nadat de Algemene Rekenkamer een nogal alarmerend feit vaststelde. Zeker gelegd naast die toeslagenfraude, met zijn geschatte kosten van 100 miljoen euro. Want wat bleek? Volgens de Rekenkamer is niet na te gaan of de 8 miljard bezuinigingen, die het kabinet in 2012 zou doorvoeren, zijn gerealiseerd.

Nu even ademhalen. We hadden vorig jaar: Catshuisberaad, Lenteakkoord, Herfstakkoord, regeerakkoord. Maar wat van al die plannenmakerij is uitgevoerd weten we dus niet. Onbekend gebleven. Raden maar. En belangrijker:het kan in Den Haag bijna niemand wat schelen. Zo was het beheer de verliezer van de week: in Kamer en media blazen ze liever een fraudezaak op dan dat ze zo’n fundamentele tekortkoming doorgronden.

De andere onzichtbare verliezer deze week was de SP. Ze zullen het nooit openlijk toegeven, maar in bestuurlijke kring – topambtenaren, werkgevers, PvdA – bestond een half jaar terug grote vrees dat de FNV dit jaar in handen van het SP-activisme kwam – eerst strijd, dan praten. Einde van het overlegmodel. Door het sociaal akkoord kromp dit gevaar al (daarom kwam het er), en met de verkiezing van Ton Heerts is de SP terug in de Haagse periferie. Dit is geen detail. Ook niet voor de SP. Eerst zwakke verkiezingen, daarna verlies in de vakbeweging: zware nederlagen zijn het, die het oppositiewerk hoogst ongemakkelijk maken.

Over de SP sprak ik laatst uitvoerig met een man die je niet meteen SP-deskundigheid zou toedichten: Wouter Beekers (33), die onlangs directeur van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie (CU) werd.

Wouter Beekers is zo iemand die ogenschijnlijk keurig in de Haagse ambiance van Arie Slob past. Slimme en open types omgeven hem, jong, modern, niet zelden totaal geïndividualiseerd. Mensen die zo open in het leven staan dat ze probleemloos onmodieus kunnen zijn.

Zo viel in die kakofonie rond Weekers de kalmte van CU-woordvoerder Carola Schouten op. Een alleenstaande moeder die, anders dan haar CDA-collega Pieter Omtzigt, niet meedeed aan de minipolitieke pogingen Weekers te vloeren. Zij maakte het principiële staatsrechtelijke punt: de staatssecretaris is verantwoordelijk voor de belastingdienst, hij hoeft niet alles te weten, als hij ook daarvoor de verantwoordelijkheid accepteert. Dit deed Weekers, en dus behield de CU vertrouwen in hem, dat Schouten zonder opsmuk uitsprak.

Ze demonteerde zo ook de luidruchtige aanpak van Omtzigt, wiens kritiek op Weekers all over the map was: volgens de CDA’er wist Weekers eerst te weinig over de fraude, toen teveel, zo volgde het ene hagelschot na het andere. Oppositie om de oppositie. Schieten tot de verzwakte bestuurder bezwijkt.

Dit is het CDA anno 2013. De partij steunde de laatste decennia in studie na studie de mantelzorg. Maar nu ook het kabinet dit doet, om miljardenbezuinigingen op langdurige zorg te legitimeren, geeft ditzelfde CDA niet thuis. Het gevolg: een kabinet dat voor elementaire bezuinigingen afhankelijk is van gelegenheidscoalities –waarin bijna altijd de CU zit.

En Wouter Beekers is iemand die de houding van die laatste partij volmaakt personifieert. Juist door zijn bijzondere achtergrond: hij is de oudste zoon van Herman Beekers en Ineke Palm, namen uit het oeuvre van Koos van Zomeren. Begin jaren zeventig waren ze twee van de oprichters van de SP. Mensen die, ook nadat Wouter in 1979 werd geboren, ,,een leven van beroepsactivist’’ leidden, vertelde hij me.

Veel draaide thuis om de partij en het onrecht, dat elke dag bestreden werd. Jan Marijnissen en Agnes Kant waren gezichten van zijn jeugd. Als jongen ging hij er totaal in mee: toen hij klaar was met school ging hij helpen in Kosovo, in de misère van de Balkanoorlog.

In de SP tolereerden zijn ouders de partijdiscipline, zei hij, maar thuis vroegen ze hem elke vanzelfsprekendheid ter discussie te stellen. Dus constateerde Wouter Beekers gaandeweg dat ook bij die SP dingen niet klopten. Je hele bestaan aan de partij opofferen – en dan tóch denken dat bij de dood alles ophoudt. Raar. Het zwart-witte SP- wereldbeeld van slachtoffers en daders; en het holle idee dat alleen de overheid dit kon oplossen. De neiging onrecht soms uit te vergroten, en de politieke exploitatie ervan.

Zodoende werd hij, student en later wetenschapper op de VU, gegrepen door het verzuilde idee van ruimte maken voor verschillen. Het recht op individuele vrijheidsbeleving, met de overheid op afstand. Mooi vond hij dat, een kleine bevrijding van zijn jeugd. Het lidmaatschap van het CDA paste daarin. Net als later zijn ‘relatie met God’, aangezwengeld door zijn vriendin, de latere moeder van zijn kinderen.

Pas toen hij in de formatie van 2010 Hans Hillen op de radio hoorde, werd hij actief C DAlid. Dit hebben ze in het CDA geweten. Hillen zei: de CDA’ers die tegen samenwerking met de PVV zijn, kun je op de vingers van één hand tellen. Hij schreef spontaan een petitie, een stap die uiteindelijk leidde tot het historische CDA-congres van 2010. Hij vond dat het CDA zich verloochende als het met Wilders werkte. Maar de heftigheid van de reacties overviel hem. Wat een toestand. ,,Het heeft het CDA weinig goeds gebracht’’, zei hij schuldbewust.

Toen hij eind vorig jaar in de sollicitatieprocedure bij de CU belandde, bleef hij CDA-lid.Die partij ergerde hem wel steeds meer. Maar hij stapte pas over toen de CU hem had aangenomen. Dit verraste mij: maakte hem dit niet kwetsbaar voor het verwijt van politieke jobhopper?

Het interessante was: Wouter Beekers zag het punt niet zo. Ook bij de CU, zei hij, bracht niemand het op. ,,Ik had een mooie baan op de VU, ik was niet van de partij afhankelijk.’’ Maar vooral benadrukte hij dat partijloyaliteit niet stimuleert dat medewerkers bijzondere ideeën inbrengen. Dit laatste zocht de CU, ook omdat de stroom uit de eigen kring opdroogde. Bijzondere ideeën – over een kleinere overheid en meer ruimte voor de maatschappij; een nieuwe invulling van begrippen als soberheid, matigheid, naastenliefde.

Van de SP via het CDA naar de CU – zo illustreert Wouter Beekers dat het gesloten wereldbeeld, waarin kleine christelijke partijen jarenlang gevangen zaten, volledig is verdwenen. En dat het (voorzichtig) wordt overgenomen door partijen als het CDA en de SP, die dus wél in staat zijn tot blinde oppositie.

Maar als je goed luistert, naar Beekers en anderen, is die CU ook weer niet bevangen door totale naïviteit. Beekers gaat niet over de actuele politiek. Maar nu vaststaat dat de CU voor het kabinet onmisbaar wordt, beveelt hij zijn partij aan dat zij haar onderhandelingspositie uitbuit. Zodat ,,echte CU-punten’’ in het beleid opgenomen worden. Bij voorbeeld in de zorg en in de maatschappijvisie van Rutte II.

Ze zullen nog opkijken in het kabinet, als ik me niet vergis.

 

De leegte achter Geert die zelden wordt gezien

Goed, dat grote debat van deze week had dus amper impact. Veel gezegd, weinig gebeurd. Kabinet en oppositie die willen praten – als dat al nieuws moet zijn. Rutte II blijft een gammel kabinet: niet gevallen en niet gered. Het machtspolitieke tussenstandje na donderdag is dat Pechtold op winst staat, terwijl Samsom de komende weken hard moet vechten om te beletten dat hij in alleen maar een defensieve positie terechtkomt.

Door

Tom-Jan Meeus namens NRC Handelsblad

Want nu Buma vrijwel zeker afhaakt voor substantiële steun aan het kabinet, zullen compromissen over grote thema’s (bezuinigingsomvang, inkomensverdeling, lasten, sociaal akkoord) vrijwel altijd afhankelijk zijn van de steun van D66.

Onder Pechtold is die partij in economisch opzicht de erflater van Jan Terlouw, niet Van Mierlo. Terlouw: de man die in 1982 met Den Uyl brak, waarmee hij de werkgelegenheidspolitiek van de PvdA en toenmalig FNV-voorzitter Wim Kok torpedeerde. De eerste breuk van D66 met PvdA en vakbeweging: een manoeuvre die onder Van Mierlo ondenkbaar zou zijn geweest. Nu dringt ook Pechtold een PvdA-leider keuzes op die hoogst pijnlijk voor de PvdA en zijn zielsverwanten zouden uitpakken: breken met de lage inkomens en/of de vakbeweging. Of breken met het kabinet.

Tegelijk kunnen we nu veilig vaststellen dat Samsom in de formatie, vlak na zijn schitterende zege, dure missers beging. Han Noten, de oudvoorzitter van de PvdA-senaatfractie, beschreef zijn eigen ‘ijzeren wet van Noten’ in deze krant van 26 september vorig jaar: dat een senaatfractie een kabinet nooit aan een meerderheid zal helpen als partijgenoten in de Tweede Kamer tegen een wetsvoorstel stemden.

Niet waar, reageerden ze destijds in de PvdA: overschatting van de senaat, ontkenning van de wil van de kiezer. Noten vertelde me later dat hij de eerste weken van de formatie Dijsselbloem, Martijn van Dam én Samsom waarschuwde. En pas afgelopen donderdag, exact een jaar na Notens N RC -stuk, volgde de erkenning van Samsom (en Rutte) dat Noten dus gewoon gelijk had: anders hadden ze niet zoveel ontvankelijkheid voor praten met de oppositie hoeven tonen. Een klassiek misverstand is dat leiderschap alleen wordt getest in crises; een vaardige leider kan ook zijn overwinningen uitspelen. Samsom deed dit vorig jaar niet, een ideële keuze: hij was zozeer overtuigd van het belang van oprecht onderhandelen, zonder CDA-achterommetjes, dat hij meteen voor Rutte koos. Wat een opluchting: coalitie op basis van geven in plaats van nemen. Zo verbond hij zich aan het lot van de premier. En met de stand van de peilingen, en de druk van een diepe buiging voor Pechtold in het vooruitzicht, is duidelijk dat hij nu de gevangene van Rutte is. Een falen van de premier is Samsoms falen. En de coalitie is nu zo zwak dat zelfs het minste dualisme al riskant is: zo klein zijn de kansen voor het eigen PvdA-geluid.

Intussen konden we, nog een veeg teken, de terugkeer van de angst voor Wilders registreren. Als machtsfactor is de PVV-leider uitgeschakeld sinds zijn vertrek, vorig jaar, uit het Catshuis. Maar als agitator maakte hij deze week zijn rentree. En hoe.

Een jaar hanteerden alle partijen in grote debatten hetzelfde tactiekje: negeren die man, laat hem maar schreeuwen, we zeggen lekker niets terug. Binnen de PVV kunnen ze smakelijk vertellen hoe vreselijk hun leider dit vond: een nicotineverslaafde langdurig opgesloten in een rookvrije ruimte.

Dat negeren had een aanvullend voordeel voor de andere partijen. Wilders’ aanhang wantrouwt de traditionele politiek, en felle kritiek uit die hoek bevestigt zijn kiezers in dit wantrouwen. Vandaar dat Rutte tijdens zijn eerste kabinet het debat met Wilders tot het uiterste wilde vermijden. Na de vorming van Rutte II nam iedereen dit over.

Maar nu is Wilders in de peilingen weer structureel de grootste geworden, en dat verandert ook hem. In zijn omgeving beamen ze dat hij Samsom vorig jaar in de campagne niet durfde te attaqueren. Nu wel. En iemand als Buma ziet dat Wilders hem groeikansen in de peilingen ontneemt, dus ook hij voelt de noodzaak het debat met de PVV-leider te openen.

Het droevigste aspect hieraan is het doelgroependenken dat zich ook van het versnipperde partijenlandschap meester heeft gemaakt. De kans dat D66-kiezers op de PVV overstappen is nu eenmaal miniem, en vice versa. Dus als de tvstations de algemene beschouwingen afdoen met Wilders die Pechtold voor miezerig mannetje uitmaakt, calculeren ze in beide partijen dat dit voor de eigen electorale positie gunstig is. Zo cynisch kan het zijn.

Gelijktijdig is het bijzondere dat media nagenoeg geen energie steken in de gang van zaken binnen de PVV. Wie in die kringen een beetje gaat buurten, komt er al gauw achter dat die partij nog altijd veel gammeler is dan het hele kabinet bij elkaar. Maar bijna niemand die dit weet. Weinig in Wilders’ openbare optredens is toeval, vertellen zijn intimi: teksten voor een groot debat worden weken tevoren gemaakt, zijn medewerkers denken uit hoe hij zo’n Pechtold zal pareren, hij oefent op alle interrupties. En one-liners schrijft hij in steekwoorden op een wit Kamerbriefje – zodat Bosma en anderen ze kunnen aanscherpen. De interne paranoia is nooit verdwenen. Met argusogen letten (oud-)volksvertegenwoordigers op de commissie die de kandidatenlijst voor de Europese verkiezingen samenstelt. Onjuiste oude CV’s van mogelijk concurrerende kandidaten gaan verlekkerd rond. En tot frustratie van sommige kandidaten heeft Wilders zich ook in deze commissie gezet, naast de impopulaire Europarlementariër Laurence Stassen en het Tweede Kamerlid Joram van Klaveren.

De laatste is een verhaal op zich. Een kale man (34), hard rechts, oud-VVD’er, oud-leraar, die intern weinig vijanden maakt. Maar ook iemand die na de nederlaag van 2012 met PVV’ers een mogelijke opstand tegen Wilders besprak, vooral omdat hij zich ergerde aan de volgens hem veel te linkse koers van Wilders inzake zorg en uitkeringen.

Zodra Wilders er lucht van kreeg drukte hij Van Klaveren aan de borst, angstig voor een nieuwe afvallige, en sindsdien suggereert hij intern dat hij in Van Klaveren zijn opvolger ziet. Hij betrekt Van Klaveren bij zijn moeilijkste beslissingen en neemt hem, met Bosma, mee naar gevoelige debatten .

Het is, dit zeggen ze intern letterlijk, typerend voor de leegte van Geert en de partij. Mensen die er instappen zitten voor altijd gevangen; niet tijdelijk, zoals Samsom bij Rutte: voor altijd. Ze zien dat oud-Kamerleden worden afgewezen voor de onaanzienlijkste baantjes, ze ploeteren maar voort, in de hoop politiek aanzien te verwerven, in de vrees dat ze altijd paria blijven. En zo beamen PVV’ers volmondig dat het nog altijd godsonmogelijk is dat deze partij kan regeren: het zou tot dezelfde toestanden leiden als onder Rutte I. Het verbaast hen dat media hier zo weinig aandacht voor hebben.

Maar ze weten ook waarom het er zo zelden van komt: omdat de PVV een eenmanspartij is gebleven, leidt een onthulling van interne affaires nooit tot de beloning die journalisten van andere partijen gewend zijn: er is nooit een bestuur dat ingrijpt, nooit een congres dat bijeen wordt geroepen, nooit een commissie die onderzoek doet. Het enige lid, de politieke zzp’er Wilders, doet gewoon alsof er niets aan de hand is: geen commentaar, einde verhaal.

Dus wat de in de partij gehate Hero Brinkman met zijn democratisering van de PVV voorstond, dat vinden sommigen nog steeds zo gek nog niet. En het is een kwestie van tijd, zeggen ze, of een nieuwe Joram staat op die over een opstand gaat praten, dan wel een nieuwe Brinkman die eist dat er een echte partij ontstaat. Zolang dit niet gebeurt, zeggen ze intern, dient die hele PVV één doel: de continuering van de loopbaan van de leider.

Dus de wederopstanding van Wilders komt niet alleen voort uit de onmacht van de traditionele politiek, maar ook uit die van de journalistiek, die inzake de PVV vooral nog bestaat uit nietjournalistiek: de kale doorgifte van sweeping statements en tweets van de leider.

Vergelijk dit met de gedetailleerdheid waarmee andere partijen en politici worden gevolgd, zoalshet huidige kabinet, en je ziet: de eenmanspartij is een gevaarlijk effectief mechanisme om het eigen onvermogen te maskeren.

Dus met de PVV gaat het geweldig. Behalve dat het niet waar is.

 

Partijgenoten die toeren uithalen alsof het een sekte is

Een half uurtje nadat Wilders en Le Pen woensdagmiddag hun zelfverklaarde ‘historische’ samenwerking bevestigden, nam ik de tram naar een buitenwijk van Den Haag. Ik ging naar Johan Driessen. Driessen (32) was jarenlang de persoonlijk medewerker van Geert Wilders, daarna Tweede Kamerlid (2010-2012). Hij reisde de wereld rond met de PVV-leider. In de optimistische jaren van de partij woonde hij bijna al het interne overleg van de leider bij, en beheerde hij de kas van de partij.

Door

Tom-Jan Meeus namens NRC Handelsblad

„Kom binnen”, zei Johan Driessen. Een onnadrukkelijke man met een opgeruimd gemoed. Hij was ongeschoren en  roeg een trui. Hij schonk cola. „Z o”, zei hij, „de beslissing is gevallen.” Die middag, toen de cameraploegen zich klaarmaakten voor het grote moment van Geert en Marine, was een persberichtje de wereld ingegaan. Pikant voor wie de PVV kent: Driessen, stond er, ging werken voor Louis Bontes, de verstoten oudpenningmeester van de fractie. De ene oud-vertrouweling van Wilders die samengaat met de andere: daar moest iets aan de hand zijn.

Zijn keuze hing samen, vertelde Johan Driessen, met zijn conclusie dat de PVV „uiteindelijk alle kenmerken van een sekte vertoont”. Een naar binnen gekeerde wereld met een eigen logica, losgezongenvan de realiteit. Hij wilde één keer uitleggen hoe hij zichzelf in dit milieu kon verliezen. En hoe bevrijd hij zich nu voelde.

Het voornaamste dat je van de PVV moet begrijpen, zei Driessen, is hoe „onvoorstelbaar knullig” het er toegaat. Wilders is een begenadigd bespeler van het publieke debat, maar zijn omgeving „hangt van amateurisme aan elkaar”. Niet  alleen staat er, zodra de PVV zelf een toespraak van Wilders organiseert, altijd een vlag scheef of een medewerker in de weg. Ook ontbreekt het politici met wie Wilders zich omringt aan de meest elementaire kennis. Ooit, vertelde Driessen, versprak vicefractievoorzitter Fleur Agema zich: ze dacht, zei hij, „dat Wallonië een provincie van Vlaanderen is”.

En Driessen keek zijn ogen uit toen hij Wilders in 2009 hielp bij de selectie van kandidaat-Europarlementariërs. Ze vroegen de Limburgse Laurence Stassen of ze zich had verdiept in Europa. Jawel, zei Stassen volgens Driessen, ze had „ gelezen over de As van het Kwaad”. Hûh? „Bleek ze de as Berlijn-Parijs te bedoelen.” Later klom Stassen op tot Europees delegatieleider van de PVV. „Z o’n moment dat ik dacht: waar ben ik in godsnaam in verzeild geraakt?”

Terug kon hij allang niet meer. Driessen, een oud- JOVD’er, was in zijn studiejaren (rechten in Nijmegen en Wenen) teleurgesteld geraakt in de VVD van Hans Dijkstal. Hij adoreerde Bolkestein en Fortuyn. En Reagan en Thatcher. Gezond rechts – het echte rechts, in zijn ogen. En Wilders had in een boekje, Kies voor vrijheid (2005), conservatieve kritiek op de VVD geformuleerd die hij van harte onderschreef.

Dus toen hij in 2007 zag dat de PVV een medewerker justitie en buitenlandse zaken zocht, reageerde hij prompt. Werken bij Wilders, een man die zelf als medewerker van Bolkestein was begonnen – een droom.

Hij gaf er een mooie baan voor op: Driessen werkte als advocaat, financieel procesrecht, bij het vooraanstaande Barents Krans. Hij was 25 en naïef, zei hij, hij wilde iets groots doen. Tot zijn verrassing belde Wilders na het eerste gesprek zelf: de PVV-leider wilde hem als zijn persoonlijk medewerker. „Later”, zei hij schaterlachend, „begreep ik dat ik de enige sollicitant van enig niveau was.”

Hij deed werk dat hem enorm aantrok – en enorm afstootte. Het was allebei waar. Hij moest 24 uur per dag klaarstaan voor de leider, en trok voortdurend met hem op. Hij schreef veel van Wilders’ teksten, vaak samen met Martin Bosma. Hij leerde van Wilders hoe je media bespeelt, en waarom zoveel politici opbranden: zij kunnen, zei Wilders, hun optredens niet doseren. Maar hij merkte ook dat in de PVV-leider een bange man schuilt. „Als hij politiek onder vuur ligt, gaat hij onder de tafel zitten.” Een man die moeizaam academici om zich heen duldt. Martin Bosma, zei Driessen, vertrouwde hem ooit toe dat Wilders op dit punt een minderwaardigheidscomplex heeft. Zelf maakte Driessen mee dat Wilders een beleidsnotitie, die Driessen ondertekende met zijn meestertitel, ongewijzigd doorstuurde naar de fractie. „Behalve dat hij ‘m r. ’ voor mijn naam schrapte.”

Zijn opkomende twijfels verdwenen zodra Driessen, als zo vaak, met Wilders op het vliegtuig stapte. Israël, de VS, de UK, Denemarken, weer de VS: zo ging dat maar door. Netanyahu ontmoeten in de Knesset, naar het Congres in Washington, lunchen in het House of Lords. „Als iemand internationaal zoveel aandacht krijgt”, zei Driessen, „ga je zijn zwaktes wegdenken.” Hoewel hij ook op die trips momenten van gêne kende. Bij voorbeeld toen Wilders het  meegereisde PVV-Kamerlid Sietse Fritsma een daverende schop onder tafel gaf, toen Fritsma tegen Avigdor Lieberman, nu minister van Buitenlandse Zaken van Israël, te enthousiast deed over een plan alle Palestijnen de Dode Zee in te jagen. Of die keer dat Wilders’ Amerikaanse anti-islam vriendin, Pamela Geller, de PVV-delegatie vrolijk meenam naar de film in New York. „Zitten we in die bioscoop,valt Geert na een kwartier in slaap.”

Driessens vertrouwensrol was zo groot dat hij ook de bankrekening van de Stichting Vrienden van de PVV beheerde. De rekening waarop Wilders politieke giften ontving. Het ging volgens hem, in weerwil van de beeldvorming, vooral om kruimelwerk. „Tientjes van particulieren.” Maar toen Wilders in 2009 werd vervolgd wegens haat zaaien, was er groot geld nodig om Bram Moszkowicz te betalen. Wilders haalde de helft op in de VS, zei Driessen. Ze gingen op bezoek bij islamcriticus Daniel Pipes van denktank Middle East Forum. Een man die volhoudt dat Obama opgroeide als moslim. Toen het gesprek met Pipes bij inzamelen aanbelandde, zei Driessen, sommeerde Wilders hem „even buiten een colaatje te gaan drinken”. Nadien vertrouwde de leider hem toe dat Pipes voor Wilders aan het werk ging. „Daar is ongeveer een ton op binnengekomen. ”

Gelijktijdig vroeg Wilders steun van Nederlandse particulieren. Ook zo kwam „ongeveer een ton binnen”, zei Driessen. Het was alleen overbodig. Tijdens het strafproces herinnerde Wilders zich ineens dat hij ooit een rechtsbijstandverzekering sloot, beaamde Driessen een eerder bericht in Vrij Nederland. Die polis, in bezit van deze krant, bleek een groot deel van Moszkowicz’ factuurbedrag te dekken. „Dus dat ingezamelde geld is nooit aan de verdediging van Geert besteed”, zei Driessen. Hij zag dat ook Wilders dit moeilijk vond. „Geert wist dat dit niet in de haak was: gewone burgers geld vragen voor jouw verdediging –en het niet aan dat doel uitgeven . ”Maar terugstorten was praktisch ondoenlijk. En waar het geld is gebleven? „Geen idee.”

Intussen bleek het andere Nederland waarover Wilders zo vaak publiekelijk sprak, de PVV-leider zelden bezig te houden. Peilingen en effectbejag – daar ging het hem om. In de periode 2006-2010 had de partij negen zetels en groeide de SP in de peilingen. Dus ging oud-VVD’er Wilders pleiten tegen bezuinigen op zorg en uitkeringen. „Hij zei me letterlijk: ‘Slaat natuurlijk nérgens op, maar ik moet het zeggen’.”

Bij de deze week beklonken coalitie met Le Pen is het niet anders, denkt Driessen. Hij is volgens hem niet echt geïnteresseerd in haar. Of haar programma. Hij wil, niet langer een Haagse machtsfactor, „gewoon weer de aandacht op zich vestigen”. Samenwerking met de Oostenrijkse FPÖ van Strache, die openlijk flirt met antisemitische uitingen, kan  dus ook. „Het gaat Geert alleen om Geert.” Wilders stimuleerde Driessen in 2010 de Tweede Kamer in te gaan. Op verkiezingsavond feliciteerde hij zijn medewerker met een tedere sms. „Iets van: ‘Ik weet dat ik je vader niet ben, maar zo voelt het wel vanavond’.” Meteen erna merkte Driessen dat Wilders hem als zijn dienaar bleef behandelen. Op het internet waren onder zijn naam valselijk extreemrechtse uitingen gedaan. Driessen wilde aangifte doen. „Ik ben nog jong”, zei hij tegen Wilders. „Ik moet langer mee, ik kan dit niet laten passeren.”

Op dit moment zag Driessen terug wat hij eerder zo vaak zag: dat Wilders „in essentie niets geeft om de mensen die zich voor hem uit de naad werken”. Wilders wilde geen aangifte: niet in het belang van de PVV, niet in belang van hem. Het belang van Driessen kon daar nooit tegenop. „Ik had het kunnen weten”, zei hij. „Geert zei vaak: ‘Ik houd meer van katten dan van mensen’.”

Het ging, achteraf, definitief mis toen Driessen in de formatie van Rutte I intern tegen de gedoogrol bleef pleiten. De nieuwe fractie van 24 leden kon dit nooit dragen, dacht Driessen. „Er zaten mensen tussen die Geert niet eens kende.” En er was geen partij. „Ik wist dat hij van mijn opstelling baalde. Ik wist niet dat dit nooit zou overgaan.” Er kwam bij dat Driessen, met zijn vriend Joram van Klaveren, intern een rechtsere koers bepleitte, vooral inzake uitkeringen en zorg. „Weg met die SP-flauwekul.” Ze kregen steun van vijf van de 24 fractieleden. „Maar het gevoel werd breder gedragen . ” Nog steeds. „Bezuinigen op defensie en wel een land van rollators subsidiëren: wie kan dat zijn rechtse vrienden uitleggen?”

Wilders wilde de vriendschap met Van Klaveren, ook oud-VVD’er, na de verkiezingen van 2012 breken, denkt Driessen. Van Klaveren stond verkiesbaar, Driessen belandde op plaats 22 („elf plaatsen onder staatsman Dion Graus”) en viel erbuiten. „Geert duldt geen tegenmacht”, zei Driessen. „Dus haalde hij Joram en mij uit elkaar.” Ook dit herkende hij uit de eerdere vertrouwelijke gesprekken. „Geert vergelijkt zich graag met ‘de intrigant’ uit Asterix”, zei Driessen. „Hij vindt het fijn mensen uit elkaar te spelen.”

Hij overwoog de laatste maanden zijn PVV-loopbaan te hervatten met een plaats op de lijst voor het Europarlement. Geert had het hem aangeboden, hij voerde er gesprekken over, maar gaandeweg dacht hij: ik trek dit niet meer. Zeker toen hij zag hoe Bontes uit de partij werd gewerkt. De zoveelste loyale soldaat die werd afgeserveerd. Zijn conclusie: de PVV is er voor Wilders, maar Wildersis er niet voor de PVV. Al het werk dat mensen in en voor die fractie verrichten, „staat alléén in functie van de voortzetting van de loopbaan van Geert”.That’s it.„Een eigen rol, een eigen mening, een eigen positie –Geert kan dat niet hebben.”  Zeker vier mensen die in de fractie zitten, zei hij, zouden vandaag nog opstappen mits ze een uitweg hadden. Hetzelfde geldt, zei Driessen, „voor talrijke medewerkers”.

Gevolg is dat de partij „nog steeds een boom zonder wortels” is. „Vroeg of laat valt die neer.”Het zegt eigenlijk alles, denkt hij, „dat Geert tien jaar terug voor zichzelf is begonnen en nog steeds geen partij heeft weten te vormen.”Mensen met talent denken nu „wel tien keer na voordat ze met hem in zee gaan”. Omdat steeds meer PVV’ers dit ontdekken, en weinig oud-PVV-Kamerleden een baan op hun niveau vinden, verslechtert de sfeer zienderogen. Het voorlopige dieptepunt, beaamde Driessen, was het oud-Kamerlid dat onlangs werd betrapt omdat het onder valse naam roddels uit de partij aan Wilders mailde. Het Kamerlid hoopt op een verkiesbare plaats voor het Europarlement, vandaar. „Toeren die mensen alleen uithalen in een sekteachtige omgeving”, zei Driessen.

Dus toen hij deze week, Marine Le Pen was net in Den Haag gearriveerd, een arbeidscontractje bij Louis Bontes tekende om hem als medewerker bij te staan, gaf dat Johan Driessen een gevoel van enorme opluchting. Bevrijd uit de PVV-gevangenis. Bontes heeft geen plannen voor een eigen partij, dat wist hij, en dat vond hij prima. Als Bontes uit de Kamer verdwijnt, keert Driessen terug naar de advocatuur.

„Ik wil alleen nog iets afmaken”, zei hij. Zes jaar werkte hij in de beslotenheid van de PVV op het Binnenhof, en dwong Wilders hem overal afzijdig van te blijven.

„Ik kon niemand laten zien wat ik kan en wie ik ben.” En straks kijkt hij, grappig vond hij dat, vanuit zijn nieuwe werkplek uit op de kamer van Wilders. „Ik denk dat ik hemelsbreed op tien meter afstandzit.” De dienaar van weleer komt nog even laten zien dat hij zich niet heeft laten vermorzelen. „Ik ben er nog, Geert.”

 

Gelijk krijgen wordt in de politiek zelden beloond

Toen ze woensdagochtend in Den Haag constateerden dat de coalitie nipt aan een debacle rond het woondossier was ontsnapt, ging Han Noten in Dalfsen, waar hij burgemeester is, op bezoek bij een 60-jarig bruidspaar.

Door

Tom-Jan Meeus namens NRC Handelsblad

Noten (PvdA) belde aan in een halflange winterjas die hij vergeten was dicht te knopen. Hij droeg geen das. Uit zijn rechterzak griste hij zijn ambtsketen.

Zo’n 170 kilometer verderop, in het Haagse perscentrum Nieuwspoort, gaf op dat moment Stef Blok, minister van Wonen, uitleg over het lastminute-akkoord dat hij de nacht ervoor inzake de woningmarkt sloot.

Wekenlang hadden invloedrijke journalisten hem neergezet als bewindsman met de creativiteit van een dorknoper. Dit was zijn weerwoord. De individualisten van D66, strijders tegen het bestel sinds 1966, waren op één lijn gebracht met de orthodox-protestantse ChristenUnie (sinds 2001) en de oudste partij in de Tweede Kamer, de SGP (1918), voor wie „het absoluut gezag” van Gods woord zich „over alle terreinen des levens” uitstrekt (partijstatuten,artikel 2).

Dit was uit bestuurlijk oogpunt kortom spectaculair. Oppositie over een brede linie verleid tot meeregeren. Een carnavalscoalitie als het nieuwe midden. En het CDA dat verward achterbleef: een eeuw geregeerd, en bij de eerste poging tot handige oppositie meteen veroordeeld tot irrelevantie.

Maar goed. Belangrijker was dat hier een ontnuchterende episode werd afgesloten. Een episode die helaas illustreerde dat Han Noten (54), destijds PvdA-senator, vorig jaar september alle gelijk van de wereld had toen hij waarschuwde dat de nieuwe VVD/PvdA-coalitie een instabiele regering dreigde te worden.

De formatie was destijds maar een paar weken gaande. Omdat de coalitie geen meerderheid in de Eerste Kamer heeft, schreef Noten in deze krant, dreigde voor Rutte II de rol van een minderheidskabinet. Wie „een stabiele regering wil die de vier jaar uitzit en die een beetje toekomt aan regeren” moest nog eens nadenken, aldus Noten.

De reactie in beide partijen was lauw: och, dat liep zo’n vaart niet. Het woondossier illustreerde daarna hoe weinig serieus ze Noten namen. Toen in december bleek dat Blok in de Eerste Kamer geen meerderheid had, waren ze nergens op voorbereid: het vergde anderhalve maand overleg en uiterste improvisatie om  het zaakje op het laatste moment te regelen. Die instabiele coalitie is er dus gewoon gekomen.

Maar was er dan reden Noten te negeren? Je zou het niet zeggen: de oud-FNV-bestuurder en oud-ondernemer (Achmea, NS) leidde acht jaar (2003-2011) de senaatsfractie van de PvdA. Hij voorkwam in 2012 met CDA’er Wijffels de implosie van de FNV. Hij is sinds 2011, als burgemeester van Dalfsen (27.000 inwoners), lokaal bestuurder. Deze man, oud-leerling van de Toneelacademie en afgestudeerd psycholoog, weet een ding of twee van de politiek. En de maatschappij.

Dus nam ik dinsdag contact met hem op: zullen we eens proberen te verklaren waarom ze in september amper luisterden? Dat is goed, zei Noten, maar mijn agenda zit deze week vol.

Zodoende reed ik de volgende dag mee in zijn Skodaatje toen hij op weg ging naar het 60-jarige bruidspaar Hendriksma. Den Haag had het carnavalsakkoord, wij luisterden naar de fraaie verhalen van mensen op hun levensavond. Zwart-wittrouwfoto’s gingen rond, er waren vruchtentaartjes. In de boekenkast stond een puzzelwoordenboek.

Tijdens de rit vroeg ik Noten bij wie in de partij hij destijds zijn zorgen uitte voordat hij dat stuk naar de krant stuurde. Eerst de senaatsfractie, vertelde hij. Daarna sprak hij er Jeroen Dijsselbloem en Martijn van Dam op aan. Ook belde hij Diederik Samsom. „Maar ik merkte dat de onvermijdelijkheid van mijn analyse niet binnenkwam.”

Hij noemde het de ‘ijzeren wet van Noten’: Eerste Kamer-fracties stemmen in 99 procent van de gevallen zoals hun partijgenoten in de Tweede Kamer, dus de statige legitimaties van de senaat – chambre de réflexion, toets op wetgevingskwaliteit – maskeren dat het daar „bijna altijd om macht” draait, zei Noten.

En in de Tweede Kamer zijn ze zich dat amper bewust. „De Tweede Kamer is een gesloten systeem”, zei hij. „Daar beschouwen ze zich niet als onderdeel van de volksvertegenwoordiging, daar zijn ze de volksvertegenwoordiging.” In de partijleiding domineerde bovendien het idee dat de kiezer superioriteit aan de PvdA-opvattingen had toegekend. Overmoed.

„Verkiezingen winnen”, zei Noten, „betekent niet dat de anderen zich voortaan schikken. ”Het kwam erop neer, beaamde hij, dat de PvdA-leiding, in de roes van de zege, „het gevoel voor het systeem had verloren”. Eenzelfde manco registreerde hij trouwens bij journalisten, die hem na zijn stuk in deze krant voor de voeten wierpen dat de senaat „de wil van de kiezer”niet mocht ondermijnen. „Morele verontwaardiging won het van inzicht.”

Het was daarna nog overkomelijk geweest als partijen een open regeerakkoord hadden gesloten, zonder details, met veel onderhandelingsruimte. In plaats daarvan vinkten VVD en PvdA onder elkaar af welke meerderheden ze per beleidsdetail in de Eerste Kamer konden halen. Noten smaalde erover. „Alweer dat rare idee dat in de Eerste Kamer macht geen rol speelt.” De leiders van VVD en zijn eigen partij hebben „bijzonder naïef” geopereerd, zei hij.

Er was ook formeel falen: in de voorfase van de formatie registreerde toenmalig verkenner Henk Kamp (VVD) dat ook de voorzitter van de senaat, Kamps partijgenoot Fred de Graaf, van opvatting was dat de senaat primair de kwaliteit van wetgeving toetst. „Onbegrijpelijk ”, zei Noten. Hij bedoelde dat de voorzitter van dit hoge college van staat in een cruciale fase van de formatie onjuiste informatie verstrekte? „Jazeker bedoel ik dat.”

Nu zitten we met de gevolgen: een kabinet met een zeer ambitieus programma dat voor alle wetgeving aanvullende coalitiepartners moet vinden. „De vraag is hoeveel doorzettingsmacht deze coalitie zal hebben”, zei hij. „Ik ben er niet gerust op.”

Intussen openbaart zich bij vol daglicht een ander dilemma voor de coalitie, en vooral zijn partij. De ongemakkelijke sociale politiek waartoe de PvdA zich heeft verplicht (versoepeling ontslagrecht, kortere WW-duur, etc.) kan alleen worden verzacht als er dit voorjaar een sociaal akkoord met werkgevers en bonden komt. Scepsis is hier geboden. Noten hoopt dat vicepremier Asscher en Samsom de moed hebben het „kleine debat over regeling zus of zo” te verruilen voor een grootse stap.  Zelf steunt hij het idee van werkgevers, vertelde hij, om „pensioenmiljarden” in te zetten als buffer voor economisch herstel, zoals investeringen in de bouw. Geen gewild plan onder FNV-leden. „Haal dat pensioenstelsel uit de logica van de financiële wereld”, zei hij. Altijd maar praten over premie en rendement gaat voorbij aan de essentie. „We moeten pensioen weer zien als investering in de toekomst.”

Evengoed had hij weinig goeds te zeggen over de druk die Samsom op Heerts uitoefent. Nog maar twee weken geleden eiste de PvdA leider steun van Heerts bij de vaststelling, volgende maand, van „een gedeelde sociale agenda” door overheid, werkgevers en bonden: de ‘terugkeer’ van de polder. „Dit moet lukken”, zei Samsom. „Falen is geen optie.”

Het betekent, legde Noten uit, dat de PvdA leider onmogelijke eisen aan Heerts stelt. De FNV is de komende maanden aan het reorganiseren, bonden moeten kleiner worden, leden krijgen meer te zeggen, en als sluitstuk wijzen zij in mei per referendum een nieuwe voorzitter aan. „Nu vergaande toezeggingen eisen, is Heerts vragen om vernietiging van zijn eigen club”, zei Noten.

Gelijk krijgen wordt in de politiek lang niet altijd beloond. Han Noten is niet uitgespeeld – onlangs adviseerde hij nog uitgebreidere ledendemocratie aan voorzitter Spekman – maar zijn Haagse invloeden zijn over hun hoogtepunt heen. In 011 legde hij het fractievoorzitterschap in de Eerste Kamer al neer.Geen tijd meer. En vorige week nam hij definitief afscheid van de Eerste Kamer, uit weerzin tegen de groeiende politieke rol van het orgaan maar ook om zich te richten op Dalfsen en enkele bijbanen. Hij vertrok met stille trom – geen receptie, geen gedoe.

Zijn laatste dag werd, hoe Hollands, een oefening in nederigheid. De technische dienst van de Kamer kwam hem eedelen dat hij zijn iPad moest inleveren. En zijn telefoon: zo’n Nokia van een paar tientjes uit de vorige eeuw. Het laatste overviel hem. „Ik zei: er zitten driehonderd nummers in, mag ik hem misschien houden?”

De ambtenaar streek over zijn hart. Han Noten liet me zijn toestelletje zien. „Dit heb ik dus illegaal in bezit”, glunderde hij.

 

Bestuurderszonen die verdwaalden in de oppositie

Het woord van de week was natuurlijk handreiking. Ik bedoel de handreiking van Buma zoals de Volkskrant die bracht: de openingszet van het CDA in het spel voor mogelijke verbreding van het draagvlak van de coalitie. Toch? Later in de week kregen we andere woorden, ik weet het: JSF, das kleine Dorf, participatiesamenleving.

Door

Tom-Jan Meeus namens NRC Handelsblad

Over het laatste zal uitvoerig debat ontstaan, naar ik vrees met veel deskundigen die de Miljoenennota van afgelopen dinsdag niet helemaal uit hebben. Daarin staat namelijk dat het rijk nog steeds bijna 60 procent van alle uitgaven besteedt aan zorg en uitkeringen.

Dus ondanks dit debat, met of zonder Wouter Bos, staat vast dat die hele participatiesamenleving nog uitermate ver weg is: Nederland blijft een klassieke verzorgingsstaat.

Over de JSF leerde ik vlak na de zomervakantie, toen mensen de zon nog op het gezicht hadden, dat dit voor PvdA politici een onmogelijke kwestie was geworden. Een lokale partijafdeling in Noord-Holland had een avondje met Frans Timmermans belegd. Het was warm, alles stond in bloei, het buitenleven lonkte.

Maar in een bijzaaltje van het plaatselijke hotelrestaurant zaten zeker tachtig PvdA-contribuanten klaar voor het Haagse  bezoek. Oudere mensen waren het, veel mannen, veel snorren, en ze bleken bekend met de kleinste details van het JSF-vraagstuk.

Timmermans speelde zijn eigen eloquente ik. Je kon merken dat hij zich allang had neergelegd bij de aanschaf, want hij, zelfs hij, bleek de argumenten van de sceptici vlekkeloos te kunnen pareren. Hier gebeurde iets, dacht ik: begrip voor de redelijkheid van een minister die zelf zijn draai al had gemaakt.

Totdat ik deze week opnieuw contact zocht met PvdA’ers die ik er ontmoette. Hun mildheid was volledig verdwenen nadat ze hoorden dat Désirée Bonis, het vertrokken Kamerlid, de aanschaf van de JSF vorige maand al voorspelde, en ze dinsdag bovendien de andere bezuinigingsplannen vernamen: toen bekroop ze alsnog een gevoel van bedrog, zeiden ze.

Dus dat Samsom donderdag bij Pauw & Witteman een plotse manoeuvre maakte om zichzelf ruimte in het partijdebat te gunnen, was goed te volgen – net als de milde respons van Rutte daarop. En evengoed zou het knap zijn als PvdA-leden hun leider, een jaar na zijn klinkende verkiezingszege, uitgerekend nu verder zouden verzwakken.

Regeren is nu eenmaal geen abonnement op het eigen gelijk. En de komende maanden heeft diezelfde PvdA belang bij een leider die nieuwe risico’s durft te nemen: als men tenminste wil dat het kabinet overleeft.

Want dat was dus de interessantste ontwikkeling van de afgelopen week: het CDA dat zich los leek te weken van de eendimensionale oppositie uit de eerste helft van dit jaar. En bereidheid toonde het zwalkende kabinet tegemoet te komen – in Tweede en, vooral, Eerste Kamer.

Voor het eerst zei Buma onder welke condities hij Rutte II aan meerderheden kan helpen. Hij suggereerde dat hij openstond voor langzamere terugdringing van het tekort. Niet prettig voor de VVD. Ook keerde hij zich tegen het sociaal akkoord omdat hij de arbeidsmarkt sneller wil hervormen. Niet prettig voor de PvdA. Tot zover leek het CDA terug te vallen op zijn klassieke middenpositie. Maar toen kwam het. Buma vroeg ook lagere lasten in 2014, een kleinere overheid en geen nivellering. Een herpositionering om rechts van Rutte uit te komen, verpakt als handreiking.

Buma had zijn keuzes deze keer afgestemd met Elco Brinkman, CDA-leider in de senaat, die me al in augustus zijn eisen voor het najaar had verteld. De senaatfractie zal tegen het belastingplan stemmen, zei hij, als daar lastenverzwaring en nivellering in zitten. De twee CDA-leiders hadden dus een gezamenlijke oppositiestrategie uitgestippeld. Het was de slotsom, bleek me in gesprekken met CDA’ers, van een ellendig half jaar in de binnenkamers van hun partij.

Om te beginnen is de werkelijkheid nu eenmaal dat die harde oppositie eigenlijk bij geen van beide mannen past. Ze spelen het, en niet heel goed. Je hoeft er alleen hun biografie maar op na te slaan: beiden groeiden op als zoon van een dorpsburgemeester, in gezinnen waar de CDA routine van besturen dagelijkse kost was: gezamenlijkheid zoeken, radicaliteit bestrijden, inderdaad: andersdenkenden de hand reiken. Vader Brinkman, bloedgroep AR, was eerste burger in een dorpje op Goeree-Overflakkee en later in Hardinxveld-Giessendam. Vader Buma, bloedgroep CHU, diende het algemeen belang in Workum en Sneek; ook Buma’s grootvader was burgemeester.

Dus deze mannen wéten waar de toekomst van het CDA ligt: in das kleine Dorf, zoals de uiterst succesvolle CDU van Angela Merkel dat noemt. Das kleine Dorf, met zijn hang naar conservatisme en zijn hekel aan polarisatie, vormt nog steeds de electorale basis van de CDU. Waar het CDA zijn rol als regisseur van het bestuur verloor, met alle instabiliteit van dien, behield de CDU die positie in Duitsland. Je hoeft geen professor in de politicologie te zijn om te snappen dat je das kleine Dorf ook in Nederland vermoedelijk niet terugwint met de keiharde oppositie zoals het CDA die eerder dit jaar af en toe bedreef.

Dit was het hart van het debat dat zich volgens ooggetuigen vanaf januari binnen het CDA voltrok: Brinkman die een constructieve oppositie bepleitte, soms afgewisseld met confrontatie, terwijl Buma van zijn fractie opdracht had het kabinet in gezichtsbepalende dossiers zomin mogelijk tegemoet te komen. Buma kreeg zijn zin.

Intussen moest hij maskeren hoe slecht zijn partij eraan toe was. Na het congres van 2010 over de PVV, een onkarakteristieke manifestatie van emoties, waren veel persoonlijke relaties bedorven. De nederlaag van 2012 maakte het er niet beter op: dit voorjaar raakte het partijbestuur verzeild in hopeloze persoonlijke conflicten, zonder inhoudelijke grondslag, en het vergde bemiddeling van oud-minister Liesbeth Spies om de partijsecretaris uit zijn functie gezet te krijgen.

Pas in de zomer kwam de partij toe aan strategische heroriëntatie. Ook een andere oudgediende, Wim van de Camp, leider van de Europese CDA-fractie, pleitte nu voor oppositie met de floret, niet de botte bijl. Zo werden de geesten rijp voor die ‘handreiking ’ aan de coalitie – met dien verstande dat, als je de ui afpelde, er hooguit een vingertje aangereikt werd. Geen nivellering in 2014 kan misschien nog lukken – zie Dijsselbloem vandaag in deze krant, op de pagina hiernaast. Maar terugdringing van het tekort in een lager tempo? Het is vragen om een nieuwe VVD-opstand tegen Rutte. Lastenverlichting, een kleinere overheid in 2014? Praktisch bijna onmogelijk. En van de PvdA vragen het sociaal akkoord op te geven, om zo de ruzie met de FNV en de eigen achterban op te voeren, net nu Samsom al zoveel moeite met zijn leden heeft, komt gevaarlijk dicht bij een zelfmoordverzoek.

Die hele handreiking stelde in de praktijk zo weinig voor dat Niek Jan Kesteren, als directeur van VNO-NCW een decennialange bondgenoot van het CDA, deze week in een blad van de SER schreef: „Van het huidige kabinet wil niemand dat het valt, maar als het valt, zal het ook niemand verbazen.’’

Maandag presenteert het CDA zijn ‘alternatief ’ voor de begroting van Rutte II, daarna volgen de algemene beschouwingen. In de partij beaamt men dat Buma soms gesprekken met mensen uit de coalitie voert. Maar de kans op dat hij met de coalitie een principiële verbreding van het draagvlak overeenkomt, wordt uiterst klein geacht. Doormodderen, van dossier naar dossier, is de beste optie voor Rutte II, ook al kan dit elk moment tot een fataal ongeluk leiden.

Oppositie is nooit echt iets geweest voor de burgemeesterszonen Buma en Brinkman, ze raakten erin verzeild, als verdwaalde toeristen. Nog steeds kun je merken dat ze soms twijfelen, dat ze een oversteek naar het besturen soms zo gek niet zouden vinden. In elk geval hebben zij met hun handreiking verandering van de beeldvorming bereikt, niet van de werkelijkheid. Het idee mocht niet ontstaan dat het kabinet, mocht het vallen, straks over de onwil van het CDA struikelt.

De handreiking als verwachtingenmanagement. Van mannen die de echte keuze – voor of tegen Rutte II – ook zelf liever ontlopen.

Juryrapport

‘De wekelijkse kroniek van Tom-Jan Meeus is de interessantste toevoeging aan de traditionele Haagse politieke verslaggeving van de laatste jaren.’

Haagse invloeden

De wekelijkse kroniek van Tom-Jan Meeus  is de interessantste toevoeging aan de traditionele Haagse politieke verslaggeving van de laatste jaren. Met een even simpele als briljante vraag ‘op wie moet je letten om Den Haag te begrijpen?’ legt Meeus op onnavolgbare wijze de mechanismen achter de macht bloot. Als tout Den Haag zich staat te verdringen voor een dichte deur waarachter “iets” gebeurt, neemt hij de tram de andere kant op om met behulp van een voor het grote publiek onbekende persoon het échte verhaal van de week op te schrijven. Innovatief in vorm, ambachtelijk in uitvoering. Meeuws zoekt, combineert, luistert en noteert. Altijd verrassend, altijd scherpzinnig. Een must-read voor iedereen die geïnteresseerd is in hoe we geregeerd worden, en waarom en door wie.